Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Bouw en afwerking

Onze eigen tewerkstelling vormt de inzet

Onderzoek toont voor het eerst samenstelling en evolutie van werkgelegenheid Het aantal gedetacheerden in de bouw stijgt elk  jaar opnieuw en dit gaat ten koste van de eigen tewerkstelling. De vrijgekomen jobs worden vooral door buitenlandse werknemers ingevuld. In 2016 telde de bouw daardoor 46.500 gedetacheerden, uitgedrukt in voltijds equivalenten (vte’s). Dat blijkt uit onderzoek van de Confederatie Bouw. “We moeten nu de door de regering beloofde lastenverlaging invoeren”, beklemtoont Robert de Mûelenaere, gedelegeerd bestuurder van de Confederatie Bouw.

onze eigen

De bouw groeide het voorbije jaar met 3,5%, vooral door de sterke prestaties van de woningbouw in Vlaanderen en de niet-woningbouw (programma ‘Scholen van Morgen’). Die impulsen verdwijnen echter dit jaar. Ondanks een herstel van de burgerlijke bouwkunde met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 blijft de groei in 2017 daardoor beperkt tot 1%.

“Dat zet de tewerkstelling enorm onder druk. De bouw had de voorbije jaren een groei van meer dan 3% nodig om de loonarbeid sinds het vierde kwartaal van 2015 enigszins te kunnen stabiliseren”, signaleert Paul Depreter, de nieuwe voorzitter van de Confederatie Bouw.



Tegen die achtergrond blijft het aantal gedetacheerden toenemen. In 2016 waren 320.000 werknemers beschikbaar op de arbeidsmarkt voor de bouw, ongeacht het werkstatuut. 15% van hen waren gedetacheerd. Dat komt overeen met 46.500 fysieke eenheden of 30% van het aantal Belgische arbeiders in de bouw.

De cijfers tonen twee duidelijke evoluties. Vooreerst zien we een onafgebroken daling (met 5% in drie jaar) van het aandeel van de loonarbeid in het totale aantal beschikbare werknemers voor de bouw. Een tweede evolutie is dat vooral gedetacheerde werknemers hiervan geprofiteerd hebben: het verlies van loonarbeid wordt voor 70% door hen gerecupereerd. In drie jaar tijd steeg het aantal gedetacheerden met 13.000 vte’s.

De bouw staat voor een nieuwe economische realiteit, zoals ook blijkt uit ledenenquêtes van de Confederatie Bouw. Deloyale concurrentie situeert zich vooral op het niveau van de lagere loonkosten (95%) en flexibiliteit (75%). De vrees voor ontslagen is daardoor reëel (25%) en wordt zelfs nog versterkt door de verlengde opzegtermijnen begin 2018. Bijgevolg worden bouwbedrijven haast gedwongen om aan detachering te doen, anders zijn ze niet meer rendabel en worden ze uit de markt geconcurreerd volgens een recente studie van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) over intra EU-detachering.

“We kunnen en mogen niet langer blind blijven voor deze evolutie in de bouw. Jobs verdwijnen en bedrijven leggen de boeken neer. De middelen om te reageren bestaan en we moeten dan ook zo snel mogelijk de beloofde enveloppe van 600 miljoen € vrijmaken. De bevoegde ministers moeten hun verantwoordelijkheid nemen tijdens de aankomende speciale ministerraad over enkele belangrijke socio-economische uitdagingen. De inzet is het behoud van de Belgische tewerkstelling in de bouw”, beklemtoont Robert de Mûelenaere.

Groei vertraagt

Uit de cijfers blijkt duidelijk dat de bouw de algemene economische groei sterk heeft gestimuleerd in 2016. Maar welke factoren verklaren deze mooie prestatie en wat zijn de vooruitzichten voor de bouw en zijn verschillende subsectoren in 2017? Daarover gaat grosso modo deze conjunctuurnota.

De Belgische economie groeide in 2016 met 1,2% en kan een snellere groei verwachten in 2017 (+ 1,6%) volgens de recentste vooruitzichten van het Federaal Planbureau. Hieruit blijkt bovendien dat de verwachte groei zal leiden tot meer bedrijfsinvesteringen (+ 3,5% in 2017) en banen zal scheppen. Daardoor zou de werkloosheidsgraad in principe moeten dalen (van 7,8% in 2016 naar 6,8% in 2017).

