Bouwen voor zorg: trend naar steeds grotere modulariteit en prefab
De bouw en renovatie van ziekenhuizen en WZC’s is een specialisatie op zich. Wat zijn de meest opvallende tendensen in deze wereld en hoe zien de belangrijkste evoluties naar de nabije toekomst eruit? We gaan in gesprek met spelers die hun sporen op dit domein meer dan verdienden en bekijken samen met hen wat vandaag speelt.
Als opener polsen we naar de specialisatie van onze gesprekspartners, die we zochten aan zowel de aannemers- als de architectenkant: gaat het eerder om nieuwbouw of renovatie? Of zijn ze gewoon betrokken bij een combinatie van de twee? Daaraan koppelen we de vraag naar de belangrijkste verschillen op het vlak van renovatie en nieuwbouw.
Aan de ene kant van het spectrum horen we VDL De Meeuw uit Willebroek en Group Jansen uit Zonhoven. VDL De Meeuw, dat op het punt staat zijn honderdste verjaardag te vieren, is gekend als een pionier in modulair bouwen. Het groeide de voorbije decennia uit tot een veelzijdig bouwbedrijf, dat in de wereld van de ziekenhuizen en woonzorgcentra zijn sporen meer dan verdiende. Group Jansen pakt dan weer als klasse 8-aannemer projecten van A tot Z aan, met een sterke focus op binnenafwerking, technieken, klimaatplafonds, modulaire wanden en cleanrooms. Via de verschillende entiteiten waaruit de groep bestaat, biedt ze een volledig pakket aan, van design tot hoogtechnische zorgomgevingen.
Aan de andere zijde spreken we met architectenkantoor OSAR, met hoofdvestiging in Antwerpen. Al jarenlang en van bij het prille begin specialiseerde OSAR zich in het ontwerp van gebouwen in de zorgsector.
“Eigenlijk kun je gewoon zeggen dat we op alle terreinen actief zijn”, vertellen marketing- en communicatieverantwoordelijke Kristel Verhoeven en sales manager Koen Lismont bij VDL De Meeuw. “Je kunt ons toekomstbestendige zorgbouwers noemen. We realiseren permanente en semipermanente zorggebouwen met een korte doorlooptijd, hoge flexibiliteit en een circulair ontwerp. Zo willen we oplossingen bieden die niet alleen duurzaam zijn, maar ook inspelen op de veranderende behoeften in de zorgsector. Daarnaast ondersteunen we renovatieprojecten met tijdelijke transfergebouwen. Deze slimme tussenoplossingen zorgen ervoor dat renovaties in één geconcentreerde fase kunnen plaatsvinden, waardoor de doorlooptijd aanzienlijk verkort en de continuïteit van zorg gegarandeerd blijft.”
“Wij werken zowel aan nieuwbouw- als renovatieprojecten, vaak zelfs in combinatie”, verduidelijkt Sarai Bervoets, CCO bij Group Jansen. “Renovatie en nieuwbouw hebben elk andere uitdagingen. Zo draait het bij renovatie vooral rond het feit dat de zorg moet blijven doorlopen. Je bouwt naast en rond patiënten, artsen en verpleging. Communicatie met ziekenhuisteams en planning is dan cruciaal om continuïteit van zorg te garanderen. Daarnaast zijn er ook technische uitdagingen en daarom werken wij in fasen, met veel prefabricatie en modulaire oplossingen om de doorlooptijd per zone zo kort mogelijk te houden. Bij nieuwbouw ligt de complexiteit vooral in de coördinatie. Je hebt een lange voorbereidingstijd, er zijn meestal veel stakeholders en er is flexibiliteit nodig in het ontwerpen voor toekomstige zorgmodellen. Daarnaast zijn er de integrale aanpak van technieken, medische apparatuur en logistieke flows, en de strenge energieprestaties en comforteisen voor patiënten en personeel. Energie-efficiëntie, circulair bouwen en CO₂-reductie zijn verplichtingen. Belangrijke aandachtspunten hier zijn een doordachte fasering, vroegtijdige afstemming met de technologiepartners en een goede BIM workflow.”
