Eerste editie Fire Seminar: wat is de stand van zaken in België?
Bijna dagelijks domineren grote en kleine branden de actualiteit. Onze maatschappij evolueert bijzonder snel op technologisch en wetgevend vlak. De kennis van brandbestrijding en -preventie in het bouwproces van diverse stakeholders is vaak voor verbetering vatbaar. In Campus Vesta (Ranst) bracht het eerste Fire Seminar in ons land experts uit uiteenlopende domeinen samen. Ook spectaculaire demo’s ontbraken niet...
Het Fire Seminar is nieuw in België, maar in Nederland is deze conferentie dit jaar al aan zijn achtste editie toe. Tijdens de editie van 2018 werd de brandveiligheid van gevels onder de loep genomen. De experts pleitten tijdens hun lezingen voor meer en vooral grootschaligere testen. Het publiek bleek van mening te zijn dat de Nederlandse regelgeving inzake brandveiligheid nog een stuk beter kan. De eerste editie van het Fire Seminar Belgium wilde een Belgische stand van zaken opmaken. Het doel van het evenement was om de kennis inzake brandveiligheid van gebouwen te verhogen én die kennis te delen. De experts brachten klaarheid in een inherent complexe materie als brandveiligheid.
De locatie was niet toevallig gekozen: in Campus Vesta in Ranst geven professionals, zoals brandweerlieden, regelmatig veiligheidstrainingen.
Interactie
Het publiek bestond uit brandweerlieden, verzekeraars, architecten, aannemers, projectontwikkelaars, studiebureaus, gebouwenbeheerders en professionals uit de vastgoedsector. De locatie was niet toevallig gekozen: in Campus Vesta in Ranst geven professionals zoals brandweerlieden regelmatig veiligheidstrainingen. Naast de presentaties konden de deelnemers aan het seminarie ook enkele branddemo’s vanop de eerste rij bijwonen.
Autoriteiten
De sprekers waren stuk voor stuk alom gerespecteerde autoriteiten in hun domein. Hun uiteenzettingen resulteerden in een inhoudelijk rijkgevulde studiedag. Dieter Brants (ingenieur bij de brandweer van Leuven) had het samen met Robby De Roeck (Fire Safety Engineer bij Kingspan) over de aankomende veranderingen in het KB Basisnormen brandveiligheid, dat dateert van 7 juli ‘94.
“Het reeds door de Hoge Raad voor de beveiliging van brand en ontploffing goedgekeurde advies zal wellicht pas eind 2020 wet worden. Pas dan zullen we de juridische waarde ervan kunnen inschatten. Elke toepassing zal per geval moeten bekeken worden.”
Er werd een overzicht gegeven van het toepassingsgebied van de brandbeveiliging: beveiligingstype, branddetectie- en alarminstallatie, RWA, sprinklers, deelcompartimentering, open parkeerbouwlagen en centrale controle- en bedieningspost. Ook onder meer blusmiddelen, uitrusting, evacuatie en interventie kwamen aan bod.
Samen met Dieter Brants, ingenieur bij de Leuvense brandweer, had Robby De Roeck van Kingspan het over de aankomende veranderingen in het KB Basisnormen brandveiligheid.
Historiek
Patrick Van Hees, professor aan de Lund University in Zweden, tevens gastprofessor aan de Universiteit Gent, deed zijn systematische, holistische visie op het brandgedrag van gevelbekledingen uit de doeken. Hij schetste eerst de brandveiligheid van gebouwen in historisch perspectief en verwees naar de stadsbranden in 16de en de 17de eeuw in bijvoorbeeld Londen en Zweden. Toen werd er onder meer gewerkt met brandgangen tussen wijken, rudimentaire concepten van branddeuren en kleine gangen tussen huizen...
Vaak hadden deze branden zeer vele branddoden tot gevolg. Later werd het begrip compartimentering – het zich verspreiden van de brand naar andere compartimenten vermijden – ingevoerd. Ook nu blijven we niet van grote branden gespaard. Denk bv. aan diverse torengebouwen in Dubaï, Grenfell in Londen… Onderzoek in Zweden, uitgevoerd in de voorbije jaren, wijst uit dat een zeer groot percentage (ongeveer 80%) van de doodsbranden in de eigen woonplaats (huis, appartement...) overlijdt. De Zweedse overheid wil dit percentage sterk terugdringen tot ongeveer 20%.
