Vijf maatregelen moeten gebouwen energievriendelijker maken
De bouwsector klinkt nog steeds optimistisch en verwacht na een groei met 3,3% in 2018 dit jaar nog een toename met 2,5%, die heel wat sterker is dan de geschatte algemene economische groei met 1,4% in ons land dit jaar, zo blijkt uit cijfers van Euroconstruct en de federatie van de Europese bouwnijverheid FIEC.
Tijdens het eerste trimester van 2019 kwamen er ook duizend arbeidskrachten, van wie 600 werknemers en 400 zelfstandigen, bij in de sector, die nog wel 12.600 vacatures heeft openstaan, meldt de Confederatie Bouw n.a.v. de voorstelling van diens jaarverslag met als titel ‘Stevige fundamenten waarop u kan bouwen’.
Van een terugval is in de bouw vooralsnog geen sprake, zo blijkt uit haar zesmaandelijkse conjunctuurenquête. De bouw torst wel na de ict-sector het hoogste vacaturepercentage (5,8%, tegenover een nationaal gemiddelde van 3,6%). In de woningbouw zal het aantal vergunningen afnemen tegenover 2018, wat logisch is omdat de verstrengde energienormen in 2018 van kracht werden in Vlaanderen. Toch zal de bouw van nieuwbouwwoningen in 2019 nog lichtjes met 1,5% toenemen, tegenover met 2,5% in 2018. De bouw en renovatie van niet-residentiële gebouwen zal dit jaar forser stijgen met 2,5% na een toename met 1,5% in 2018. “De burgerlijke bouwkunde zal in 2019 dankzij grote projecten zoals de Oosterweelverbinding in Antwerpen, de tramwerken in Luik en het Gewestelijk Expresnet (GEN) in en rond Brussel zelfs met 5% groeien na een toename met 10% in 2018”, meldt Paul Depreter, voorzitter van de Confederatie Bouw. Hij voegt eraan toe dat 17,5% van de ondernemingen in ons land bouwbedrijven zijn en dat deze sector goed is voor 7% van de totale tewerkstelling en 5,3% van alle toegevoegde waarde in België.
Energieneutraal en energiepositief
Om het hoofd te bieden aan de klimaatuitdagingen en de energietransitie van gebouwen te versnellen lanceert de Confederatie Bouw vijf maatregelen die ook prominent aan bod komen tijdens de regeringsonderhandelingen. De bouw bezit immers alle troeven om woningen en gebouwen, verantwoordelijk voor 40% van de koolstofdioxide- of CO2-uitstoot in ons land, energieneutraal en energiepositief te maken. Een eerste gevraagde (fiscale) maatregel is de veralgemening van het btw-tarief van 6% voor sloop en heropbouw, ook voor de verkoop van woningen die na sloop gebouwd werden. Daardoor zouden consumenten niet meer sowieso voor renovatie kiezen omdat de btw voor sloop en heropbouw hen te veel kost. Het Rekenhof heeft de kost van die maatregel op 100 miljoen € geraamd.
“Om te vermijden dat een energetische renovatie zorgt voor een herziening van het kadastraal inkomen (KI) en dus voor een verhoging van de woonfiscaliteit vragen we nadrukkelijk dat het KI niet wordt verhoogd wanneer iemand zijn woning energiezuiniger heeft gemaakt”, poneert Robert de Mûelenaere, gedelegeerd bestuurder van de Confederatie Bouw.
Bovendien moet de financiering van energetische renovaties worden vergemakkelijkt. Wie een woning koopt, soupeert het ontleende krediet immers vaak helemaal op bij de aankoop van het goed. Daarom moet de ontleningscapaciteit van kopers uitgebreid kunnen worden. Dat kan door groene rentevoeten, zoals Europa trouwens adviseert, of door de impact van de energiefactuur te integreren in de terugbetalingscapaciteit. Deze maatregelen hebben geen budgettaire kost op zich, maar behoeven een ondersteunend overheidsbeleid. In dezelfde optiek vraagt de Confederatie Bouw om de derdebetalersregeling voor werkzaamheden die de energetische waarde van een woning optrekken aan te moedigen.
Voorts pleit de sectororganisatie voor een brede infocampagne die de hoge rendabiliteit van een aantal energie-investeringen duidelijk in de verf zet. Deze rendabiliteit ligt immers hoger dan de meeste beleggingen en dan de intrestvoeten die ontleners verkrijgen om dergelijke renovaties, die bovendien een korte terugbetaaltijd vertonen, te financieren. En tot slot is ook samenwerking met de regio’s vereist. Zeker voor het aanmoedigen van investeringen met een te beperkte rendabiliteit zijn wetgevende stimuli noodzakelijk die dergelijke investeringen verplichten evenals ondersteunend beleid zoals subsidies en premies, zodat deze investeringen dankzij de steun alsnog rendabel worden. Een heuse energie-omslag, zoals de Confederatie Bouw voorstelt, is enkel mogelijk als de productie dit aankan en de bouw kampt nu al met 12.600 vacatures. Daarom moeten regionale bevoegdheden als vorming, opleiding en omscholing ervoor zorgen dat de bouw voldoende arbeidskrachten heeft om deze energie-omwenteling aan te kunnen. De bouw doet overigens al veel voor de opleiding van zijn werknemers met 800.000 vormingsuren per jaar, waaronder vele winteropleidingen, gefinancierd door Constructiv.
Vraag blijft krachtig
De verwachte economische groei in 2019 in België, vergelijkbaar met die in 2018 (+ 1,4%), zal net als vorig jaar waarschijnlijk worden ondersteund door de bouw. Deze sector blijft immers profiteren van de sterke vraag en kan zo weer beter presteren dan het economische gemiddelde.
De gemiddelde werkgelegenheid in de bouw steeg in 2018 met 1%. Het totale aantal werkenden in de sector nam per trimester toe met 1.000 arbeidskrachten (600 werknemers en 400 zelfstandigen). Deze trend heeft zich in het eerste kwartaal van 2019 duidelijk doorgezet.
Uit de cijfers blijkt nog niet of deze nieuwe toename van de werkgelegenheid ook gepaard is gegaan met een stijging van het aantal gewerkte uren per werknemer, zoals in 2018. Volgens het INR zijn die met 1,2% gestegen van gemiddeld 1.496 naar 1.515, waardoor de totale prestaties van de bouwvakkers met ongeveer 2,3% zijn toegenomen (gesteld dat het aantal door zelfstandigen gewerkte uren zich op dezelfde wijze heeft ontwikkeld als dat door werknemers). Deze stijging is groter dan die voor de ganse economie (+1,3%), wat erop wijst dat de bouw in 2018 beter scoorde dan het totale economische gemiddelde.
Deze toename van zijn productiecapaciteit heeft de sector in staat gesteld om het productietempo te laten overeenstemmen met dat van nieuwe bestellingen. De activiteitsduur in de orderboekjes is dus gestabiliseerd op gemiddeld ongeveer zes maanden sinds medio 2018 en bleef op dit niveau tijdens de eerste vijf maanden van 2019.
Hoewel de cijfers zeer lichtjes krimpen (gemiddeld 179 dagen van maart tot mei t.o.v. 181 dagen drie maanden voordien), blijft de duur van de verzekerde activiteit historisch zeer hoog. Dit wijst erop dat bedrijven logischerwijs de neiging zullen hebben om hun productiecapaciteit voort te ontwikkelen om sneller te kunnen voldoen aan de vraag. Dit is des te meer zo omdat uit de enquêtes van de Nationale Bank blijkt dat het percentage aannemers dat gehinderd wordt door een tekort aan arbeidskrachten in het verleden hoog blijkt, maar beperkt blijft (voor de ganse sector geeft slechts 3 tot 4% van de respondenten aan dat dit op hen van toepassing is).
Volgens de Statbel-statistieken voor het eerste kwartaal van 2019 zijn aannemers overigens nog steeds op zoek naar 12.600 werknemers. In verhouding tot het hele personeelsbestand wijzen die cijfers (die een vacaturegraad van 5,8% weergeven) erop dat de behoefte aan arbeidskrachten zich niet beperkt tot de vervanging van natuurlijke uittredingen. Een vacaturegraad die structureel hoger ligt dan 4% sinds 2016 is immers steeds gepaard gegaan met een toename van het aantal medewerkers.