“Ons bureau, dat een vijftigtal medewerkers telt, is al van bij het prille begin gespecialiseerd in zorg in al zijn facetten. Het gaat van ziekenhuizen tot jeugdzorg, psychiatrie en ouderenzorg”, zeggen architect-bestuurders Els Kuypers en Karianne Paesschen bij OSAR. “Bij ons draait het erom dat we doelbewust medewerkers aantrekken die bijna allemaal architect zijn met een breed kennisveld. Onze mensen beheersen de diverse stappen in het bouwproces en daarnaast heeft elk van hen een specifiek speerpunt. Zo is de ene specialist in het begrijpen van specifieke zorgprogramma's en draait het bij de ander in het opzetten van een bouwteamsamenwerking of het opmaken van een performante bestekstructuur.”
“Eigenlijk kun je het verschil tussen nieuw en ‘niet nieuw’ makkelijk duiden in deze wereld”, haakt Koen Lismont in. “Bij renovatie zijn snelheid, budgetbeheersing en veiligheid van de patiënt cruciaal, omdat ziekenhuizen en woonzorgcentra 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 operationeel moeten blijven. Renovatie brengt vaak onverwachte uitdagingen met zich mee door de complexiteit van bestaande structuren. Nieuwbouw start daarentegen vanaf een blanco ontwerp, waardoor moderne technieken en modulaire oplossingen eenvoudiger geïntegreerd kunnen worden. Voor aannemers betekent dit: bij renovatie extra aandacht besteden aan fasering en risicoanalyse en bij nieuwbouw de focus leggen op de integratie van innovatieve technieken die voldoen aan de nieuwste normen.”
Modulair bouwen in opmars
In de gehele problematiek van de bouw en renovatie van ziekenhuizen en WZC’s komt één iets bijzonder sterk naar voren: het lijkt wel of we nog quasi enkel praten over prefab en modulariteit. De voordelen zijn dan ook legio, denk bijvoorbeeld aan een snelle oplevering, een gecontroleerde kwaliteit en minder overlast op de bouwplaats. Het mag niet verwonderen dat marktstudies aantonen dat het in Europa vooral sterk in opkomst is voor tijdelijke uitbreidingen en voor standaardkamers of technische modules?
“Ik wil hier toch een klein beetje nuanceren. Als we het hebben over modulair en ombouwbaar bouwen, dan gaat het vooral over ziekenhuizen, bij WZC’s is dit minder aan de orde. Het zijn ook totaal andere uitdagingen”, stelt Els Kuypers. “Bij een ziekenhuis draait het om het orkestreren van groei en veranderlijkheid en het inpassen van dat alles in een mooi gecoördineerd geheel. Je wil absoluut vermijden dat het zoveelste kapot verbouwde ziekenhuis ontstaat en bekijkt tegelijkertijd nauwkeurig de flow van de gebruikers. Een menselijke benadering van een ziekenhuis is van cruciaal belang, net als een optimale connectie met de buitenwereld. Bij een WZC gaat het om de creatie van een echte woonomgeving, de zorg staat ten dienste van. Waarbij wij wel vinden dat wonen niet mag ondergesneeuwd geraken ten opzichte van het ‘roulement’.”
“Prefabricatie biedt voordelen, maar het is cruciaal dat de wens daartoe in een vroeg stadium kenbaar wordt gemaakt, omdat prefabricatie een andere manier van ontwerpen en voorbereiden vraagt”, vult Karianne Paesschen nog aan.
“Klopt helemaal”, weet Koen Lismont. “Vooral de afgelopen vijf tot zeven jaar merken we een sterke stijging in de vraag naar permanente modulaire gebouwen, ook voor ziekenhuizen en WZC’s. Hierbij worden projecten zowel groter als complexer. Voor ons verandert dit weinig, als modulaire bouwer werken we al jaren met deze technieken. We hebben gestandaardiseerde oplossingen voor ventilatie, brandwerendheid en andere wettelijke vereisten, zodat we voor elke sector een passende oplossing kunnen bieden. En het grootste voordeel bij nieuwbouw: een véél snellere levering, in sommige gevallen is er tot wel 50 procent minder tijd nodig. Bovendien is er een gegarandeerde flexibiliteit omdat er uitgebreid en aangepast kan worden zonder grote ingrepen. Voor ziekenhuizen en WZC’s is dit cruciaal om snel capaciteit te creëren.”
“Interessant om zien, is hoe tijdelijk na verloop van tijd al eens permanent durft te worden”, vult Kristel Verhoeven aan. “Een mooi voorbeeld hiervan zijn de modules die we leverden voor een ziekenhuisproject in Libramont. Aanvankelijk zou het slechts een tijdelijke oplossing zijn voor maximaal tien jaar, maar inmiddels is beslist dat dit gewoon een permanent ziekenhuis wordt. We zijn nu 13 jaar verder en alles loopt zoals het hoort.”
“We zien eveneens een sterke trend naar modulaire en geprefabriceerde oplossingen in de zorg”, besluit Sarai Bervoets. “Het biedt dan ook stevige voordelen, die eerder al opgesomd werden. Een voordeel van onze groep is dat we beschikken over een eigen productieafdeling waar we onder andere producten maken die ook in ziekenhuizen en WZC’s gebruikt worden: labo- en cleanroomproducten zoals passboxen, wanden, interlock systemen, deuren, modulaire wanden voor flexibele indeling, enzovoort. Voor ons verandert dit vooral de voorbereiding: meer engineering en BIM vooraf, meer productie in gecontroleerde fabrieksomgevingen en minder improvisatie op de werf. Het resultaat is voorspelbare kwaliteit, minder faalkosten en minder hinder voor de zorg.”
Regionale verschillen bemoeilijken uniformiteit
Een pijnpunt in de gehele bouwwereld is de regelgeving. Hierbij zien we niet enkel regionale verschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel, maar zelfs afwijkende sectorale normen. Het gaat niet enkel over regionale bouw- en brandveiligheidsregels, maar ook over diverse eisen voor het energie- en binnenklimaat, verschillen op het vlak van infectiepreventie en ventilatie of de aanpak van medische infrastructuren (denk onder meer aan de strikte ISO 7396 voor medische gassen).
“Eigenlijk is het normaal dat regelgeving continu evolueert. Dat is iets waar vooral ontwerp- en studiebureaus mee te maken krijgen”, legt Koen Lismont uit. “Wat bijvoorbeeld opvalt, is hoe technische installaties steeds zwaarder worden en een groter aandeel innemen in zowel het budget als de ruimte. Dit vraagt om slimme integratie in het ontwerp en een nauwe samenwerking met alle stakeholders.”
“Om nog even terug te komen op de invloed van regionale verschillen in regelgeving: regionale verschillen hebben geen directe impact op onze werkwijze, maar we moeten wel rekening houden met uiteenlopende minimumeisen per gewest. EPB is een goed voorbeeld: Vlaanderen, Wallonië en Brussel hanteren verschillende normen. Een uniforme federale regelgeving zou het proces aanzienlijk vereenvoudigen.”
“De basisnormen zijn federaal, maar elke regio legt eigen accenten”, vult Sarai Bervoets aan. “Zo legt Vlaanderen, bijvoorbeeld, extra nadruk op zorgstrategische planning en duurzaamheid. Subsidies en erkenningen zijn gekoppeld aan regionale zorgstrategische plannen, wat invloed heeft op timing en ontwerpkeuzes. Voor ons betekent dat onder meer dat we per regio samenwerken met partners die de lokale regels door en door kennen, onze detailoplossingen afstemmen op de regionale eisen en dat we aanbestedingsdossiers en bestekken mee screenen op regionale verschillen. Omdat we al jaren actief zijn in alle drie de gewesten, werd dit een geïntegreerd onderdeel van onze werkwijze.”
“Wij zijn bijzonder goed thuis in alles wat met vergunningen en regelgeving te maken heeft. We kunnen volmondig beamen dat het steeds complexer wordt. Bij stedenbouwkundige projecten zie je hoe je tegenwoordig hele boekdelen moet doornemen, al hoor je ons hierover zeker niet klagen,” aldus Els Kuypers. “Wel is het zo dat er in de regelgeving al eens tegenspraak durft te zitten, wat ertoe leidt dat je een ‘Belgisch compromis’ moet zoeken. Neem nu het werk dat we deden voor het pas opgeleverde ziekenhuis AZ Groeninge in Kortrijk, samen met Baumschlager-Eberle. Over een tijdspanne van 25 jaar hebben we daar in drie bouwfases het geheel gerealiseerd. Daarnaast zijn er ook een aantal interne verbouwingen uitgevoerd. De ervaring hiervan leert ons dat een sterk casco met voldoende ingebouwde marge op lange termijn robuust is voor veranderende regelgeving of werkprocessen.”
BIM als ruggengraat van moderne zorgbouw
Het werken in BIM veranderde de aanpak van projecten binnen de bouwwereld ingrijpend. Dat is bij de bouw en renovatie van ziekenhuizen en WZC’s wellicht niet anders?
“Specifiek voor ons was dit geen grote sprong”, antwoordt Koen Lismont. “Wij werken al meer dan 15 jaar in 3D, waardoor de overstap naar BIM behoorlijk makkelijk was. Het grootste voordeel is het materialenpaspoort per gebouw, wat essentieel is voor circulariteit. Dit stelt ons in staat om materialen in de toekomst optimaal te hergebruiken en draagt bij aan duurzame bouwprocessen.”
“Wat BIM illustreert, is hoe interessant het is voor alle stakeholders - waarmee ik verwijs naar zowel de architecten, de studiebureaus, de aannemer als de bouwheer en diens technische dienst – om vroeg om de tafel te gaan zitten. Eigenlijk moet je het hier hebben over werken als een bouwteam, uiterst belangrijk voor modulaire bouw. In modulaire bouw kan alles, maar je moet wel iedereen van bij het begin enkele regeltjes duiden. Tekent men eerst traditioneel, dan wordt het aan het einde flink duurder, maar houd je rekening met heel eenvoudige teken- en ontwerpregels, dat wordt een en ander veel makkelijker, wat het voor de bouwheer goedkoper maakt. Om nog eens naar de eerder aan bod gekomen modulariteit terug te wijzen: heel veel is repetitief. Door modulariteit kun je makkelijk aanpassen aan de noden, wetende dat alles impact heeft op het kostenplaatje. Standaardisatie moet je daarbij bekijken als een middel om zo snel mogelijk in te spelen op een bestaande toestand, niet als een beperking.”
“Voor complexe zorgprojecten is BIM een basisvoorwaarde geworden”, bevestigt men bij Group Jansen. “Dankzij een eigen BIM team staan we dagelijks in contact met onze werfleiders, architecten, studiebureaus en leveranciers en kunnen we vroeg mee nadenken over maakbaarheid en onderhoud, in plaats van enkel ‘te tekenen wat gevraagd wordt’. We merken ook dat BIM voor on-site management grote voordelen biedt, onder andere in een betere coördinatie tijdens de werken. Een voorbeeld van een ziekenhuis dat we volledig in BIM modelleerden, is het Grand Hôpital de Charleroi. BIM was van cruciaal belang voor dit complexe project.”
“Wij werken al een aantal jaren in BIM en zien er heel veel voordelen in”, weet Karianne Paesschen. “BIM lost conflicten op en nu zien we dat ook de opdrachtgevers het opleggen. Dit gaat over veel meer dan 3D tekenen, dit is tegelijkertijd informatiemanagement. Ja, het zorgt misschien voor extra werk, maar het maakt het werk ook interessant, je ziet conflicten letterlijk voor ze in de praktijk tot uiting komen.”
Voortbordurend op dit werken in BIM: het is een klassiek gegeven dat er tussen de ontwerper en de uitvoerder al eens meer dan een haar in de boter kan zitten. Hoe zit het met de samenwerking in deze wereld? Welke zijn de pijnpunten?
