Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Bouw en afwerking

paywall CWFT-tabel voor brandreactie van houten gevelbekleding ingrijpend veranderd

Nadat de Europese Commissie op 22 mei de Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1399 publiceerde, leek ons dit een uitgelezen topic in een special over brandbeveiliging. Wat is de impact van deze Gedelegeerde Verordening, die van kracht werd op 21 augustus, en welke zijn mogelijk hiermee verband houdende hete hangijzers op het vlak van brandbeveiliging?

BKBC - 2024-12-06T094622.304
Carpentier, Paulussen

Begrip ‘hout’ wordt in regelgeving minder breed geïnterpreteerd

In de Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1399 worden de voorwaarden opgesomd voor de indeling zonder testing in klassen van materiaalgedrag bij brand van massief houten lambrisering en bekleding. Waar het op neerkomt, is dat de CWFT-tabel (Classified Without Further Testing) voor de brandreactie van houten gevelbekleding ingrijpend veranderde. Deze nieuwe tabel is van toepassing in het kader van de CE-markering van houten gevelbekleding op basis van de geharmoniseerde standaard EN 14915.

‘Onbehandeld’

Op het eerste zicht lijkt de wijziging miniem, we merken enkel de toevoeging van het woord ‘onbehandeld’ aan de CWFT-tabel. Toch zijn de gevolgen ingrijpend, wat blijkt als we verdere toelichting krijgen bij twee houtspecialisten: Carpentier uit Meulebeke en Paulussen in Retie. Bij Carpentier licht mede-zaakvoerder Stefan Vander Stichele toe wat de CWFT-tabel inhoudt en verduidelijkt hij vervolgens hoe het begrip hout wordt geïnterpreteerd.

“Certified Without Further Testing is een Europese beschikking die houtproducten onder bepaalde voorwaarden rechtstreeks in brandreactieklasse D plaatst, zonder dat aanvullende testen nodig zijn. Tot voor kort stond daarin beschreven dat de houten gevelbekleding voldeed aan de normen van brandklasse D als er sprake was van een gesloten gevelsysteem met een minimale dikte van 18 mm en een densiteit van minstens 390 kg/m³”, stelt hij. “Gaandeweg werd evenwel duidelijk dat het begrip ‘hout’ in de regelgeving te breed werd geïnterpreteerd, wat leidde tot onjuiste aannames over brandveiligheid. De CWFT-normen waren namelijk nooit bedoeld voor behandelde of gemodificeerde gevelbekleding. Toch werd ook dit soort hout vaak onterecht onder de standaard opgenomen. Om verwarring te voorkomen en brandrisico’s te beperken, paste Europa de norm aan en verving het ‘hout’ door ‘onbehandeld hout’. Hierdoor vallen alle behandelde houtsoorten niet langer onder de CWFT-tabel en zijn specifieke brandattesten vereist om aan de normen te voldoen.”

De gevolgen voor de bouwsector blijken ingrijpend. Door de aangepaste regelgeving moeten architecten, aannemers en projectontwikkelaars immers goed kijken naar de gebruikte houtsoorten. Waar de CWFT-tabel voorheen steeds een eenvoudige oplossing bood, zijn nu meestal aanvullende brandtesten en -certificaten nodig om de veiligheid van behandelde of gemodificeerde houtsoorten te waarborgen. Dit heeft tot gevolg dat de keuze van behandelde houtsoorten voor gevelbekleding nu altijd gepaard moet gaan met de vereiste brandcertificering.

“Ik benadruk dat voortaan enkel nog onbehandeld hout binnen de scope valt. Onbehandeld wordt daarbij beschreven als houten materiaal dat niet is gecoat en geen andere behandeling dan klassieke droging heeft ondergaan. Dit betekent dat houtverduurzaming en modificatietechnieken (thermisch, chemisch,… ) voortaan buiten de scope vallen. Het belangrijkste gevolg van deze nieuwe verordening is dat gevelbekleding uit verduurzaamd of gemodificeerd hout niet meer onder de CWFT-tabel valt.”

