"Aannemers moeten vaker hun mening durven geven"
Vlaanderen denkt nog te vaak in stereotypen en vooroordelen over aannemers. Eén van de oorzaken is dat vele aannemers er zelf voor kiezen om onder de radar te blijven. Nochtans kan transparant ondernemen en een open communicatie een gouden zaak zijn voor bouwbedrijven die bv. extra personeel willen aanwerven of de relatie met de buurt optimaal willen houden. Hierover had Bouwkroniek een gesprek met Dajo Hermans en Koen Cypers van pr-bureau Bereal, gespecialiseerd in vastgoed en wonen.
Het cliché-denken over aannemers is hardnekkig: ze zijn moeilijk te bereiken, komen hun afspraken niet na, presenteren een eindfactuur die hoger ligt dan afgesproken en ze hebben enkel jobs voor wie zwaar werk wil uitvoeren in regen en wind. En dan hebben we nog maar het topje van de ijsberg aan vooroordelen benoemd. Nochtans zijn er genoeg bouwbedrijven waar je die ‘problemen’ niet zal tegenkomen. Maar die bedrijven horen we te weinig.
“De projectontwikkelaars kampen al sinds lang met dezelfde vooroordelen. Vroeger was het heersende beeld negatiever dan nu, maar ze slepen nog te vaak het imago mee van op geld beluste ondernemers die elke morzel open ruimte willen volstorten met beton. In het lijstje van meest betrouwbare partners in het proces van wonen en bouwen bengelden ze helemaal achteraan, ver achter de respectabele notarissen en architecten. Voor meerdere projectontwikkelaars hebben wij, net als voor vastgoedmakelaars, zowel individueel als collectief ‘missionariswerk’ verricht inzake transparantie en communicatie en dat begint vandaag stilaan zijn vruchten af te werpen. Projectontwikkelaars verkopen niet langer vierkante meters, maar bieden duurzame oplossingen voor woningtekorten en helpen met hun projecten mee het mobiliteitsprobleem op te lossen. En dat gaat gelukkig verder dan het verkooppraatje. We merken dat projectontwikkelaars zo een aantal plaatsen gewonnen hebben in die lijst van meest betrouwbare partners voor wonen en bouwen, maar we komen van ver”, zegt Dajo Hermans.
Niet afwachten
“Vaak zijn het vrij eenvoudige, logische strategieën die werken. Je moet ze alleen ook consequent toepassen. Zoals dat je niet moet wachten met communiceren tot er al een buurtcomité opgericht is dat met agressieve communicatie in de kranten een project kan torpederen. Ga met de buurt en de overheid in gesprek nog lang voor de eerste vergunning gevraagd wordt. Enkel zo hou je de regie van de communicatie over dat project in eigen handen. Met een vooraf uitgestippeld communicatietraject vermijd je vaak dat de buurt naar de pers stapt, creëer je meer draagvlak en voorkom je dat er massaal bezwaarschriften ingediend worden. De journalist is dan geen vijand, maar iemand die mee jouw boodschap helpt uitdragen. De communicatie met de buurt mag ook niet stoppen zodra de vergunning verkregen is. Dat denken over communicatie geldt net zo goed voor aannemers. De lijn tussen aannemers en projectontwikkelaars is trouwens soms heel dun, nu aannemers steeds vaker zelf projecten ontwikkelen. En daarbij botsen ze op de grenzen van hun communicatie”, stelt Koen Cypers.
Het belang van communicatie kan moeilijk overschat worden. Het gaat veel verder dan het vlotte verloop en verkoop van een project dat je in de markt wil zetten of het vinden van personeel. “Eén van onze motto’s is dat je vriendschappen moet opbouwen in goede tijden en niet moet wachten met communiceren tot als het begint mis te lopen. Met een open communicatie bouw je aan je reputatie en vertrouwen op lange termijn, aan je naamsbekendheid, aan je merk en identiteit als bedrijf, aan je positie in de maatschappij, … Denk voor dat laatste maar aan de wegenbouwers. Op hun werven krijgen die arbeiders al te vaak verwijten naar het hoofd geslingerd van ongeduldige automobilisten die staan aan te schuiven of die moeten omrijden. Wij hebben wegenbouwer DCA zo begeleid met een open brief, een boodschap uit de onderbuik, met de focus op het feit dat die arbeiders in de eerste plaats aan oplossingen werken zodat men straks een vlotter verkeer heeft en dat die eerder een duimpje dan een middelvinger verdienen. Die open brief kreeg heel wat weerklank in de media. Daarmee hebben we nog lang niet alle ongeduldige chauffeurs bereikt of overtuigd, maar de eerste stap is zo al wel gezet”, vertelt Koen Cypers.
“Net als projectontwikkelaars hebben aannemers al eens moeite om in mensentaal te communiceren. Een term als rup of wadi doet niet meteen een belletje rinkelen bij Jan Modaal. En zo is er wel meer vakjargon dat aannemers intern en onder elkaar gebruiken, dat niet aansluit bij de wereld van klanten of andere particuliere stakeholders. De ‘wet Breyne’ klinkt heel gewichtig, maar niet iedereen kan zich daar onmiddellijk iets bij voorstellen. De hulp inschakelen van een communicatieprofessional kan dan zeker een meerwaarde zijn. Daar bestaat soms ook nog een fout beeld over: wij en onze concullega’s binnen de communicatiesector doen in de meeste gevallen veel meer dan enkel een vlot persbericht schrijven. Denk bv. aan het strategische luik, het organiseren van (online) rondetafelgesprekken, buurtinfomomenten, hulp bij het verspreiden van opiniestukken, het maken van video’s en magazines, social media, media- en cameratraining, …”, gaat Dajo Hermans verder.
Elon Musk
Zeker bij de aannemers, maar bv. ook bij de architecten, missen we in Vlaanderen een leidersfiguur, iemand naar wie de hele sector opkijkt. Zoals een Wouter Torfs voor schoenen en retail, of een Elon Musk voor elektrische wagens of een Steve Jobs van Apple. Iemand als een Willy Naessens heeft in Vlaanderen pionierswerk verricht in de beeldvorming over de aannemer. “Hij heeft op zijn eigen manier een beeld gecreëerd van menselijkheid en toegankelijkheid. Maar in de bouw staan nog te weinig aannemers klaar die het gezicht willen zijn van de nieuwe generatie aannemers, als topmanagers van smart technologies. En denk vooral niet dat je kost wat kost een tafelspringer moet zijn om de spreekbuis van een sector te zijn. Integendeel. Maar de bouwsector levert vandaag een flink deel van de top 100 van rijkste Belgen en tegelijk zijn het de minst ‘zichtbare’ ondernemers”, weet Hermans.
“Belgische architecten kunnen internationaal meedraaien op een hoog niveau, terwijl ze communicatief soms nog nergens staan. Ze zitten bv. heel zelden op social media en als ze al eens in de pers opduiken gebruiken ze zo’n moeilijke termen en focussen ze zich zo op hun eigen gevoeligheden, dat enkel nog architecten hun gedachtegang kunnen volgen. Een veelgehoorde dooddoener is dan dat ‘hun projecten voor zich spreken’. Communicatie komt dan ook nergens aan bod in hun opleiding, net als bij aannemers. Eén van de gevolgen is dat zelfs mensen uit de sector het moeilijk hebben om een ‘bekende’ Belgische architect op te noemen. De uitzondering is Leo Van Broeck die charisma, of noem het scherpte, kan koppelen aan kennis. Als ik het stout mag formuleren: het lijkt soms alsof het niet hebben van een eigen mening in de toelatingsvoorwaarden voor architect en aannemer staat.”
Vlaamse aannemers staan mee aan de top inzake technologische innovaties (BIM, automatisering en robotisering, de inzet van drones, …) en staan te trappelen om duurzaam en circulair te gaan bouwen, terwijl dat beeld nog niet zo overkomt bij het brede publiek. Waardoor nog steeds te weinig jongeren (en hun ouders) kiezen voor een opleiding in de bouw. “Ook de inspanningen van aannemers inzake betaalbaar wonen en mobiliteit komen nog veel te weinig uit de verf. Behalve de hele grote bouwgroepen als een Besix en CFE zijn er nog te weinig bouwbedrijven die de moeite nemen om zich te gaan onderscheiden van hun rechtstreekse concurrenten. Terwijl er zo veel kansen voor het grijpen liggen om het net iets beter te doen. Meer nog: als bedrijf ben je vandaag verplicht om ook maatschappelijk een heldere visie te hebben. En die is er, alleen blijft ze nog te vaak onder de radar”, besluit Dajo Hermans.