'Circulair bouwen mag geen modebegrip worden'
Bouwkroniek geeft elke week het woord aan een CEO of andere leidinggevende uit de brede Belgische bouwsector. Deze week komen de antwoorden van Frank Vanhove, managing director Benelux bij Pittsburgh Corning Europe en voorzitter van de Belgische Bouwmaterialenproducenten (BMP).
Een tweede grote beweging is het modulair en vooral circulair bouwen. Als producent van Foamglas zijn wij daar al van in de jaren ’90 mee bezig. ‘Circulair bouwen’ mag liefst niet verworden tot een modebegrip zoals met ‘duurzaam bouwen’ gebeurd is. Circulair denken is een noodzaak. Tegelijk zien we dat het wettelijke kader achterblijft. Bij circulair bouwen moet je op een bepaald moment bouwelementen gaan hergebruiken als grondstof of als geheel inzetten in een volgende constructie. Maar op dat moment worden die bouwelementen wettelijk beschouwd als afval en met de huidige wetgeving kunnen die enkel vervoerd en verwerkt worden door daarvoor erkende bedrijven en doorgaans niet door de producent.
Als fabrikant van bouwmaterialen is het voor mij en voor mijn collega’s bijzonder moeilijk om technisch-commerciële mensen te vinden om architecten, aannemers en bouwheren advies te geven over onze producten. Bouwmaterialen zijn niet sexy om te gaan verkopen. Voorts hebben de producenten van bouwmaterialen veel moeite om geschoolde productie-arbeiders te vinden. In het beste geval werken de scholen met onze materialen, maar daar wordt niet geleerd hoe je ze maakt. Inzake imago zitten de bouwmaterialenproducenten mee in het bad met de bouw in het algemeen. Het beeld leeft nog steeds van zwaar, weinig geautomatiseerd en weinig gedigitaliseerd werk. Dat verandert, maar er blijft een zeker wantrouwen bij jongeren en hun ouders.
Wat heeft de viruscrisis u geleerd over uw bedrijf?
Dankzij de coronacrisis is de digitalisering van de hele bouwsector versneld. Leveranciers, bouwheren, architecten en aannemers stonden – uit noodzaak – bv. meer open voor online meetings. Dat zorgde voor heel wat efficiëntie- en tijdswinst bij alle partijen. Wel merk ik dat het voor sommige - meestal oudere - collega’s digitaal al eens te snel gaat. Een tweede belangrijke vaststelling is dat er zelfs bij de eerste, strenge lockdown bij de lokaal geproduceerde bouwmaterialen nauwelijks problemen waren om leveringen op tijd bij de klant te krijgen. De bevoorrading door Belgische producenten is nooit in het gedrang gekomen.
Ik zie twee bedreigingen. Een eerste is de energietransitie. Heel wat Belgische producenten van bouwmaterialen zijn afhankelijk van aardgas voor de warmte die ze nodig hebben in hun productieproces. Niet elke fabriek kan makkelijk overschakelen naar emissievrije energie. Een tweede bedreiging zien we vandaag reeds opspelen en dat is het tekort aan grondstoffen. Voor de lokale producenten van bouwmaterialen speelt er een combinatie van de beschikbaarheid van grondstoffen – veelal in de bodem - en het kunnen bekomen van vergunningen. Met Foamglas zijn wij een uitzondering omdat wij een beroep doen op urban mining. Onze isolatie bestaat hoofdzakelijk uit gerecycleerd glas en daarvan zal er altijd voldoende aanbod zijn. Een deel van het antwoord op de grondstoffenproblemen ligt in het circulaire verhaal, maar er zal altijd vraag zijn naar nieuwe bouwmaterialen.
Ik zie soms een wegwerpmentaliteit bij recente gebouwen die ontworpen worden voor een langdurig en intensief gebruik, zoals musea, scholen, musea of ziekenhuizen. De gebruikte materialen zijn niet altijd berekend op het intensieve gebruik dat je kan verwachten. Men probeert zo een dele van de rekening door te schuiven naar de volgende generatie.