“Wij bij Carpentier hebben intussen alle testen met succes achter de rug voor onze gesloten Hotwood gevelbekleding in klasse D, die we mits brandvertragende behandeling in klasse B krijgen. Hierdoor kunnen we lokaal en ecologische geproduceerde houtsoorten in de nodige brandklassen aanbieden.”

BKBC - 2024-12-06T094751.840
Carpentier, Paulussen

Ook EN 16755 aangepast?

Bij houthandel Paulussen, een specialist in onbehandeld hout (met een nadruk op zogenaamde Lesser Known Timber Species), wijst men er aanvullend op dat ook de EN 16755 waarschijnlijk aangepast zal worden. Deze Europese Norm heeft het over de technische duurzaamheid van brandvertragende behandelingen. Zaakvoerder Steven Paulussen, die zich al vele jaren specialiseert in brandbeveiliging, omschrijft wat er wellicht zal veranderen aan de EN 16755, die staat voor de ‘Technische duurzaamheid van de prestaties met betrekking tot brandgedrag - Classificering met brandvertragende middelen behandelde houtproducten voor binnen- en buitentoepassingen’.

“Waar het op neerkomt, is dat deze norm aangeeft hoe een brandvertragende behandeling zijn kwaliteit doorheen de tijd moet bepalen en hier vervolgens naar moet handelen. Op die manier kan een producent aangeven welke vorm van onderhoud en welk interval van onderhoud er nodig is, vanaf wanneer de behandeling opnieuw moet gebeuren, welke producten er dan (eventueel extra) gebruikt moeten worden, enzovoort.”

“Hierbij moet ik schetsen hoe er momenteel wordt getest. Brandvertragers kunnen hun duurzaamheid op enkele verschillende manieren in kaart brengen. De aangeraden manier is door de gewone SBI (Single Burning Item) test (EN 13823). Hierbij wordt een brandtest gedaan in ‘End Use’ en volg je op met een identieke brandtest na een bepaalde, langdurige blootstelling, Een andere manier is testen aan de hand van de Cone Calorimeter (ISO 5660-1). Hierbij wordt een klein stukje hout voor en na langdurige of versnelde veroudering getest. Dit is een veelgebruikte testmethode, maar houdt helaas weinig rekening met andere variabelen zoals profilering, montagerichting,….”

Steven Paulussen vermoedt dat de aangeraden manier mogelijk de enige manier wordt. Dit betekent dus dat de ISO 5660-1 (Cone Calorimeter) uit de norm zou worden geschrapt en niet meer geldig zou blijven als bewijs van verduurzaming.

“Deze aanpassing lijkt me terecht”, stelt hij. “Aanpassingen van Europese normen worden vrijwel nooit onrechtmatig gedaan en wetenschappelijk onderzoek gaf al aan dat de ISO 5660-1 niet altijd representatief was voor het bepalen van de duurzaamheid van een brandvertrager. Waar het op neerkomt, is dat er een steeds groter besef in de bouwwereld moet komen dat je brandinferno’s zoals die in de Londense Grenfell-toren in 2017 en begin dit jaar nog in Valencia absoluut moet vermijden. Dit betekent dat je dus altijd op een realistische manier ofwel in ‘End Use’ moet testen. Enerzijds moet je dus de realistische opbouw testen en anderzijds moet je ook een realistische veroudering in kaart brengen. Dat tweede onderdeel is meestal een moeilijker vraagstuk omdat heel wat variabelen meespelen. Een kleine en/of trage uitloging van een brandvertragende behandeling kan grote gevolgen hebben. Kijken we naar heel wat grote branden in de voorbije jaren, dan zien we dat het realistisch testen van gevels heel wat problemen had kunnen vermijden.  Zeker als het gaat om een spouwbrand met een grote of zelfs enorme branduitbreiding wordt het blussen van de gevel bijzonder moeilijk. De brandweer krijgt zijn bluswater dan niet op de plaats waar het zou moeten geraken. Brandreactieklasse is een bijzonder gecompliceerde materie waarbij elk materiaal zijn invloed heeft, maar ook andere materialen kan beïnvloeden. Test je niet in de opbouw, dan weet je met andere woorden nog niet al te veel.”

