Waterdichte aansluiting van een ETICS op het buitenschrijnwerk
Een correcte aansluiting tussen een ETICS en het buitenschrijnwerk begint al in de ontwerpfase met de keuze van het type schrijnwerk en dorpel en de positionering van het schrijnwerk ten opzichte van de draagmuur. Ook een goede coördinatie tussen de bouwberoepen is van groot belang. Als aanvulling op de TV 274 over de referentiedetails voor ETICS licht dit artikel enkele specifieke aandachtspunten voor de waterdichtheid van de aansluiting toe.
Afhankelijk van de situatie (nieuwbouw of renovatie) en van de gewenste thermische en akoestische prestaties kan het schrijnwerk op verschillende manieren in de draagmuur gepositioneerd worden. Wegens het risico op scheurvorming en een verhoogde kans op waterinfiltraties wordt er echter aangeraden om de schrijnwerkelementen in een neg te plaatsen. Hierbij gelden de volgende algemene richtlijnen (zie de TV’s 257 en 283 en afbeelding 1):
- een minimale negbreedte van 2 cm om de afdichtingsband (zwelband) te kunnen plaatsen
- een minimale negdiepte van 4 cm om het hoekprofiel van de bepleistering te kunnen aanbrengen.
WATERDICHTE AANSLUITING TUSSEN HET SCHRIJNWERK EN HET ETICS
Bij de plaatsing in een neg wordt er een waterdichte aansluiting gerealiseerd door:
- enerzijds een (voldoende samengedrukte) afdichtingsband (zwelband) aan te brengen tussen de isolatie en het schrijnwerk
- anderzijds een gevelkit (soepele voeg) aan te brengen tussen de bepleistering en het schrijnwerk (eventueel in combinatie met een stopprofiel).
Bij kleine gevelopeningen en een dun pleistersysteem met elastische eigenschappen is een gevelkit in principe niet nodig en kan een V-vormige snede in de bepleistering in combinatie met een achterliggende afdichtingsband (altijd nodig, zie Buildwise-artikel 2019/04.06) volstaan.
Daarnaast zijn er op de markt diverse profielen beschikbaar die de functie van de soepele voeg kunnen overnemen. Sommige zijn zelfs voorzien van een geïntegreerde dichtingsband, waardoor ook een zwelband overbodig wordt (op voorwaarde dat de prestaties van deze profielen getest zijn).
DORPELS
De dorpels onder het schrijnwerk moeten hellend uitgevoerd worden en aan de zijkanten en de achterkant voorzien worden van opstanden, zodat het regenwater van het gevelvlak weggevoerd wordt. Daarbij mogen ze de drainering van het schrijnwerk niet belemmeren.
De waterdichte aansluiting tussen de hiel van de dorpel en het schrijnwerk moet uitgevoerd worden door de schrijnwerker. Dit gebeurt doorgaans door tussen deze elementen een zwelband of rubber aan te brengen of doordat het schrijnwerkprofiel voldoende afscherming biedt. Het garanderen van de regendichtheid ter hoogte van de zijdelingse opstanden van de dorpel is dan weer de verantwoordelijkheid van de gevelwerker. Daartoe moet hij tussen de dorpelopstanden en de dagkantisolatie een afdichtingsband aanbrengen, en tussen de dorpelopstanden en de bepleistering (die in hetzelfde vlak ligt als het uiteinde van de opstanden, zie afbeelding 1) eventueel een gevelkit.
Ook onder de dorpel moet de gevelwerker in een afdichtingsband en eventueel in een gevelkit voorzien. In dit geval is een bijkomende dichting onder de dorpel niet nodig, op voorwaarde dat er een geschikt dorpeltype gekozen wordt. De voorkeur gaat uit naar:
- metalen dorpels, omdat die – in tegenstelling tot dorpels uit natuursteen of beton – ook een verticale bescherming bieden aan de aansluiting met het ETICS
- dorpels met afneembare eindkappen, die het verschuiven van de dorpel mogelijk maken (thermische vervorming) en voorzien zijn van waterdichte pads waarvan de doeltreffendheid bewezen is (zie TV 279).
In sommige gevallen is het wel noodzakelijk om onder de dorpel een bijkomende waterdichting aan te brengen:
- bij metalen dorpels waarvan de doeltreffendheid van de waterdichting niet aangetoond is
- bij langere metalen dorpels (> 3 m) bestaande uit meerdere delen die met een schuifverbinding op elkaar aansluiten
- bij dorpels uit natuursteen of beton die uit meerdere elementen opgebouwd zijn of niet volledig waterdicht zijn.
De bijkomende waterdichting onder de dorpel kan een membraan, een waterdichte bepleistering of een geprefabriceerd systeem zijn. In elk geval moet deze waterdichting met het ETICS verbonden worden om een waterdichte aansluiting te garanderen. Doordat er gezorgd moet worden voor een correcte ontwatering tussen het dichtingssysteem en de dorpel (bv. door een speling te laten), kan er immers geen afdichtingsband of gevelkit onder de dorpel aangebracht worden. Bij voorkeur wordt er een hoekprofiel met een druiprand gebruikt om te vermijden dat er water langs het gevelvlak zou afstromen.
TROU DU MÉTIER
Een steeds vaker voorkomend probleem zijn waterinfiltraties via de zogenaamde trou du métier. Hiermee wordt de opening bedoeld die kan ontstaan ter hoogte van de aansluitingen tussen het schrijnwerk en de zijdelingse opstanden van de dorpel (zie afbeelding 2).
In principe wordt deze opening afgedicht door de afdichtingsband op de zijdelingse opstand van de dorpel, op voorwaarde dat die tot tegen de dorpelhiel of het schrijnwerk doorgetrokken wordt. In elk geval is het aan de gevelwerker om deze opening dicht te maken. Het is niet de bedoeling om deze opening open te laten en het infiltrerende regenwater via een dichtingssysteem onder de dorpel op te vangen en af te voeren.
Bron: het artikel ‘Aansluiting van een ETICS op buitenschrijnwerk: enkele aandachtspunten voor de waterdichtheid’ van S. Korte in het Buildwise Magazine van november-december 2023. Enkel het originele artikel, te vinden op www.buildwise.be, geldt als referentie.