“Eigenlijk kun je beter spreken over een leercurve, niet pijnpunten”, reageert Koen Lismont meteen. “Het allerbelangrijkste in ons geval is dat architecten begrijpen hoe een modulair bouwproces verschilt van traditioneel bouwen. We denken vooraf samen na over zaken die in klassieke projecten pas later aan bod komen. Dit voorkomt problemen tijdens uitvoering en faalkosten. Zodra architecten vertrouwd zijn met deze aanpak, ervaren ze vooral voordelen: minder improvisatie op de werf, duidelijke ontwerpregels en een efficiënter proces, inclusief het voordeel van standaardisatie voor de toekomstbestendigheid en flexibiliteit van de infrastructuur.”
“We werken veelal met ervaren en sterke architectenbureaus in samenwerkingen die erg vlot lopen. Aandachtspunten zijn er natuurlijk altijd”, speelt Sarai Bervoets in. “Zo zijn er soms late beslissingen rond medische apparatuur en inbouwmeubilair, waardoor details en technieken nog moeten worden aangepast tijdens de uitvoering. Daarnaast merken we onvoldoende aandacht voor uitvoeringsdetails in zones met hoge eisen, zoals de operatiekwartieren, en wordt de logistiek op de werf al eens ondergewaardeerd. We proberen dat op te vangen door heel vroeg in dialoog te gaan, uitvoeringsdetails samen te ontwikkelen en op kritische plaatsen proefopstellingen of mock-ups te maken voor iedereen akkoord gaat. En dan slagen we erin om dit toch altijd tot een goed einde te brengen.”
“Wij stellen in deze wereld vast dat de samenwerking best oké loopt, uiteindelijk wil een aannemer niet zomaar wat bouwen zonder te luisteren naar zijn gebruikers. Dat heeft ook te maken met de publieke rol van, vooral, een ziekenhuis. Dit is en blijft een maatschappelijk belangrijk gebouw, waarbij het niet enkel gaat over modulariteit en ombouwbaarheid, maar zeker ook de functie naar de buitenwereld toe”, zegt Els Kuypers. “Aannemers begrijpen heus wel dat het gaat over meer dan techniek en dat het om mensen draait. Dat zie je ook bij WZC’s, daar is het duidelijk dat het om veel meer gaat dan enkel logistiek en dat er rekening moet gehouden worden met de stem van de bewoners en de huiselijkheid. Waarbij we, toegegeven, al eens de discussie moeten aangaan voor de gebruiker. Met daarbij de onderliggende gedachte: het debat over huiselijkheid kun je maar aangaan als je ook de hele techniciteit beheerst.”
Vooruitkijken hoort er natuurlijk ook bij. Zo vroegen we even rond wat mogelijke evoluties zijn op de korte termijn. Wat zal er (wellicht) veranderen en waar moeten we ons op voorbereiden? Een overzicht:
- Strengere eisen op het vlak van de monitoring van de binnenlucht en de ventilatie. We merken hoe wetgeving en lokale initiatieven duwen in de richting van permanente monitoring (CO₂, ventilatie-performance). Mogelijk komen er ook wettelijke eisen voor de luchtkwaliteit in publieke binnenruimtes.
- Hogere energiedoelen en renovatie-targets: Europese programma’s (en nationale implementatie) stimuleren enerzijds massale renovatieprojecten en anderzijds striktere energieprestatienormen voor publieke zorggebouwen. Budgetten en subsidies veranderen planning en businesscases.
- Verdere groei prefab/modulair + integratie van medische systemen: modulaire units worden technischer (geïntegreerde HVAC, medische gas, ICT), waardoor kant-en-klaar levering voor sommige afdelingen gebruikelijker wordt.
- Digitalisering: we moeten ons voorbereiden op gebruik van digitale tweelingen en AI-ondersteunde exploitatie. Het gaat dus om beter assetmanagement, predictive maintenance en optimalisatie van logistiek via data uit gebouwbeheersystemen en digitale twins. BIM blijft de backbone van die data.
- Hogere vraag naar resilience en klimaatadaptatie: aandacht voor hittestress, overstromingsveiligheid, redundante energie (microgrids) en supply-chain-resilience in geval van crises.