Daarenboven blijkt de vacaturegraad in de bouw hoger dan het gemiddelde van de economie (3,6% in het eerste kwartaal van 2019), wat erop wijst dat de bouwsector naar verwachting beter zal blijven presteren dan het gemiddelde voor de economie.
De conjunctuurbeoordelingen van de aannemers bevestigen trouwens dat de bouwsector in 2019 nog een reëel groeipotentieel bezit.
De aannemers hadden immers meer vertrouwen in de eerste maanden van dit jaar dan in gans 2018 (meer optimisten en minder pessimisten). Tegelijk hebben minder van hen ook hun productie moeten afremmen door een gebrek aan vraag. De vraag vertraagt trouwens alsmaar minder de productie, een trend in de ganse sector sinds meer dan een jaar.
Meer werken
Dat de ondernemingen hun productiecapaciteit hebben verhoogd en desondanks minder gehinderd worden door een gebrek aan vraag wijst duidelijk op een toename van het uitgevoerde werkvolume. De schattingen op basis van de ontwikkeling van de vraag suggereren overigens dat de stijging in 2018 ongeveer 3,3% bedroeg en dat het werkvolume in 2019 naar verwachting nog kan toenemen met ongeveer 2,5%. De bouw zou dan ook beter blijven presteren dan het gemiddelde voor de economie, zoals blijkt uit de vacaturegraad die er hoger ligt dan in de rest van de economie.
Het economische klimaat vormt op het eerste gezicht een positieve economische context voor de bouw. Ook al is de economische groei zwak, toch leidt hij immers tot investeringen voor bedrijven. Dat is a priori gunstig voor de bouw van nieuwe niet-residentiële gebouwen, vooral wanneer de productiecapaciteit van bedrijven op grote schaal wordt benut en ze uitbreidingsinvesteringen overwegen.
De groei blijkt ook banen te scheppen, wat leidt tot een lagere werkloosheid en een hoger beschikbaar inkomen van de gezinnen. Dit is a priori waarschijnlijk gunstig voor hun investeringen in de bouw, vooral in een hypotheekcontext met erg aantrekkelijke tarieven. Uit de Rentebarometer van de Immotheker blijkt de vaste rente voor een hypothecair krediet met een looptijd van twintig jaar op het laagste peil van de jongste vijf jaar te staan.
Het effect van deze gunstige context op de vraag naar nieuwe woningen blijkt het duidelijkst in de Waalse cijfers, die volgens de jongste beschikbare informatie in 2018 met bijna 4% zijn gestegen. De nog duidelijkere stijging in Vlaanderen (+ 32%) wordt vooral verklaard door twee verschijnselen die niets met de economische context te maken hebben: een aanzienlijk deel van deze stijging blijkt het gevolg van een statistische breuk (de statistieken voor 2018 zijn volledig gebaseerd op een automatisch registratiesysteem voor de verleende bouwvergunningen, dat een volledigere statistiek lijkt op te leveren dan het eerder gebruikte systeem) en het grootste deel van het saldo komt overeen met wat men de gevolgen van het derde ‘epb-effect’ zou kunnen noemen, namelijk een tijdelijke versnelling van de vraag in de laatste maanden van 2017. Net als in 2013 en 2015 dienden Vlaamse opdrachtgevers immers nog snel hun bouwaanvraag vóór 1 januari in zodat hun aanvraag niet hoefde te voldoen aan de nieuwe normen die op die datum van kracht werden. De vereiste tijd voor de behandeling van deze aanvragen verklaart de sterke tijdelijke toename van het aantal nieuwe woningen dat in de eerste maanden van 2018 is vergund.
Het ontbreken van een dergelijk ‘epb-effect’ in 2019 zal onvermijdelijk leiden tot een scherpe daling van het aantal vergunde woningen dat jaar. Naar verwachting zal de productie van nieuwe woningen evenwel nog steeds licht toenemen door de voltooiing van de werkzaamheden aan de talrijke woningen die in 2018 werden vergund, wat toen heeft geleid tot een aanzienlijke toename van de activiteit in dit segment.
Waarschijnlijk wordt de woningbouw behalve door dit ‘epb-effect’ ook nog ondersteund door een toename van de renovatiewerken als gevolg van een positieve structurele dynamiek die verband houdt met de voortdurende uitbreiding van het woningenbestand en de verbetering ervan, o.m. inzake energieprestaties. Globaal genomen wordt geraamd dat het volume van woningbouwwerken dit jaar met ongeveer 1,5% zal stijgen na een toename met zowat 2,5% in 2018.
Kantoren, handelszaken en renovatie niet-woongebouwen
Ook voor niet-residentiële gebouwen profiteren de renovatiewerkzaamheden van een structurele dynamiek die verband houdt met de onafgebroken toename en verbetering van het gebouwenbestand. Dit jaar zou de renovatie ook voordeel moeten kunnen puren uit de steun van het Waalse ziekenhuisplan, dat naar verwachting meer vruchten zal afwerpen bij renovatie dan bij nieuwbouw.
In elk geval heeft de renovatie waarschijnlijk het volume van de niet-residentiële werkzaamheden in 2018 ondersteund, terwijl het effect van de gunstige economische context op de vraag naar dit soort gebouwen niet weerspiegeld wordt in de evolutie van de bouwvergunningen. Het vergunde gebouwenvolume is met ongeveer 12% gedaald (na een stijging met meer dan 25% in 2017) en kon opnieuw de veranderingen in de economische omgeving niet volgen. Na de aanpassing in 2018 zou de vraag vanaf 2019 moeten toenemen als die weer reageert in overeenstemming met de algemene economische ontwikkelingen.
In die bijzondere context zal de productie van nieuwe niet-residentiële gebouwen in 2019 naar verwachting worden voortgezet en zelfs sterker stijgen. Ze zal immers profiteren van de toename van het in 2018 vergunde gebouwenvolume voor gebouwen die het meeste werk per eenheid volume genereren, waardoor overigens een daling in 2018 kon worden vermeden. We noteerden immers een stijging met 130% voor kantoren, een toename met 10% voor gebouwen bestemd voor de dienstensector en een groei met 250% voor andere gebouwen (met uitzondering van ziekenhuizen, scholen, industrie- en landbouwgebouwen). Globaal genomen zal het volume van de utiliteitswerken in 2019 naar verwachting met ongeveer 2,5% stijgen na in 2018 met pakweg 1% te zijn toegenomen.
Burgerlijke bouwkunde
In de burgerlijke bouwkunde komen verschillende projecten in de plaats van werken voor de gemeenteraadsverkiezingen. De gemeentelijke werken, die in 2018 de activiteit ondersteunden, zullen naar verwachting in 2019 fors afnemen. De investeringen van gemeenten en provincies lopen immers traditioneel terug na de gemeenteraadsverkiezingen, die worden voorafgegaan door een fase van verhoogde investeringen. Het Federaal Planbureau verwacht dat de investeringen van de lokale besturen in 2019 met ongeveer 10% zullen krimpen.
Daar staat tegenover dat een aantal belangrijke projecten in 2019 zouden starten of versnellen en zo de activiteit van de burgerlijke bouwkunde naar verwachting zouden ondersteunen als de timing wordt gerespecteerd. Hierbij gaat het o.m. over het GEN, de uitbreidingswerken aan de metro, de Luikse tram, de Oosterweelverbinding en de sluis van Terneuzen.
Daarnaast zouden ook de regionale werken moeten toenemen, tenminste als de door het Federaal Planbureau voorspelde toename van de gewestelijke investeringen (+ 1,2%) in de praktijk wordt bevestigd en ook de burgerlijke bouwkunde ten goede komt.
In die omstandigheden zal het werkvolume in de burgerlijke bouwkunde (renovatie en nieuwbouw) naar verwachting nog met ongeveer 5% stijgen na een groei met pakweg 10% in 2018.
Gunstig, maar kwetsbaar
De bouwconjunctuur zit dus in een gunstige, maar kwetsbare economische fase. Het totale werkvolume zal naar verwachting dit jaar nog met ongeveer 2,5% toenemen na een groei met ongeveer 3,3% in 2018.
Het halen van deze gunstige vooruitzichten hangt wel af van twee voorwaarden. Vooreerst moet de timing van een aantal belangrijke projecten in de burgerlijke bouwkunde worden nagekomen. Daarnaast mag de evolutie van de bouwvergunningen voor niet-residentiële gebouwen, die gewend is geraakt aan grillige bewegingen, niet voor onaangename verrassingen worden geplaatst. De aannemers blaken alleszins van vertrouwen en zijn van plan om hun personeelsbestand uit te breiden.
Plan energietransitie woningen en gebouwen
Driekwart van onze woningen dateert van vóór 1985, toen er nog geen energienormen bestonden. Woningen en gebouwen zijn m.a.w. stevige vervuilers. De bouwsector bezit alle troeven om woningen en gebouwen energieneutraal en energiepositief te maken en kan dus een belangrijke partner zijn in de klimaatstrijd. Om die energietransitie te realiseren en onze woningen- en gebouwenmarkt energievriendelijker te maken stelt de Confederatie Bouw vijf concrete maatregelen voor die snel ingang moeten vinden: de btw-verlaging op sloop en heropbouw, de promotie van energetische renovatie als één van de meest rendabele beleggingen, de toegang tot financiering voor energetische renovatie en de tussenkomst van een derde betaler vergemakkelijken, een vertrouwenskader voor de rendabiliteit van energetische renovaties en samenwerken met de regio’s om investeringen die onvoldoende opbrengen te stimuleren om een flankerend opleidingsbeleid te voorzien.
Vooreerst pleit de Confederatie Bouw voor een btw-verlaging op sloop en heropbouw. Vele oude woningen scoren zo slecht inzake energieprestaties dat het veel meer loont om ze volledig af te breken en er een nieuwe woning op te bouwen die beantwoordt aan alle energienormen. Bij renovatie moet aan geen enkele energiestandaard worden beantwoord, bij nieuwbouw wel. Het is dan ook zeer nuttig om sloop en heropbouw meer aan te moedigen. Vandaag bedraagt het btw-tarief voor sloop en heropbouw 21% in ons land, tenzij in 32 stedelijke centra waar dit btw-tarief 6% bedraagt. De Confederatie Bouw vraagt om die maatregel over heel België in te voeren en niet te beperken tot een aantal gebieden. Daarnaast wil de sectorfederatie dat deze maatregel wordt uitgebreid tot de verkoop van woningen die na sloop worden gebouwd. Daardoor zouden consumenten niet meer sowieso voor renovatie kiezen omdat de btw voor sloop en heropbouw hen nu te duur uitkomt. Zo kunnen we ook verbouwingsoperaties versnellen waardoor gebouwen energie-efficiënter worden gemaakt en een optimaal ruimtebeslag en -gebruik wordt gestimuleerd. Het Rekenhof heeft die kost van deze veralgemening naar 6% btw op 100 miljoen € geraamd.
Daarnaast wil de Confederatie Bouw dat energetische renovatie wordt gepromoot als één van de meest rendabele beleggingen. Investeringen in energetische renovatie hebben een korte terugbetaaltijd en renderen dus snel. Daarom is een brede campagne vereist die de hoge rendabiliteit van een reeks energie-investeringen in de verf zet. Deze rendabiliteit ligt immers hoger dan de meeste beleggingen, waarvan de meeste niks meer opbrengen, en dan de intrestvoeten die ontleners toegestaan krijgen om dergelijke renovaties te financieren. Die campagne heeft een beperkte kost en richt zich vooral tot eigenaars die over voldoende financiële capaciteit beschikken (eigen fondsen of ontleningscapaciteit).
Als derde maatregel wil de Confederatie Bouw de toegang tot financiering voor energetische renovatie en de tussenkomst van een derde betaler vergemakkelijken. Wie een woning koopt, gebruikt het ontleende krediet vaak helemaal om deze aankoop te financieren waardoor geen middelen meer overblijven om aan energetisch te renoveren. Daarom moet de ontleningscapaciteit van kopers uitgebreid kunnen worden. Dat kan door groene rentevoeten toe te passen, zoals Europa overigens aanbeveelt, maar ook door de toepassing van de regels waarbij rekening wordt gehouden met de waarde van de woning na de energetische renovatie of door de toepassing van het principe ‘loan + energy to income’ (de ecovriendelijke hypotheek) i.p.v. ‘loan to income’ waarbij de impact van de energiefactuur wordt berekend en geïntegreerd in de terugbetalingscapaciteit. De overheden kunnen deze maatregelen, die geen budgettaire kost op zich hebben en zich vooral tot de koper-ontlener richten op het moment van de aankoop van de woning, bij kredietverstrekkers doordrukken.
Wanneer eigenaars geen tijd, kennis of financiële middelen hebben om energetisch te renoveren, kan een derde betaler een uitkomst bieden. Die biedt de eigenaar de gelegenheid om deze werkzaamheden te laten uitvoeren en financieren door een derde partij als die zicht heeft op voldoende rendabiliteit. Deze formule leent zich perfect voor tal van situaties, ook voor co-eigendom en huur.
Vertrouwenskader
Ten vierde wil de Confederatie Bouw een solide vertrouwenskader creëren voor de rendabiliteit van energetische renovaties. Om een dergelijk vertrouwen te kweken in (het belang van) energetische renovaties mag een dergelijke operatie dan ook niet leiden tot een herziening van het kadastraal inkomen (KI) en een verhoging van de woonfiscaliteit. Daarom moet de immuniteit van het KI tegenover dergelijke ingrepen verzekerd worden, want anders worden bouwheren nog gestraft voor hun energetische inspanningen. Daarnaast dringt zich een referentiekader op voor de effectiviteit van dergelijke operaties om gemoedsrust te bieden aan de investeerders, in het bijzonder de verleners en de partijen die een derdebetalersregeling aanbieden. Op websites zoals www.energiesparen.be en www.energieplus.be kan je al aan de slag met zo’n kader: op de eerste kan de winst berekend worden voor een serie ingrepen, terwijl de tweede rekenmodules aanreikt die informatie bevatten die deel moeten uitmaken van een referentiekader. Volgens de Confederatie Bouw moet zo’n referentiekader, helemaal aangepast aan de noden van de gebruikers, gepresenteerd worden door de overheid (i.s.m. de sector) om een zo groot mogelijke zichtbaarheid en efficiëntie te creëren. Zo kan de consument snel zien wat diverse energetische ingrepen hem kosten en opleveren. Zo’n referentiekader genereert ook vertrouwen bij de consument en de financiers (banken, derde betalers, …).
“De politieke overheid moet een rechtszeker kader creëren, maar de bouw moet oplossingen aandragen die de politiek kunnen helpen om de Europese klimaatdoelstellingen te halen en die de werkgelegenheid bevorderen” stelt Paul Depreter.
Als vijfde maatregel dringt de Confederatie Bouw aan op voldoende samenwerking met de regio’s om investeringen die onvoldoende opbrengen te stimuleren en een flankerend opleidingsbeleid te voorzien. De hierboven geschetste drie belangrijkste assen om energetische renovatie te steunen (rendabele investeringen, hypothecaire financiering en de derdebetalersregeling) gaan immers uit van een rendabiliteit die verzekerd en voldoende is. Het stimuleren van andere investeringen, waarvan de rendabiliteit ontoereikend is, noopt tot bijkomende samenwerkingsverbanden met de regio’s, zoals wetgevend initiatief dat dergelijke investeringen verplicht of ondersteunend beleid zoals subsidies en premies, zodat de investeringen door deze steun wel rendabel zijn.
Als we een heuse energie-omslag willen realiseren is niet alleen een toenemende vraag naar dergelijke ingrepen nodig, maar moeten we er ook voor zorgen dat de productie dit aan kan. De bouw kampt echter nu al met 12.600 vacatures waarvoor men de juiste competenties niet vindt. Vorming, opleiding en omscholing, allemaal regionale bevoegdheden, zijn dan ook absoluut noodzakelijk om de bouw met voldoende arbeidskrachten te injecteren zodat hij deze energie-omwenteling in de beste omstandigheden kan realiseren. Duaal leren moet aangezwengeld worden en meer middelen krijgen. Hiertoe zal de sector nog nauwer moeten samenwerken met arbeidsbemiddelaars en het onderwijs.
“De bouw telt 206.000 loontrekkenden. Onze sector financiert zijn sociale stelsels, want we werken lokaal”, stelt Rbert de Mûelenaere. Volgens de jongste cijfers studeerden 3.500 jongeren in het bso en 1.164 jongeren in het tso af, of minder dan 5.000 scholieren in het ganse land. Dit cijfer vervangt niet de werknemers die de bouwarbeidsmarkt verlaten door pensionering of een uitvloei naar andere sectoren.