West-Vlaamse bouwkmo’s smeken om personeel
West-Vlaamse bouwkmo’s doen het goed. “Er zijn natuurlijk altijd punten die nog beter kunnen, maar wij verwachten dat 2019 een positief verhaal wordt, net als 2018”, stelt voorzitter Dirk Coussée van Bouwunie West-Vlaanderen bij de voorstelling van de Bouwbarometer voor zijn provincie. 54% van de West-Vlaamse bouwkmo’s is optimistisch voor 2019 en slechts 4% schat het economische klimaat somber in.
Drie van de vier aannemers heeft tot zes maanden werk. 11% heeft opdrachten voor meer dan negen maanden. De orderboekjes zijn dus goed gevuld en de prijzen die aannemers kunnen aanrekenen aan hun klanten zijn goed, maar kunnen (altijd) beter. De algemene verwachting is dat het prijsniveau zal verbeteren als klanten langer moeten wachten tot een aannemer beschikbaar is. Deze belangrijke parameters houden de Bouwbarometer voor West-Vlaanderen mooi boven de grens van 100, wat wijst op een gezonde situatie. De barometer bleef tot eind 2016 onder die grens, maar blijft sindsdien uit het rood.
Het belangrijkste knelpunt in West-Vlaanderen is het vinden van geschikt personeel. Volgens Bouwunie waren eind 2018 afgerond 21.600 bouwvakarbeiders aan de slag in de provincie, wat overeenkomt met het niveau van 2014 (toen de ‘crisisjaren’ begonnen). Het dieptepunt in de tewerkstelling van bouwvakarbeiders in West-Vlaanderen was in de zomer van 2016, toen slechts 20.600 arbeiders aan de slag waren. De absolute piek in de recente geschiedenis was in het najaar van 2011, toen niet minder dan 23.550 West-Vlaamse bouwvakkers in dienst waren.
18% van de West-Vlaamse bouwkmo’s willen nog meer personeel aannemen, maar vinden nauwelijks kandidaten. Daardoor neemt slechts 11% effectief nieuwe mensen aan. Zowat alle jobs in de bouw staan op de lijst van de knelpuntberoepen, van werfleider en calculator tot wegenwerker. Er zijn drie grote struikelblokken voor de instroom van nieuwe mensen in de sector: hun laaggeschooldheid, de taal en het hebben van een rijbewijs”, zegt Vincent Decruyenaere van Bouwunie West-Vlaanderen. Daarom doen vele West-Vlaamse bouwkmo’s een beroep op buitenlands personeel en buitenlandse onderaannemers. “Eén van de problemen daarbij is dat de bouwconjunctuur in West-Europa soms gekke sprongen maakt, waardoor je telkens opnieuw in andere landen gegadigden moet gaan zoeken om in West-Vlaanderen te komen werken. Voorlopig vinden we gelukkig nog wel steeds kandidaten, maar stel je eens voor wat er kan gebeuren als al die buitenlandse werkkrachten in één keer zouden wegvallen”, waarschuwt Dirk Coussée.
Vooral in de West-Vlaamse steden wordt veel gebouwd en gerenoveerd. Oostende, Kortrijk, Waregem en Roeselare boomen omdat er in en rond die steden veel werk is en men meer dan vroeger graag dicht bij zijn job wil wonen. Brugge is nog wat zoekende. In het centrum is daar weinig activiteit, maar in de stadsrand gebeurt wel een en ander. Ook de bouwactiviteit aan de kust doet het opnieuw goed, o.m. omdat beleggen in vastgoed nog steeds heel waardevast is. De trend dat West-Vlaamse studenten na hun studies in het hippe Gent blijven wonen, lijkt volgens het panel van Bouwunie West-Vlaanderen gekeerd.
“De West-Vlaamse overheden moeten blijven investeren en tegelijk de sociale fraude en oneerlijke concurrentie aanpakken. Enkele lokale besturen zoals de stad Oostende namen vorig jaar het voortouw door in grotere bouwprojecten de verplichting op te leggen dat in de hele keten de in België geldende minimumlonen moeten betaald worden. Dat voorbeeld zouden meer steden moeten volgen”, besluit Vincent Decruyenaere.