Bouwsector kiest voor wintertijd
Op zondagmorgen 31 maart verzetten we de klok van winter- naar zomertijd. Als het van het Europees Parlement afhangt, gebeurt die switch binnen twee jaar voor het laatst, al hebben sommige lidstaten aangegeven dat ze hun klokken twee keer per jaar willen blijven verzetten.
Voor de bouw is de keuze volgens Bouwunie alvast duidelijk: als we ervoor kiezen om de klok niet meer te verzetten, dan moet ze om economische redenen op de wintertijd blijven staan. Als de zomertijd ook in de wintermaanden geldt, moeten bouwbedrijven in de winter immers ’s ochtends veel te lang in het donker werken en dat is niet rendabel, niet leuk en niet veilig. Bouwbedrijven zijn het gewend om vroeg te beginnen.
De talrijke ondernemingen die altijd of vaak buiten werken (wegenbouwers, kabel- en leidingleggers, woningbouwers, ruwbouwaannemers, dakdekkers, …), hebben dus meer baat bij het winteruur.
De wintertijd staat volgens Bouwunie voor veiliger en makkelijker werken. Hij sluit het best aan bij de natuurlijke zonnetijd waardoor de werkuren beter overeen komen met de daglichturen. “Voor de duidelijkheid zou het beter zijn te spreken van een vroeg-licht-tijd (i.p.v. wintertijd) en een laat-licht-tijd (i.p.v. zomertijd). De “zomertijd” wordt te veel geromantiseerd en geassocieerd met goed weer en een terrasje ’s avonds. Maar ook met een permanente zomertijd wordt het nog altijd winter en korten de dagen.
In de winter is het altijd kouder, later licht en vroeger donker dan in de zomer, ongeacht de gekozen tijd”, oppert Bouwunie. Iedereen, ook bouwbedrijven, is het er alleszins over eens dat België moet overleggen met de buurlanden om te komen tot één tijdzone. We mogen er volgens Bouwunie niet aan denken dat we de klok moeten verzetten telkens wanneer we even de grens met Nederland of Frankrijk overwippen.