Uit de cijfers van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) blijkt dat de bouw met een groei van 3,5% de algemene economische groei  (+ 1,2%) in 2016 sterk gestimuleerd heeft. Het jaarlijkse volume bouwactiviteit vertoont echter een steeds minder sterk groeitempo sinds het tweede kwartaal van 2016. De extrapolatie van deze ontwikkeling suggereert een aanhoudende groei in 2017, maar op basis van een minder sterk tempo dan in 2016.

Uit een analyse op basis van de meest waarschijnlijke veranderingen in de vraag blijkt een verwachte groei van ongeveer 1% voor 2017. Maar deze analyse wijst ook op vele factoren die tot onzekerheid kunnen leiden en die bepalend zijn voor de evolutie van de bouwsector. Er zijn overigens aanwijzingen dat de groei groter zou kunnen uitvallen dan wat de analyse van de vraag aangeeft, meer bepaald voor de productie in het eerste kwartaal van 2017 (in stijgende lijn) en voor het vertrouwen van de aannemers of voor het  activiteitsvolume dat door de orderboekjes van de ondernemingen is verzekerd. Volgens de jongste beschikbare cijfers zijn de orderboekjes immers vandaag beter gevuld dan in 2016 in dezelfde periode, vooral voor orders voor werken van burgerlijke bouwkunde.

Stabilisering nieuwbouwwoningen

De activiteit van de woningbouw kon met ongeveer 5% groeien in 2016 dankzij de stijging van het aantal vorig jaar vergunde woningen (+ 11% voor alle gewesten samen). Deze stijging van het aantal vergunde nieuwe woningen was echter niet algemeen. De cijfers tonen immers een neerwaartse trend in Wallonië (- 11%) en in Brussel (- 32%). De stijging is dus uitsluitend te danken aan de ontwikkeling in Vlaanderen (+ 20%) waar, zoals in 2014 al het geval was, de verstrenging van de epb-eisen (energieprestatie en binnenklimaat) bepalend was voor de ontwikkeling van nieuwbouwwoningen. Heel veel woningen werden er immers vergund tijdens de eerste maanden van 2016 wegens het grote aantal bouwaanvragen die bouwheren in de laatste maanden van 2015 indienden om te ontsnappen aan de nieuwe epb-eisen voor dossiers ingediend vanaf 1 januari 2016.

In 2017 zou het aantal vergunde woningen dan ook aanzienlijk dalen in Vlaanderen, zonder het epb-effect dat er tijdelijk de vraag in 2016 had gestimuleerd. In Brussel daarentegen zou de vraag moeten heropveren na twee jaar terugval (- 60% in totaal) en ook in Wallonië wordt een licht herstel verwacht na een terugval van meer dan 10% in 2016. In totaal en rekening houdend met het belang van Vlaanderen in het totale aantal vergunde woningen in België zou de vraag met ongeveer 8% krimpen in 2017. Maar vanwege de voltooiing van de werkzaamheden die nog te maken hebben met de vraagpiek van het eerste semester van 2016 zou de activiteit in de woningbouw in 2017 een bijna-stabilisatie kunnen vertonen (+ 0,3%).

De verwachte terugval van de vraag is het gevolg van verstoringen van administratieve oorsprong (het verstrengen van de epb-eisen in Vlaanderen die leidde tot de toename van de aanvragen in 2016) in een algemene context die gunstiger is voor nieuwbouwwoningen. De werkgelegenheid en het beschikbare gezinsinkomen verbeteren terwijl de werkloosheid daalt. De tarieven van hypothecaire leningen blijven zeer aantrekkelijk ondanks de lichte stijging en de bouwkosten (bij constante kwaliteit) blijven onder controle. Ze stegen bv. slechts met 1,5% in 2016, wat minder is dan de inflatie (+ 1,97%) en vooral minder dan de prijs van bestaande woningen (gemiddeld + 2,5% en zelfs + 4% voor huizen).

Hoe dan ook roepen de administratieve maatregelen vele vragen op die allemaal onzekerheden zijn voor de ontwikkeling van de bouw van vergunde woningen. De vraag rijst immers hoe snel het peil van de bouwvergunningen weer zal normaliseren in Vlaanderen na de verstrenging van de epb-eisen in januari 2016. Er zijn ook vragen over de impact van de wijzigingen die werden doorgevoerd in januari 2016 en 2017 (respectievelijk in Wallonië en Brussel) in de woonbonusregeling: in Wallonië kwam er ter vervanging een wooncheque (chèque habitat) die algemeen minder voordelig is dan de oude woonbonus en in Brussel werd de woonbonus gewoon geschrapt zonder alternatieve maatregelen voor nieuwbouw.