We onthouden bij de uitleg dat het dus weinig zin heeft om een gebouw te maken met brandreactieklasse B, met na een paar jaar weer brandreactieklasse D of zelfs minder. Omdat de – weliswaar gemakkelijke – testmanier ISO 5660-1 bij End Use-opbouwen te weinig rekening houdt met omliggende variabelen zoals profilering zal ze dus wellicht verdwijnen.

“De overgebleven testmethode geeft bovendien ook meer restricties aan de geteste opstellingen”, vult Steven Paulussen nog aan. “Zo zal de test waarschijnlijk enkel gelden voor wat er getest is. Denk dan aan onder meer de montagerichting of de plankbreedte.”

Brandvertragende behandelingen

Keren we terug naar de aanpassing van de norm, dan moeten we de vraag stellen hoe je dan de brandvertragende behandelingen moet bekijken? En op welke manieren kun je überhaupt (nog) brandvertragend behandelen?

“Er zijn twee manieren om te behandelen, waarmee je houtsoorten van klasse D naar klasse B kunt krijgen. De meest gebruikte is die met zouten, maar het kan ook met polymeren”, weet Stefan Vander Stichele. “Een probleem met die brandvertragende behandelingen, vooral dan met zouten, is het uitlogen. Wat is je brandklasse na, bijvoorbeeld, 10 jaar? Is je gevel dan nog altijd even brandveilig?”

“Het antwoord is kort maar krachtig”, pikt Steven Paulussen in. “Elke brandvertragende behandeling heeft zijn uitdagingen en de meeste behandelingen zullen een afwerking en daarbij horend onderhoud nodig hebben om ze op te sluiten. De vraag is vooral hoe lang je in dezelfde brandreactieklasse blijft. Dit is mogelijk, maar zeker niet in alle gevallen. De markt wordt de laatste jaren overspoeld met brandvertragende behandelingen die zelfverklaard ‘perfect’ zijn. Mijn eigen ervaring zegt echter dat de perfectie niet bestaat en dat ecologie en/of uitlogen realistische uitdagingen zijn. De wereld van biobased bouwmaterialen moet waken over correcte informatie om zo haar eigen toekomst niet te fnuiken.”

BKBC - 2024-12-06T094653.997
Carpentier, Paulussen

Zekerheid van onbehandeld hout

Ligt de ecologisch meest verantwoorde en zekerste oplossing dan bij het enkel nog teruggrijpen naar onbehandeld hout bij de gevelopbouw? Beide gesprekpartners zijn het alleszins roerend eens dat de voordelen van niet met brandvertragers behandeld materiaal niet mogen onderschat worden.

“Het komt gewoon neer op kennis van je materiaal, in dit geval hout”, stelt Steven Paulussen. “Dit betekent dus dat je weet uit welke bouwstoffen hout bestaat en hoe die een impact hebben op de brandbaarheid. Wij testten uitgebreid en daaruit bleek dat een onbehandelde houten gevel door de aard van het materiaal exact dezelfde waardes haalt na 3,5 jaar buiten. Het is eigenlijk de logica zelve: de kern van hout blijft door de tijd gelijk, wat je niet steeds kunt zeggen van, bijvoorbeeld, behandeld hout.”

“Je mag wel niet vergeten dat je ook de ecologische aspecten van onbehandeld hout in kaart moet brengen”, steekt Stefan Vander Stichele een nuancerende vinger op. “Onbehandeld betekent vooral dat je het hebt over tropisch hout en dat heeft voor ons geen toekomst meer. Deze houtsoorten zwoeren we al af in 2008! Volgens ons ligt de toekomst bij lokale houtsoorten, die, toegegeven, wel als nadeel hebben dat je ze thermisch moet verduurzamen. Naar onze mening vormt thermisch verduurzaamd hout met brandvertragende behandeling een perfect én getest alternatief. Het eindresultaat is alleszins stabieler dan onbehandelde houtsoorten. Om een gelijkwaardig ‘level playing field’ te krijgen zouden eigenlijk zowel onbehandelde als behandelde houtsoorten getest moeten worden.”

