KU Leuven renoveert Pauscollege
De KU Leuven begint in juli met de volledige renovatie van het Pauscollege aan het Hogeschoolplein in Leuven. Het is de bedoeling om het hele gebouw klimaatneutraal te maken en dat vereist onder meer dat ook het dak en de buitengevels worden aangepakt.
Ook het interieur, het sanitair en de elektriciteit in het gebouw worden samen met de 200 studentenkamers vernieuwd en er komen nieuwe keukens die het filiaal van studentenrestaurant Alma in het gebouw zullen vervangen. De werkzaamheden zullen minstens twee jaar duren. De laatste grote renovatie en modernisering van het complex gebeurde in 1967. In 1973 werd het gebouw een beschermd monument.
De verbouwingen en de renovatie van het Pauscollege maken deel uit van een breder initiatief van de KU Leuven om een heleboel verouderde gebouwen en studentenresidenties te renoveren in het kader van een klimaatneutrale stad en in samenwerking met de stad Leuven. Ze krijgt daarvoor ook subsidies. Eerder werden ook al het college De Valk (faculteit Rechtsgeleerdheid) en de residentie Rega gerenoveerd.
Het Adrianus VI-college, zoals het gebouw officieel heet, is één van de oudste complexen van de Leuvense universiteit. Het werd opgericht door de uit Utrecht afkomstige Adriaan Floriszoon Boeyens, de latere paus Adrianus VI. Hij studeerde in Leuven en bracht het daar tot hoogleraar, vicekanselier, rector, kanunnik en deken. Later werd hij de leermeester van de jonge keizer Karel V en zou hij uiteindelijk in 1522 tot paus worden gekozen.
Adriaan was als rector, deken en kanunnik goed ingeburgerd in Leuven toen hij in 1502 in de ‘s Meiersstraat een huis kocht van ridder Gautier vanden Tymple. Het ging eigenlijk om een uitgebreid landgoed dat zich uitstrekte van de ‘s Meiersstraat (in het Latijn Via Praetoria) tot de huidige Charles de Bériotstraat. Zijn buurman, Willem van Croÿ, had eveneens een landgoed in de ‘s Meiersstraat, net als de toenmalige meier van Leuven, sire Louis Pynnock (vandaar kwam ook de naam ‘s Meiersstraat). In de resterende tijd die hij in Leuven doorbracht, zou Adriaan in dit huis blijven wonen, tot hij in 1515 naar Spanje vertrok en van daaruit in Rome terecht kwam. Hij zou nooit meer terugkeren naar Leuven.
Later, bij testament, liet Adrianus zijn Leuvense landgoed in de chique straat, inclusief het meubilair en de bijgebouwen, na als een college voor arme studenten. Adrianus dicteerde dit testament over zijn huis in Leuven zes dagen voor zijn dood op 14 september 1523. Het testament werd genoteerd door zijn privé-secretaris Thierry Hezius en een Romeinse notaris, in aanwezigheid van twee getuigen gekozen door Adrianus: Nicolas de Porta, de deken van Eindhoven, en Pierre vanden Male, de kanunnik van de Sint-Pieterskerk in Leuven. Zo ontstond het Paus Adrianus VI-college, of kortweg Pauscollege.
Kardinaal van Enckevoort was de uitvoerder van het Leuvense testament van paus Adrianus. Adrianus’ opvolger paus Clemens VII moeide zich met het testament en beval dat er drie mede-uitvoerders van het testament bij kwamen: de abt van de Abdij van Park van Leuven, de deken van de Sint-Pieterskerk in Leuven en de proost van het kapittel van de Utrechtse Dom.
Godschalck Rosemondt van Eindhoven, een oud-student en vriend van Adrianus, was bij testament benoemd tot eerste voorzitter van het Pauscollege. Reeds in 1530 werden de gebouwen uitgebreid met een kapel, een groot huis met een bibliotheek en een studiezaal en twee huizen waarin een gastenverblijf, kamers voor het personeel en graanzolders werden ingericht. In 1660 werd een deel van het inmiddels behoorlijk vervallen Pauscollege herbouwd. In 1775 stortte de rechtervleugel van het Pauscollege in en vond een student theologie, Pierre van Schelle, de dood.
In 1776 werd het college volledig vernieuwd en heropgebouwd naar een ontwerp van landmeter-architect Ghenne (1753-1813). Het werd een eenvormig streng klassiek uitgewerkt bouwwerk met een U-vormig grondplan. Het geheel werd opgevat als een classicistisch herenhuis, gevormd door een monumentale straatvleugel en twee haaks daarop ingeplante hogere vleugels rond een binnenkoer. Deze binnenplaats werd in 1785 in opdracht van keizer Jozef II afgesloten door een vierde vleugel in sober classicistische stijl naar een ontwerp van architect Louis-Joseph Montoyer. De president van het College, Thomas-Lambert Ghenne, heropende het gebouw in 1778, dat toen 112 studenten kon herbergen, een record voor die tijd. Het gebouw aan het Hogeschoolplein is al die tijd en tot vandaag als studentenresidentie blijven bestaan.
Het Paus Adrianus VI-college groeide de daaropvolgende decennia uit tot één van de meest welvarende colleges van de universiteit. Dit ging gepaard met een aanzienlijke uitbreiding van de gebouwen. Het gebouw onderging in de loop der eeuwen ook een hele reeks bestemmingswijzigingen: Seminarie-Generaal (1786), hoofdkwartier van de Republikeinse Partij (1792), hospitaal (1797), kazerne (1811) en Filosofisch College (1825). Sinds 1835 fungeerde het als pedagogie van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte.
Het complex bleef vrijwel ongewijzigd tot 1967, toen het met uitzondering van de vleugel aan de zijde van het Maria-Theresiacollege grondig gemoderniseerd werd onder leiding van ingenieur-architect Paul Van Aerschot. Deze zomer volgt dus een nieuwe restauratieperiode in de rijke geschiedenis van dit gebouw.