Niet-woningbouw slinkt weer

De activiteit in de bouw van nieuwe niet-woongebouwen steeg met 5% in 2016 dankzij de intensivering van de werkzaamheden voor de afwerking van het programma ‘Scholen van morgen’ en een toegenomen volume van te bouwen nieuwe gebouwen. Het totale volume aan nieuwe gebouwen van dit type dat in 2015 vergund werd, was immers gegroeid met 6% en was daarna op een hoog niveau gebleven tijdens het eerste semester van 2016.

De situatie is totaal anders voor 2017. Het programma ‘Scholen van morgen’ zal immers tot veel minder werkzaamheden leiden dan in 2016 en het volume van te bouwen nieuwe gebouwen zal ook veel minder groot zijn dan in 2016. Het totale volume aan vergunde nieuwe gebouwen is immers sterk gedaald in het tweede semester van 2016 en de recentste cijfers kondigen geen gunstigere conjunctuurontwikkeling aan.

In die omstandigheden zal de activiteit naar verwachting vrij sterk dalen in 2017 (met ongeveer 2 tot 3%) voor de nieuwe niet-woningbouw, voor zover de bouwvergunningen voor dit gebouwtype niet weer een totaal onvoorspelbare evolutie vertonen. Dergelijke evoluties, die volledig losstaan van de algemene economische ontwikkelingen, werden immers de afgelopen jaren herhaaldelijk waargenomen. Zo deed zich een terugval voor met meer dan 30% tussen het eerste en het tweede semester van 2016 terwijl de bedrijfsinvesteringen naar verwachting zullen stijgen tijdens de periode 2016-2017.

Renovatie groeit minder sterk

De renovatie groeide met 3% in 2016, rekening houdend met haar gebruikelijke eigen dynamiek en werkzaamheden gericht op een betere beveiliging van allerlei niet-woongebouwen, na de aanslagen in Parijs in november 2015 en in Brussel in maart 2016. Het voortdurend uitbreidende vastgoedbestand (woningen en niet-woongebouwen) en het verstrengen van de kwaliteitsnormen die voor dit bestand worden vastgelegd, zullen de renovatieactiviteiten in 2017 blijven stimuleren.

Woningdakisolatie zal heel belangrijk blijven omdat eind 2016 heel veel bestellingen in Vlaanderen werden genoteerd die worden uitgevoerd in 2017. Die bestellingen zijn het gevolg van een anticiperend effect dat voortvloeit uit het verdwijnen in Vlaanderen en voor bestellingen geplaatst vanaf 1 januari 2017 van het belastingvoordeel waarop de bouwheer recht had bij dakisolatie. De nieuwe bestellingen voor dit soort werkzaamheden zijn echter duidelijk beïnvloed door het verdwijnen van die stimulans. Daarnaast zullen de beveiligingswerken aan niet-woongebouwen waarschijnlijk niet zo omvangrijk zijn als in 2016. In die omstandigheden zal de renovatie (alle activiteiten samen) blijven groeien in 2017, maar op basis van een minder sterk tempo (+ 1,8%) dan in 2016.

Burgerlijke bouwkunde herstelt zich

Volgens de recentste beschikbare informatie is de activiteit in de burgerlijke bouwkunde waarschijnlijk enigszins gestagneerd in 2016. De negatieve effecten te wijten aan een daling van de activiteit bij de werkzaamheden voor de A12, die toen in de voltooiingsfase zaten, en aan de terugval van de investeringen in het spoor lijken gecompenseerd te zijn door de aanzet tot herstel van de investeringen door de lokale besturen, als we de vooruitzichten van het Federaal Planbureau mogen geloven.

De lokale besturen zouden in 2017 opnieuw meer gaan investeren in het vooruitzicht van de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. De burgerlijke bouwkunde, nog altijd getroffen door een terugval van de investeringen in het spoor, zou ook zijn voordeel kunnen doen met de start van de werkzaamheden voor het Oosterweelproject. In die omstandigheden lijkt deze sector te kunnen uitgaan van een groei met ongeveer 5% in 2017, des te meer omdat het orderboekje voor werkzaamheden van dit type steeds beter gevuld is.

Werkgelegenheid stabiliseren

Uit de INR-cijfers blijkt dat de loonarbeid in de bouw bijna stabiliseerde in 2016 (- 0,2%) na drie jaar met een terugval van meer dan 2% per jaar. In feite vertoont de loonarbeid zelfs een lichte toename sinds eind 2016, na een constante daling tussen het vierde kwartaal van 2011 en het derde kwartaal van 2015. Zo was er een daling met bijna 20.000 banen.

Volgens de recentste cijfers zette deze kleine toename zich door in het eerste kwartaal van 2017. De loonarbeid groeide met 0,5% tussen het vierde kwartaal van 2015 en het eerste kwartaal van 2017, terwijl de activiteit met 4,5% toenam tijdens dezelfde periode. Tussen de werkgelegenheid en de activiteit was er duidelijk een verschil in groei met 3,2 % per jaar tussen het vierde kwartaal van 2015 en het eerste kwartaal van 2017.

Als de toestand voor de loonarbeid in de bouw niet verandert, moet de sector dus een groeitempo van 3,2% per jaar aanhouden om het aantal werknemers te stabiliseren. Dit is een belangrijke uitdaging omdat de bouw niet meer over de veerkracht lijkt te beschikken waarmee hij met 3,5% kon groeien in 2016 en omdat hij zich wellicht eerder tevreden zal moeten stellen een groei met ongeveer 1% in 2017.

Sterke tewerkstellingsmaatregelen

De tewerkstellingscijfers in de bouw staan onder druk. Ze tonen een duidelijke verschuiving, waarbij werknemers in loondienst bij Belgische bouwbedrijven worden vervangen door werknemers die naar België gedetacheerd worden. Dit fenomeen zal zich blijven doorzetten en zelfs nog toenemen door de verlengde opzegtermijnen vanaf januari 2018. Maar uit bevragingen van de Confederatie Bouw bij haar leden blijkt dat een relance mogelijk is als de regering vlug concrete en gepaste maatregelen neemt.

De jongste cijfers tonen aan dat de loonarbeid met 0,5% gestegen is tussen het vierde kwartaal van 2015 en het eerste kwartaal van 2017. Deze lichte stijging maakt een einde aan een periode van vier opeenvolgende jaren van jobverlies (- 8% in totaal), waarin de sector bijna 20.000 jobs in loondienst zag verdwijnen. Dit voorzichtige behoud van de werkgelegenheid lost evenwel de problemen op dit vlak niet op.

Het verschil in groei tussen de bouwactiviteit en de werkgelegenheid blijft immers belangrijk. Sinds eind 2015 bedroeg dit verschil 3,2% op jaarbasis, tegenover telkens 3% de vier jaren voordien. Bovendien blijkt uit onderzoek van Constructiv dat zowel het aantal Limosa-meldingen voor bouwactiviteiten in België als het aantal gedetacheerde werknemers (+ 11% in 2016) zijn blijven stijgen.

De verschuiving van loonarbeid in de bouw, onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid, naar gedetacheerde werknemers in België voor bouwactiviteiten heeft zich dus voortgezet. Een volledig nieuwe statistische benadering van de Limosa-meldingen, uitgewerkt door Constructiv op vraag van de Confederatie Bouw, maakt het mogelijk om het belang van deze verschuiving te begrijpen.

De totale tewerkstelling in de bouw bestaat voor 15% uit gedetacheerden of 30% van het effectief voor arbeiders. De nieuwe statische werkwijze laat toe om het aantal gedetacheerde werknemers te bepalen op dezelfde basis als de tewerkstellingscijfers van het RSZ (enerzijds gedetacheerden waarbij een Limosa-melding op de laatste dag van elk kwartaal dekt en anderzijds loontrekkenden waarbij een Dimona-melding de laatste dag van het kwartaal dekt). Zo is het mogelijk om de samenstelling en de evolutie van de tewerkstelling voor bouwactiviteiten te bestuderen. (Het feit dat een Limosa-melding de laatste dag van het kwartaal dekt, betekent niet noodzakelijk dat een gedetacheerde werknemer die dag ook effectief gedetacheerd was. Het feit dat een Dimona-melding de laatste dag van het kwartaal dekt, betekent evenmin dat een werknemer in loondienst actief was op die dag; men moet rekening houden met zieken, vooral die langdurig afwezig zijn, personen die tijdelijk werkloos zijn, enz.).

In 2016 waren in totaal (loontrekkenden, zelfstandigen, uitzendkrachten en gedetacheerden) 317.700 werknemers beschikbaar voor het uitvoeren van bouwactiviteiten, volgens het gemiddelde vastgesteld op het einde van de vier kwartalen in dat jaar. Een blik op het aandeel gedetacheerden leert dat ze het afgelopen jaar met 46.500 waren, ofwel 15% van het totale personeelseffectief. (Volgens de cijfers van Constructiv werden in 2016 ongeveer 121.000 buitenlandse werknemers naar België gedetacheerd voor het uitvoeren van bouwactiviteiten voor een min of meer lange periode. Vertrekkend van deze periode bedraagt het aantal buitenlandse werknemers uitgedrukt in vte’s volgens de hier gebruikte berekening 46.500.) Dat komt overeen met ongeveer 30% van het effectief voor arbeiders.

Verschuiving van loontrekkenden naar gedetacheerden

Op basis van deze rekenwijze kan het totale aantal beschikbare werknemers voor bouwactiviteiten berekend worden van het tweede kwartaal van 2014 tot het eerste kwartaal van 2017 volgens het gemiddelde van de vier kwartalen, waarbij Constructiv slechts beschikt over de cijfers vanaf het derde kwartaal van 2013. De cijfers bevestigen twee evoluties: het aandeel van de loontrekkenden in de totale tewerkstelling voor de bouw is onafgebroken gedaald (in bijna drie jaar met ongeveer 5%), waarvan 70% naar gedetacheerden ging tegenover slechts 20% naar zelfstandigen en minder dan 10% naar uitzendarbeid; en vooral gedetacheerde werknemers hebben daarvan dus geprofiteerd.

Het HIVA komt tot dezelfde conclusies en stelt een gelijkaardige verschuiving vast van werknemers in loondienst naar gedetacheerde werknemers. Het doet dat weliswaar op een andere basis (het totale aantal gedetacheerden in de loop der jaren zonder rekening te houden met de looptijd van detachering) en voor een langere periode, maar spreekt ook van een vermindering met meer dan 25% van het aandeel van de loonarbeid tussen 2011 en 2015, terwijl het aandeel van gedetacheerden in dezelfde periode verdubbelde. De bevindingen van deze cijferanalyse worden bevestigd door een enquête over de buitenlandse concurrentie die de Confederatie Bouw begin juni afnam bij haar leden en waaruit duidelijk blijkt dat het fenomeen van de detachering zich jaar na jaar voortzet.

Deze voortdurende verschuiving in de tewerkstelling en constante toename van buitenlandse concurrentie weerspiegelt zich ook telkens in de vrees van bouwbedrijven die de vele enquêtes van de afgelopen jaren vaststelden. Dat is opnieuw het geval voor de jongste enquête van juni 2017, waaruit blijkt dat de meeste bouwbedrijven vrezen voor een verdere toename van de buitenlandse concurrentie in de komende jaren. Daardoor is de kans opnieuw reëel dat het aantal gedetacheerde werknemers voort zal toenemen ten koste van werknemers in loondienst.

25% van de bedrijven geeft aan daardoor tot eind dit jaar personeel te zullen moeten ontslaan. Iets minder dan 25% vreest bovendien dat ook de verlengde opzegtermijnen (vanaf 1 januari 2018) tot bijkomende ontslagen zullen leiden. (Voor bedrijven met meer dan 20 werknemers bedraagt dit 35%).

De verlenging van de opzegtermijnen is voor meer dan 90% van de ondervraagde bedrijven een extra factor die buitenlandse bedrijven zal bevoordelen. Ze zijn immers niet onderworpen aan deze nieuwe verplichting, terwijl Belgische bedrijven met extra kosten geconfronteerd worden.

Competitiviteitsprobleem

90% van de ondervraagde Belgische bouwbedrijven hekelt de deloyale concurrentie van buitenlandse bedrijven uit niet-buurlanden. Die detacheren hun werknemers naar België, maar die zijn niet aan dezelfde voorwaarden onderworpen. Ze genieten een concurrentieel voordeel door de veel lagere loonkosten (volgens 95% van de bevraagde leden) en in termen van flexibiliteit (volgens bijna 75% van de bouwbedrijven).

M.b.t. de vraag of de opmars van buitenlandse bouwbedrijven iets te maken heeft met een gebrek aan gekwalificeerde vakarbeiders op de Belgische arbeidsmarkt zijn de meningen verdeeld. Dat neemt echter niet weg dat geschikt personeel vinden problematisch is en al decennialang een aandachtspunt is in de bouwsector.

Tot nu toe hebben bouwbedrijven altijd gepaste antwoorden gevonden, vooral door hun werknemers intensief op te leiden of buitenlandse werkkrachten aan te werven onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid. Op die manier kon de sector trouwens sinds de jaren ‘80 van vorige eeuw zijn personeelseffectief in loondienst van 155.000 optrekken naar 215.000 in het begin van dit decennium, terwijl de bouw het altijd al moeilijk heeft gehad om geschikt personeel te vinden.

Loonkost verlagen

De competitiviteit van Belgische bouwbedrijven staat dus onder druk door de deloyale buitenlandse concurrentie en dan vooral door het verschil in loonkosten. Voor onze bedrijven staat eerlijke concurrentie gelijk aan dezelfde arbeidsvoorwaarden en gelijke loonkosten voor zowel Belgische als buitenlandse bedrijven. Tenzij Europa haar detacheringsrichtlijn zou aanpassen, kan enkel een loonkostenverlaging de concurrentiekracht van de Belgische bouwbedrijven herstellen en in mindere mate ook de flexibiliteit verhogen. De bouwbedrijven benadrukken dat een verlaging van de loonkost hen zou toelaten om opnieuw te concurreren met buitenlandse bedrijven en bijgevolg de verschuiving van loontrekkenden naar gedetacheerden zou kunnen stoppen.

De overgrote meerderheid van de bedrijven is er overigens van overtuigd dat een aanzienlijke loonkostenverlaging (in de grootteorde van 6 € per uur) een competitiviteitsschok kan teweegbrengen die op termijn ook voor extra jobs kan zorgen, bovenop een stopzetting van de verschuiving in de tewerkstelling. Slechts minder dan 15% meent dat een lastenverlaging weinig tot niets zal veranderen. Deze significante loonkostenverlaging moet er echter wel snel komen om het gebruik van de detachering te doen keren en de loontrekkende tewerkstelling in België te steunen.

De studie van HIVA stelt vast dat Belgische bedrijven die een beroep doen op buitenlandse onderaannemers en dus op detachering economisch gezonder zijn dan bedrijven die er geen gebruik van maken. Die eerste categorie bedrijven kan veel makkelijker haar jaaromzet of toegevoegde waarde verhogen, terwijl die andere uit de markt wordt geconcurreerd. Bedrijven hebben dit vlug begrepen en passen zich aan deze nieuwe economische realiteit aan. De enquêtes van de Confederatie Bouw bevestigen dit ook: jaar na jaar beslissen steeds meer bedrijven om ook gebruik te maken van buitenlandse onderaannemers of ze geven aan dit op korte termijn te zullen doen. Het is dus dringend tijd om de wettelijke middelen in te zetten die de loonkosten van Belgische bouwbedrijven kunnen verlagen. De bouwsector heeft in dat opzicht twee jaar geleden reeds een relanceplan voorgelegd aan de regering dat de concurrentiekracht van bouwbedrijven een aanzienlijke boost moet geven door een onmiddellijke verlaging van de loonkosten met 6 € per uur. In dat plan staat bovendien uitvoerig beschreven hoe de sector deze maatregel kan financieren. Het staat o.m. op de agenda van de speciale ministerraad begin juli over enkele belangrijke socio-economische uitdagingen.

De regering is zich bewust van de problemen in de Belgische bouwsector en beseft dat het massale jobverlies een enorme financiële impact heeft: het bemoeilijkt de financiering van de sociale zekerheid en brengt een begrotingsevenwicht in het gedrang. Net daarom besliste ze om in oktober 2015, bij de begrotingsopmaak voor 2019, een enveloppe van 600 miljoen € te voorzien voor een specifieke lastenverlaging voor de bouwsector. Nog langer wachten om dat budget vrij te maken is volgens de Confederatie Bouw niet langer een optie. De sector dringt daarom aan bij de regering om deze voorziene enveloppe van 600 miljoen € eindelijk in te zetten en de loonlasten in de bouwsector met 6 € per uur te verlagen vanaf september.

 
 

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten