Sociale partners willen Vlaanderen digitaal versnellen
De Vlaamse sociale partners lanceren een actieplan digitalisering. Daarmee willen ze de huidige en toekomstige Vlaamse regering ertoe aanzetten om de digitale transitie grondiger aan te pakken. Als we nu niet handelen en anticiperen, dreigt Vlaanderen achterop te hinken omdat andere regio’s/landen de transitie sneller maken. Ook binnen de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) starten de sociale partners met verschillende acties.
Iets minder dan de helft van de Vlamingen in de leeftijdsgroep van 25 tot 64 jaar vindt het nodig en nuttig om een bijscholing of opleiding te volgen nadat ze gestart zijn met werken. In vergelijkbare landen is dat ongeveer twee derde. Nochtans krijgen steeds meer jobs een digitale component waardoor vele mensen nieuwe kennis en competenties nodig hebben. Digitalisering verandert ook de leeromgeving en het leermateriaal waarmee ze kennis opdoen. Leren op de werkvloer blijkt vaak effectiever dan een cursus volgen in een klassiek klaslokaal. Nog te weinig ondernemingen en organisaties in Vlaanderen zijn georganiseerd als leergerichte werkplaatsen.
De Vlaamse sociale partners vinden het hoog tijd dat Vlaanderen een versnelling hoger schakelt: zowel het onderwijs, de arbeidsmarkt als de economie en de overheid moeten zich sneller aanpassen aan de digitaliseringstrend en de ontwikkelingen niet zozeer ondergaan, maar vooral mee sturen. Daarom formuleren de sociale partners een hele reeks aanbevelingen en acties om samen met de Vlaamse regering en andere betrokkenen de overgang naar een digitale samenleving nu aan te pakken.
“Alle sectoren geraken doordrongen van digitale technologie en de versnelling is duidelijk voelbaar. De startpositie van de bedrijven in Vlaanderen is niet slecht, maar de digitale ontwikkelingen gaan snel en zijn diepgaand. Enkele kleine maatregelen in de marge volstaan niet. Een volwaardige digitale agenda is nodig voor alle beleidsdomeinen. De huidige en toekomstige minister-president hierin een sterke, coördinerende en sturende rol geven, zou de versnelling een boost moeten geven”, verklaart Hans Mazertens, voorzitter van de SERV.
“Digitalisering stelt ons voor uitdagingen, maar schept tevens enorme kansen voor meer welvaart en welzijn in Vlaanderen. Met z’n allen mee zijn en blijven is cruciaal. Speciale aandacht moet gaan naar kwetsbare groepen en naar bedrijven, werkenden en werkzoekenden die achterblijven op het vlak van innovatie en competenties”, vervolgt Caroline Copers, ondervoorzitter van de SERV.
Het VESOC-akkoord dat de Vlaamse regering en de sociale partners vorig jaar in juli sloten, vernieuwt de opleidingsincentives om werknemers meer te laten bijleren of herscholen. De SERV vraagt nu via dit actieplan digitalisering bijkomende aandacht voor de leermotivatie en het voort stimuleren van deelname aan opleiding en vorming. Ook meer intersectorale samenwerking is nodig want sectorgrenzen vervagen. Zo is bv. het tekort aan technisch geschoolden niet specifiek voor één sector, maar kampen verschillende sectoren met dit probleem.
Drie op de vijf bedrijven (59%) in België vinden moeilijk ict-specialisten voor openstaande jobs. Dat is meer dan in de meeste andere OESO-landen. Tegelijk studeren erg weinig studenten in de computerwetenschappen af. Dit tekort aan geschikte profielen en competenties zet een rem op onze bedrijven en de economie. Daarom vragen de sociale partners om ict in het leerplichtonderwijs op een hoger niveau te tillen. Niet enkel toepassingen zoals Word en Excel moeten op het programma staan, maar vooral ook digitale vaardigheden zoals programmeren, inzicht in algoritmes en cybersecurity. In het hoger onderwijs moet het gespecialiseerde aanbod voor artificiële intelligentie uitbreiden.
Daarnaast is een ambitieus programma nodig voor bijscholing in ict en complementaire vaardigheden zoals teamwerk, ondernemerschap en creativiteit. Het moet de ambitie zijn om zowel inactieve, werkzoekende en werkende mensen op te leiden voor vacante digitale jobs via stages, duaal leren en kortlopende trainingsprogramma’s. Om het levenslang leren aan te moedigen willen de sociale partners de universiteiten aansporen om hun studieaanbod meer te richten tot werkenden. De werkomgeving is vaak de belangrijkste en meest effectieve plaats om (bij) te leren. Daarom moeten bedrijven en organisaties meer inzetten op ‘skill intense workplaces’, werkplekken waar leren actief gestimuleerd wordt via de werkorganisatie. Ondernemingen, leidinggevenden en werknemers moeten daarin worden ondersteund via het sectorale opleidingsaanbod en een goede inzet van incentives zoals de kmo-portefeuille, de Strategische Transformatiesteun en Focus op Talent.
Digitalisering mag niet leiden tot een grotere ongelijkheid in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Zo mag bv. levenslang leren niet enkel weggelegd zijn voor hoger opgeleiden. De sociale partners vragen bijzondere aandacht voor (nieuwe) kwetsbare groepen (zoals werknemers in routinematige jobs). Zowel mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt als mensen met onvoldoende digitale vaardigheden moeten aan boord gehouden worden.
Met deze en andere aanbevelingen – op tal van domeinen zoals het innovatiebeleid, digitale infrastructuur, de digitale overheid, privacy en veiligheid, …. – willen de sociale partners een soepele transitie naar een digitale economie en samenleving mogelijk maken. Hier werk van maken is cruciaal. De terugval van ons land op de Europese index voor digitale economie en maatschappij 2018 is tekenend (2016: vijfde; 2018: achtste). Dit heeft niets te maken met achteruitgang in eigen land, wel met de grotere vooruitgang in andere referentielanden. Een digitale agenda voor Vlaanderen is dringend nodig. De sociale partners rekenen daarom op de Vlaamse regering om een digitale versnelling hoger te schakelen.