Hierna komt de heer Vander Stichele nog verrassend uit de hoek. Bij Carpentier denken ze niet enkel aan onbehandeld hout, maar schuiven ze een onverwacht alternatief voor de klassieke houten gevelbekleding naar voor: bamboe: “Bamboe, in wezen een grassoort, zien we in Nederland meer en meer gebruikt worden waar een klasse B is vereist. Bamboe, dat zichzelf elke zes jaar regenereert, wordt bij ons zonder brandvertragingsbehandeling toegepast. Aansluitend daarbij kan ik meegeven dat we bezig zijn met de uitwerking van een speciaal gepatenteerd plaatsingssysteem met zogenaamde ‘quick clips’. Deze nieuwe soort clip zal veel brandveiliger zijn en wordt nu getest voor lancering in 2025. Met deze ‘quick clips’ zullen we klasse B kunnen behalen bij open gevelbekleding, met open voeg tot 30-35 mm. We testen niet enkel dit quickclip plaatsingssysteem voor certificering, maar doen dit ook voor het verkrijgen van een certificering van onze open gevelbekleding.”

BKBC - 2024-12-06T094716.941
Carpentier, Paulussen
Eengezinswoningen en brandpolissen

Een speciaal probleem is dat eengezinswoningen in België nog altijd vrijgesteld zijn van een brandreactieklasse. Waar laagbouw in ons land moet beantwoorden aan – de overigens laagdrempelige - brandreactieklasse D, vallen eengezinswoningen hier gewoon buiten. Dit betekent dat zowel de buitenschil als de achterliggende bouwmaterialen kunnen bestaan uit brandbare materialen als spaanplaat, brandbare isolatie,…

“Ik vraag me af hoe deontologisch verantwoord het is om bij eengezinswoningen helemaal geen minimum te zetten. En dan al zeker niet in een bouwwereld waar de ene na de andere innovatie opduikt. Denk dan aan, bijvoorbeeld, houtbouw, ecologische isolatie of circulariteit. Eén voor één prachtige innovaties, maar het is uiteraard wel belangrijk dat het een stevig fundament heeft. Ik meen dat een minimale brandreactieklasse D voor onze eengezinswoningen geen slecht idee is. Zoals in Nederland, waar eengezinswoningen wel opgenomen zijn in de wetgeving”, zegt Steven Paulussen. “Op deze manier vermijd je vervelende momenten, zeker als je weet dat verzekeringsmaatschappijen zich volop aan het bijscholen zijn. Dan wil je niet dat de polis mogelijke twijfel doet ontstaan bij de verzekeraar…”

Vermijden van brandoverslag via het gevelsysteem

In de rand van het centrale artikel moeten we ook nog even wijzen op het Koninklijk Besluit van 7 juli 1994, dat in mei 2022 werd gewijzigd met strengere eisen voor de brandveiligheid van gevels voor alle nieuwe gebouwen in België. Deze basisnormen zijn van toepassing op zowel nieuwe constructies als uitbreidingen van bestaande constructies. 

Wat men specifiek voorschrijft, is hoe er voor het vermijden van een brandvoortplanting via de luchtspouw van een traditionele spouwmuur moet gehandeld worden. Hiervoor worden op welbepaalde plaatsen in de gevel brandwerende schermen voorgeschreven, de zogenaamde ‘cavity barriers’.

Hoe spelen fabrikanten hierop in? We merken bij specialist Promat hoe er verschillende oplossingen worden uitgewerkt, in functie van de gevraagde tijdsduur en de breedte van de doorlopende luchtspouw.

“Je moet op bepaalde plaatsen brandwerende stroken voorzien en dat doen wij met onze Promat Silverliner® OSCB”, vernemen we. “Dit is een onbrandbare rotswol/steenwolplaat bekleed met een opzwellende strook die snel uitzet en de spouwopening afsluit in geval van brand. Met het brandwerende scherm onderbreek je de brandbare isolatie en de doorlopende luchtspouw om de verspreiding van rook en vuur via de gevel te vertragen.”

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten