Net als bij de vorige versie legt de nieuwe norm de eisen vast voor de vijf grote geluidsthematieken en -problematieken die in een woongebouw kunnen voorkomen: lucht- en contactgeluidisolatie tussen verschillende ruimtes, gevelisolatie tegen geluiden van buitenaf, isolatie tegen lawaai van technische installaties en de beperking van nagalm. Dit laatste punt heeft enkel betrekking op de beheersing van de nagalm binnen gemeenschappelijke ruimtes (inkomhal, gangen, trappenhal…). De nieuwe versie van de norm introduceert bovendien een nieuw thema: de beperking van de geluidsafstraling van technische installaties naar naburige percelen (zoals het lawaai van de buitenunit van een warmtepomp). Deze is voortaan beperkt tot 40 dB(A) op de perceelsgrens. Dit lage isolatieniveau zal onvermijdelijk de keuzemogelijkheden beperken op het vlak van type installatie en de locatie in de woning waar ze wordt geïnstalleerd.
Intrinsieke akoestische prestaties
Het overgrote deel van de doelstellingen uit de nieuwe norm NBN S 01-400-1 heeft betrekking op de gemeten akoestische prestaties in het afgewerkte gebouw. Ze bepalen dus het akoestische comfort dat de bewoners daadwerkelijk ervaren. Nieuw in deze editie zijn enkele doelstellingen met betrekking tot de intrinsieke akoestische prestaties van de toegepaste materialen of concepten. Met andere woorden: de isolatie-eigenschappen zoals die worden gemeten in labo-omstandigheden. Deze doelstellingen blijven echter in de minderheid. Uiteindelijk draait het erom dat het akoestische comfort in het afgewerkte gebouw wordt gegarandeerd. Dat is belangrijk omdat een verkeerde uitvoering van akoestische concepten kan leiden tot een afname van hun efficiëntie, waardoor het beoogde eindresultaat niet zal worden behaald.
Meer aandacht voor contactgeluidisolatie
Met het oog op de uniformisering en de Europese classificatie van woningen via labels (en misschien ooit ook de introductie van akoestische labels voor gebouwen in België) bepaalt de norm drie prestatieniveaus voor akoestisch comfort: klasse A, B en C. De laatste is de minimumnorm, terwijl klasse B of A is voorbehouden voor projecten waar een verhoogd akoestisch comfort van meet af aan een duidelijke eis van de bouwheer is. Let wel, de criteria van klasse C bieden al een zeer efficiënte bescherming tegen geluid en behoren zelfs tot de strengste in Europa. Daarom zullen klasse A of B wellicht maar in weinig projecten worden toegepast. De begrippen ‘normaal comfort’ en ‘verhoogd comfort’ uit de vorige editie van de norm zullen in de toekomst dus niet meer worden gebruikt.
6 dB strenger...
Wanneer we de eisen van klasse C uit de versie van 2022 en 2008 met elkaar vergelijken, zijn ze niet zoveel strenger geworden. Met andere woorden: de impact op de huidige bouwmethodes in België zal vrij gering zijn. Weliswaar vormt contactgeluidisolatie daar een uitzondering in. Waar 58 dB in de vorige editie het maximum was voor een ‘normaal comfort’ op het vlak van contactgeluidisolatie, is voortaan een geluidsniveau onder 52 dB nodig om het minimumcomfort (klasse C) te garanderen. Op het eerste zicht lijkt de daling van 6 dB aanzienlijk, maar enige relativering is op zijn plaats door de bouwsystemen die vandaag worden toegepast. In de meeste recente projecten wordt het maximale geluidsniveau van 52 dB namelijk vaak al gehaald door de combinatie van de vloermassa en (vooral) de goede prestaties van de akoestische membranen die onder zwevende dekvloeren worden gebruikt.
Copyright: Build Silence
Impact op de bouwmethodes
Voor de traditionele (zware) gebouwen blijft de impact van de nieuwe norm beperkt. Zo blijft de ankerloze spouwmuurtechniek (2x14 cm blokken in beton of baksteen met daartussen een spouw opgevuld met minerale wol) in rijhuizen voldoende om aan de gestelde criteria te voldoen. Voor appartementsgebouwen zijn er verschillende ontwerpmogelijkheden. Een van de meest rationele opties is te werken met een zwevende dekvloer en betonnen breedvloerplaten van 20 cm, een draagstructuur van kalkzandsteenblokken van 17,5 cm voorzien van voorzetwanden op basis van 5 cm minerale wol 10 cm gipsblokken geplaatst een soepel membraan. Ook een aantal andere concepten zijn geschikt, zo blijkt uit de nieuwe TV 281 van het WTCB waarin een groot aantal bouwsystemen zijn opgenomen die aan de drie klassen van de norm beantwoorden. Deze Technische Voorlichtingsnota toont visueel en via checklists welke elementen (samenstelling van muren, diktes, dichtheden, aanwezigheid van akoestische membranen…) een impact op de lucht- en contactgeluidisolatie hebben. Met de tabellen kan tegelijk worden gecontroleerd of het gekozen bouwsysteem aan de criteria van de norm voldoet. Het is dus een zeer handig hulpmiddel voor zowel het ontwerp als de controle van de uitvoering.
Complexiteit bij lichte systemen
De nieuwe criteria hebben - in tegenstelling tot de (half)zware constructies - wel een grote impact op de lichtere bouwmethodes, zoals houtskeletbouw en CLT-bouw. Aan de norm werden namelijk twee nieuwe criteria toegevoegd die eisen opleggen op het vlak van de ‘intrinsieke’ akoestische prestaties van de woningscheidende muren en vloeren. Deze moeten in labo-omstandigheden worden gemeten en hebben betrekking op de luchtgeluidisolatie (criterium RA,50 ≥ 50 dB) en de contactgeluidisolatie (criterium LI,50 ≤ 56 dB) binnen het domein van de lage frequenties. De kwaliteit van de isolatie binnen het frequentiebereik van 50-100 Hz was in de vorige editie van de norm immers niet meegenomen. Het idee om dit frequentiebereik voortaan ook mee te nemen, is an sich niet slecht, want vaak zijn de lichtste gebouwen het minst comfortabel binnen het domein van de zeer lage frequenties. De vertaling naar de praktijk roept echter vragen over de concrete toepasbaarheid bij lichte bouwsystemen op. Geen enkel bestaand bouwconcept (met uitzondering van een heel klein aantal zeer specifieke systemen) beschikt over de laboratoriumtesten die deze parameters vermelden. Bovendien zijn deze testen zeer moeilijk haalbaar voor elke individuele werf (zowel qua termijn als kosten). De vraag is dan ook hoe het ontwerp en de verantwoordelijkheden van het bouwteam kunnen worden gecontroleerd? Het is immers niet mogelijk om na te gaan of de criteria van de norm werden behaald voor het gekozen concept. Daarom is het sterk aanbevolen om zich voor deze lichte bouwsystemen, die momenteel niet opgenomen zijn in de voorgenoemde TV-nota, te laten bijstaan door een studiebureau dat in akoestiek is gespecialiseerd.
Geen wettelijke verplichting
Deze NBN is momenteel nog altijd ‘gewoon’ een norm en (nog) geen verplichting. Ze beschrijft de doelstellingen voor een uitvoering volgens de regels van de kunst, maar is niet verplicht toe te passen (zoals dat bij de energieprestatieregelgeving wel het geval is). Toch kunnen de criteria als basis dienen indien een objectief oordeel over de akoestische kwaliteit van een gebouw nodig is (bijvoorbeeld bij geschillen tussen de bewoners en het ontwerp-/uitvoeringsteam). We kunnen deze norm dan ook als een onmisbaar document beschouwen voor het akoestische ontwerp en de uitvoering van woongebouwen.
Een (te?) volledige norm
Tot slot hadden we voor deze nieuwe editie van een essentiële norm voor de sector gehoopt op een vereenvoudiging van de tekst uit 2008, zodat ook wie niet in akoestiek is gespecialiseerd is de norm beter zou kunnen begrijpen en gebruiken. Helaas lijkt eerder het omgekeerde te zijn bereikt. In een betrachting om de norm zo precies en volledig mogelijk te maken zijn, werden nog meer parameters en details opgenomen. Het resultaat is een norm die erg complex is, waardoor de kans reëel is dat ze al te weinig wordt toegepast.
Tekst: Manuel Van Damme – Acoustical Expert
Meer informatie: