Toelichting bij het Vlaams Onteigeningsdecreet
Met het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017 heeft de Vlaamse wetgever één duidelijke en overkoepelende onteigeningsprocedure ingevoerd voor alle onteigeningen binnen het Vlaams Gewest.
Inwerkingtreding?
Op 27 oktober 2017 keurde de Vlaamse regering definitief het uitvoeringsbesluit bij het Vlaams Onteigeningsdecreet goed. Daarin was opgenomen dat de nieuwe Vlaamse onteigeningsregels in werking zouden treden op 1 januari 2018.
De publicatie van dit uitvoeringsbesluit in het Belgisch Staatsblad liet evenwel op zich wachten, waardoor er op 1 januari 2018 onzekerheid heerste omtrent de inwerkingtreding van deze nieuwe regelgeving. Uiteindelijk werd het uitvoeringsbesluit gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 12 januari 2018, en zijn het Vlaams Onteigeningsdecreet en het uitvoeringsbesluit alsnog retroactief in werking getreden vanaf 1 januari 2018.
Vernieuwingen?
De bestaande inhoudelijke onteigeningsvoorwaarden (zoals die ook reeds voortvloeien uit de Grondwet) blijven ook na de inwerkingtreding van het Onteigeningsdecreet onverkort van toepassing. Een onteigening zal dus nog steeds enkel mogelijk zijn voor het algemene nut, indien er sprake is van een onteigeningsnoodzaak, indien er sprake is van een wettelijke grondslag en de wettelijke procedure werd gevolgd, en indien de onteigende kon genieten van een voorafgaande en billijke schadeloosstelling. De belangrijkste wijzigingen en vernieuwingen situeren zich m.a.w. op het procedurele vlak.
Het Vlaams Onteigeningsdecreet schrijft een duidelijke bestuurlijke en gerechtelijke fase voor die beide doorlopen moeten worden in geval van een onteigening.
De bestuurlijke fase wordt gekenmerkt door een voorlopig onteigeningsbesluit, een onderhandelingsplicht voor de overheid, een openbaar onderzoek over het voorlopige onteigeningsbesluit (met een expliciet voorziene mogelijkheid voor de onteigende om een verzoek tot zelfrealisatie in te dienen), en een definitief onteigeningsbesluit dat aanvechtbaar is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
De gerechtelijke fase wordt gekenmerkt door een gerechtelijke procedure bij de Vrederechter van de plaats van ligging van het te onteigenen goed. De decreetgever voorzag (redelijk korte en) duidelijke termijnen tijdens deze gerechtelijke fase die zowel in het belang zijn van de onteigenende overheid (snel projecten van algemeen belang realiseren) als van de onteigende (snel rechtszekerheid krijgen omtrent de onteigening).
Zo zal binnen de drie maanden na de inleidingszitting een uitspraak worden gedaan door de Vrederechter over de wettigheid van de onteigening. Tegen dit vonnis staat hoger beroep open bij de rechtbank van eerste aanleg, die opnieuw binnen de drie maanden een uitspraak dient te doen.
De volgende stap in de gerechtelijke procedure is de aanstelling van een gerechtsdeskundige die de Vrederechter zal moeten adviseren over de uit te betalen onteigeningsvergoeding.
Na het opmaken van een eerste plaatsbeschrijving door deze deskundige, doet de Vrederechter reeds uitspraak over de provisionele onteigeningsvergoeding en over het moment waarop de overheid de onteigende goederen in bezit kan nemen.
Binnen de drie maanden na de installatievergadering met de deskundige brengt deze een verslag uit over de definitief verschuldigde onteigeningsvergoeding. Hierover kan bij de Vrederechter nog gediscussieerd worden tussen partijen, waarna binnen de vijf maanden een vonnis volgt over deze definitieve onteigeningsvergoeding. Opnieuw is dan beroep mogelijk bij de rechtbank van eerste aanleg.
Tot slot worden in het Onteigeningsdecreet ook nog duidelijke regels opgenomen omtrent het “recht op wederoverdracht” en omtrent de “afdwingbare overname van het restant”. De onteigende zal namelijk zijn onteigende goed opnieuw kunnen verwerven indien binnen een termijn van vijf jaar geen aanvang werd genomen met de realisatie van het onteigeningsdoel. Daarnaast is voorzien dat de eigenaar van een grond waarvan maar een gedeelte wordt onteigend, van de onteigenende instantie kan eisen dat zijn grond geheel wordt overgenomen, op voorwaarde dat de niet-onteigende grond door de onteigeningen geen reële waarde meer heeft voor de eigenaar.
Prof dr. Steven Van Garsse,
UHasselt/UAntwerpen
Partner Equator Advocaten Antwerpen/Brussel
Mr. Anouck Vanermen,
Advocaat
Equator Advocaten Antwerpen/Brussel