Den Lusthof Leuven wordt gerestaureerd
Den Lusthof is één van de meest waardevolle en oudste stadswoningen van Leuven. Het gebouwencomplex uit de zestiende eeuw werd in 2001 beschermd als monument, maar werd reeds in 1996 onbewoonbaar verklaard. Sindsdien staat het te verkommeren. De toestand ervan is zo slecht dat enkele jaren geleden nog gevreesd werd dat sloop de enige mogelijkheid was. Door de zeer snelle toekenning van een restauratiepremie kan het pand bewaard blijven.
Door een goede samenwerking tussen de bouwheer, de stad en het agentschap Onroerend Erfgoed kon eind 2014 een restauratiedossier ingediend worden. Vlaams minister Geert Bourgeois, bevoegd voor Onroerend Erfgoed, kende zopas een restauratiepremie toe. Na de werken aan de voorgevel kan nu ook de restauratie van het volledige pand beginnen. De stad Leuven zal eveneens een deel van de restauratiekosten subsidiëren.
De Leuvense schepen van Monumentenzorg Dirk Vansina is zeer tevreden dat het prachtige pand in de Parijsstraat binnenkort opnieuw in ere zal hersteld worden. 'Dit beschermde monument is uniek wegens zijn ouderdom en zijn historische gelaagdheid. Door de verwoestingen tijdens de twee wereldoorlogen zijn in Leuven nog maar weinig oude panden in het stadsweefsel aanwezig. We moeten panden zoals Den Lusthof dan ook koesteren als getuige van onze stadsgeschiedenis', verklaart de schepen.
De restauratie zal zeker bijdragen tot de verdere heropleving van de Parijsstraat.
“Het pand zal naast een woonfunctie op de verdiepingen een commerciële functie (horeca of winkel) krijgen op de begane grond. Hierdoor kunnen ook voorbijgangers en Leuvenaars in de toekomst genieten van de restauratie van deze verborgen parel. De restauratie zal zeker bijdragen tot de verdere heropleving van de Parijsstraat, een tendens die zich de voorbije jaren heeft ingezet', concludeert Vansina.In de inventaris van het bouwkundig erfgoed lezen we dat het complex in bak- en zandsteenstijl bestaat uit een hoofdpand en een achterhuis, een kleine binnenplaats en een ommuurd tuintje. Het hoofdpand is een diepgericht enkelhuis dat een rechthoekig grondplan beschrijft, met drie bouwlagen, onder een leien zadeldak dat is gevat tussen een trapgevel aan de straat- en een tuitgevel aan de achterkant. De rijk uitgewerkte, verankerde voorgevel wordt getypeerd door de veelvuldig aangebrachte speklagen van zandsteen die voor een horizontale geleding van de gevelwand zorgen.
De toegangsdeur van het hoofdhuis bevindt zich in de rechtertravee. De negentiende-eeuwse dubbelvleugelige paneeldeuren zijn in neo-classicistische stijl vormgegeven, terwijl het waaiervormige bovenlicht uit de achttiende eeuw dateert. Het geheel is gevat in een hardstenen en spiegelboogvormige deuromlijsting, eveneens uit de achttiende eeuw, onder een gebogen kroonlijst met gestrekte uiteinden.
Anders dan de gevel aan de straatkant is de gedeeltelijk zichtbare achtergevel van het hoofdpand soberder uitgewerkt. Het achterhuis sluit in westelijke richting aan op het hoofdpand. In tegenstelling tot het hoofdvolume gaat het hier om een tweelaags breedhuis onder een vernieuwd pannen zadeldak, dat is gevat tussen zijtuitgevels met aandak, muurvlechtingen en schouderstukken op geprofileerde kraagstenen.
De gang die het hoofdpand met het bijhuis verbindt, onttrekt de oostgevel van het bijhuis grotendeels aan het oog. De verankerde westgevel is vanuit het bijbehorende stadstuintje wel zichtbaar en telt twee traveeën. Net als in de voorgevel van het hoofdpand zijn ook hier de natuurstenen omlijstingen van de voormalige kruisvensters bewaard. Boven de vensters van de eerste verdieping zitten steigergaten.
Opmerkelijk zijn de goed bewaard gebleven interieurelementen die teruggaan tot de bouwperiode van beide huizen. Zo zijn er onder meer de gedeeltelijk zichtbare zestiende-eeuwse dakconstructie en, alleen voor het hoofdpand, de draagstructuur met troggewelfjes die nog zichtbaar zijn in de gang en in de achterkamer van de eerste verdieping. Bovendien bleven in het hoofdhuis nog vier laatgotische haarden bewaard, waarvan enkel de schouw in de voorkamer van de tweede verdieping niet is ingekast. De schouw is er uitgebouwd tegen de binnenmuur en bestaat uit een boezem in metselwerk die rust op een eiken schouwbalk en eenvoudig geprofileerde platen en wangen van natuursteen. Hoewel de overige drie haarden momenteel zijn bepleisterd en gedeeltelijk achter een inkasting zijn verborgen, doet het profiel vermoeden dat het hier om dezelfde exemplaren gaat.
Het fraaie stucwerk dat op de plafonds van beide kamers in het achterhuis is aangebracht, dateert uit het midden van de achttiende eeuw. Het best bewaard is het stucwerk van de bovenverdieping, waar zich aan weerszijden van een omstucte moerbalk telkens een plafondvlak bevindt. In de manier waarop het geheel is geconcipieerd en in de aard van de ornamentiek is de rococostijl merkbaar.
De overgang van het wand- naar het plafondvlak wordt benadrukt door een geprofileerde kroonlijst. De lege plafondspiegels worden vervolgens omkaderd door twee licht geprofileerde, in- en uitzwenkende lijsten die op enige afstand van elkaar zijn aangebracht. De binnenste lijst is opgesmukt met sierlijke en gevarieerde rocaillemotieven. - EC