“Voor gevelbekleding is het noodzakelijk om over resultaten van grootschalige proeven te kunnen beschikken”, aldus Patrick Van Hees, professor aan de universiteiten van Lund en Gent.
Uitdagingen
Aan uitdagingen inzake brandveiligheid is er geen gebrek. “Het feit dat er steeds meer gerenoveerd wordt en dat er allerlei innovatieve ‘megagebouwen’ met een bijzondere architecturale uitstraling en vormgeving, groene gebouwen, enz. worden gebouwd, is één van de redenen. Vaak zijn grote gebouwen uitgerust met een atrium en/of zijn ze inzake vormgeving afwijkend en grillig. Ook de digitalisatie vormt een uitdaging, net als de nieuwe dreigingen in het kader van terreur. Dit alles zorgt er ook voor dat er steeds meer complexe gevelsystemen en mogelijke problemen rond brandveiligheid zijn”, aldus Van Hees.
“Denk ook aan parkeergarages, of aan woningen met zonnepanelen, waarvan de opgewekte energie – binnenshuis – in een batterij opgeslagen wordt. Gebouwen in hout opgetrokken, eventueel in combinatie met andere gevelsystemen, zijn evenmin zonder (brand)risico.”
De brandeigenschappen zijn niet het enige mogelijke probleem bij gevels. Gevels moeten ook waterbestendig, goed geïsoleerd en windvast zijn. “Een vochtprobleem aan een gevel merk je de visu, een mogelijk probleem met implicaties op de brandveiligheid van deze gevel kan je niet zomaar detecteren.. Dit wordt pas echt zichtbaar indien er zich effectief een brand voordoet”, aldus de professor. “De holistische aanpak (nvdr zie verder) slaat niet enkel op gevelsystemen, maar is even goed toepasbaar op bv. zonnepanelen, kabelinstallaties...”
Op het achterliggende terrein stonden ook demo’s op het programma.
Systeemgedrag
Welke brandveiligheidsrisico’s kunnen er optreden bij onze hedendaagse gevels? Volgens prof. Van Hees zijn er risico’s van uiteenlopende aard. “Een eerste reeks risico’s houdt verband met het zich verspreiden van de brand van de ene naar de andere verdieping, bv, via een hoeksysteem. Dit kan voorkomen worden door brandweerstandsproeven, maar de praktijk leert dat de systemen die de vloerplaat en het gevelsysteem koppelen, niet altijd getest worden. Belangrijk zijn in dit verband de voegen tussen de ramen en de constructie van de gevel, waarvoor de nodige goedkeuringen en ATG-attesten moeten beschikbaar zijn”, aldus Van Hees.
“Een tweede reeks risico’s bij gevels betreft naar buiten uitslaande branden. Ook hier is het oplossen van de problemen via brandweerstandsproeven mogelijk, zij het niet evident. Vaak is de brandweerstand van binnen naar buiten in orde, maar is het omgekeerde niet het geval. Een alternatieve bescherming die ook in ons land vaak wordt toegepast, is het hanteren van veiligheidsafstanden tussen de bovenkant van de raamopeningen, enerzijds, en de onderkant van de hogere verdieping, anderzijds. Een derde reeks risico’s bij gevels houdt verband met een verticale uitbreiding van de brand, hetzij via de oppervlakte van de gevel, hetzij via de spouw van de gevel. Een juiste detailuitvoering is hierbij belangrijk. Eén van de mogelijke oplossingen is het aanbrengen van stops in de spouw, ook al komen de initiële functies van de spouw daarmee mogelijks in het gedrang.”
Een potentieel risico bij een kamerbrand bijvoorbeeld bestaat er in dat de gevel en de buitenbepleistering, los van het feit of deze materialen brandbaar dan wel niet brandbaar zijn, hun bevestiging niet kunnen behouden, en naar beneden vallen. Dit kan de brandweerlui in moeilijkheden brengen, zeker indien er nog personen uit het gebouw moeten worden geëvacueerd. Bij grootschalige proeven in Zweden uitgevoerd, moesten vallende delen vermeden worden. Ook om te anticiperen op een mogelijk sneeuwbaleffect van de ene naar de andere verdieping.
De aanwezigen konden met elkaar én de experts van gedachten wisselen.
Holistische aspecten
De holistische visie van de Zweedse professor is gestoeld op onderzoeksresultaten van verschillende systemen, beschreven in de vakliteratuur of toegepast in concrete bouwprojecten. “Zowel buitenbekleding, onderliggende structuren, spouwen als isolatiematerialen kwamen hierbij aan bod. Soms kan het volstaan het dat – wat de gebruikte materialen betreft – een 2 of 3 mm laag dunne isolatielijm brandbaar is, en de rest van de materialen onbrandbaar, om een probleem te hebben”, aldus professor Van Hees.
Er zijn allerlei vastgestelde regels en classificatiesystemen – denk aan wand- en vloerbekleding. Hetzelfde kan ook wat brandweerstand van gevels betreft. De methodes bij reactie op brand kunnen sterk verschillen van land tot land (bv. Zweden vs. USA).
“Het is niet evident om gevels in een classificatiesysteem op te nemen, te integreren... Voor gevelbekleding is het noodzakelijk om over resultaten van grootschalige proeven te kunnen beschikken”, aldus Van Hees. “De tools kunnen van land tot land sterk verschillen: de ontstekingsbron, de te bekijken risico’s... In bepaalde landen – zoals bv. Zweden – legt men vooral het accent op de functionele vereisten. In ons land zijn er voorstellen om - ten voorlopigen titel – de Duitse of de Engelse proefmethode; beide zijn prescriptieve oplossingen – te gebruiken. In afwachting van het Europees vooropgestelde Euroklas-systeem voor gevels, dat op stapel staat.”
‘Bekijk het geheel’
Gevelconstructiesystemen zijn vrij complex samengesteld, bestaan uit vele materialen en moeten als een geheel bekeken worden. Daarom ook verdienen grootschalige proeven de voorkeur. Niet voor alle aspecten rond brandveiligheid zijn evenwel grootschalige proeven noodzakelijk; soms zou kunnen worden volstaan met middelgrote schaal screening testen.
Harmonisatie op Europees vlak dringt zich op, zodat niet in alle lidstaten telkens andere brandproeven van toepassing zijn. Anderzijds is het ook zo dat niet voor alle aspecten rond brandveiligheid grootschalige proeven noodzakelijk zijn. Ook bij de keuze van de gevelmaterialen speelt het holistische aspect een voorname rol, Het spreekt voor zich het ook voor overheden en verzekeringsmaatschappijen belangrijk is dat ze het bestaan van brandrisico’s correct en op een gelijklopende manier kunnen inschatten.
De ene brandoverslag via de gevel is de andere niet
Sven Eeckhout (senior hoofdadviseur van het WTCB), die de nieuwe Belgische regelgeving voor gevels uit de doeken deed, onderscheidde drie soorten brandoverslag. “Bij brandoverslag via het oppervlak van de gevelbekleding is de brandreactie van deze laatste doorslaggevend. Bij brandoverslag tussen twee compartimenten (binnen- en buitenzijde) is de brandweerstand (aansluiting versus gevelelement) de voornaamste factor”, aldus Eeckhout. Wat de brandoverslag over het gevelsysteem betreft, werd een wijziging in de Belgische reglementering toegelicht.
Grootschalige tests
Last but not least hield Roy Weghorst (Head of Regulatory Affairs – Fire bij Kingspan) een pleidooi over het belang van grootschalig testen in het licht van brandrisico’s bij gevelbekleding. “De aandacht voor de brandveiligheid van gevels is niet nieuw. Reeds in de jaren ’70 van vorige eeuw vonden er Europese, grootschalige tests plaats. Er werd bewust voor gekozen om dit testscenario niet op te nemen in de Europese harmonisatiefase. In de Europees geharmoniseerde classificatietesten gaat het over materiaal- en productprestaties bij een beginnende brand, niet over systeemeigenschappen bij uitslaande vlammen. De precisie en de verschaalbaarheid van een kleine materiaaltest zijn vaak twijfelachtig.”
Voorts had hij het over de resultaten van performance based ‘large scale’ systeemtests, en ‘medium scale’ tests die een onderscheid kunnen maken tussen diverse claddings. – PDC