Leuven begint met afbraak Sint-Pietersziekenhuis
Het Sint-Pietersziekenhuis aan de Brusselsestraat in Leuven wordt afgebroken. Dat karwei gaat minstens een jaar duren. De plek maakt deel uit van het grootschalige stadsontwikkelingsproject Hertogensite en wordt na de sloop van de enorme betonnen blokken ingevuld met een podiumkunstenzaal, woningen en winkels. Burgemeester Louis Tobback en schepen van Ruimtelijke Ordening Carl Devlies namen zelf de sloophamer in handen om de symbolische eerste steen neer te halen. Die actie werd door hen duidelijk met plezier uitgevoerd, want een aanzienlijk deel van het ziekenhuis staat tot ongenoegen van het Leuvense stadsbestuur al vele jaren leeg. De voorste vleugel van dit tussen 1955 en 1983 opgetrokken gebouwencomplex werd zelfs nooit volledig in gebruik genomen en lag er meer dan 40 jaar als een nutteloze stadskanker bij.
Daarom zullen weinig mensen het betreuren dat dit betonnen gevaarte in het centrum van de historische binnenstad verdwijnt. Het gebouwencomplex was gedurende vele jaren een doorn in het oog van vele Leuvenaars, maar ook het stadsbestuur kijkt al jaren hoofdschuddend naar het mistroostige Sint-Pietersziekenhuis, dat zich op amper 400 m van het Leuvense stadshuis bevindt. Louis Tobback liet in het verleden meermaals optekenen dat hij zijn burgemeestersjerp pas aan de haak zou hangen wanneer ‘de gele olifant’ zoals het ziekenhuis in de volksmond wordt genoemd, zou worden neergehaald.
De asbestsanering en de sloop van het Sint-Pietersziekenhuis zal minstens een jaar in beslag nemen.
Dat laatste zal nog wel even duren, want de afbraakwerken worden in verschillende fases uitgevoerd en zullen meer dan een jaar in beslag nemen. Het gebouw moet eerst volledig asbestvrij worden gemaakt, een sanering waarmee men vermoedelijk een half jaar zal bezig zijn. Bovendien gaat het om een grootschalig afbraakproject dat zich ook nog eens midden in een druk gedeelte van de stad bevindt. Bewoners en passanten zullen weinig of geen last ondervinden tijdens de werken, want de afvoer van sloopmateriaal zal voornamelijk langs de achterzijde van het voormalige ziekenhuis gebeuren.
Een restant van de zuidelijke vleugel van het negentiende-eeuwse ziekenhuis (vooraan) blijft behouden en wordt gerestaureerd.
Het Leuvense stadsbestuur is opgetogen dat de uiteindelijke sloop van het ‘langst leegstaande ziekenhuis in Vlaanderen’ eindelijk in gang is gezet. “2019 zal in het teken staan van de sloop van deze lelijke betonnen blokken die niets toevoegen aan de skyline van Leuven. Daarmee trekken we ook definitief een streep onder een oude manier van stadsontwikkeling die ik sinds mijn aantreden als burgemeester in 1995 heb bestreden. Zodra de sloopwerken voltooid zijn, kunnen mijn opvolger en zijn team beginnen aan een nieuw verhaal op de vrijgekomen ruimte op de Hertogensite. Door het verdwijnen van de betonnen torens zullen ook de monumenten in deze historische omgeving veel beter zichtbaar zijn”, verklaart burgemeester Louis Tobback.
Ontwerpen
De afbraak maakt deel uit van de plannen die projectontwikkelaar Resiterra wil realiseren op de Hertogensite, een grootschalig stadsontwikkelingsproject waarbij op een oppervlakte van meer dan 6 ha tussen de Brusselsestraat, de Kapucijnenvoer en de Minderbroedersstraat onder meer 540 woongelegenheden, sociale huurwoningen, assistentiewoningen, een welzijnstoren, commerciële ruimtes en een woonzorgcentrum worden gebouwd. “Op deze autoluwe Hertogensite komt ook de nieuwe Leuvense podiumkunstenzaal, vrijwel precies op de plaats waar de twee torens van het Sint-Pietersziekenhuis momenteel nog staan. We hebben al een aantal ontwerpen van architectenbureaus ontvangen en hopen binnenkort met het definitieve ontwerp naar buiten te kunnen komen”, aldus schepen Carl Devlies.
De Leuvense burgemeester Louis Tobback (l.) en schepen van Ruimtelijke Ordening Carl Devlies sloopten eigenhandig de eerste symbolische steen.
Reeds in de dertiende eeuw bevond zich op deze plaats het Sint-Elisabethgasthuis dat door de zusters Augustinessen naast hun klooster was opgetrokken. In 1830 besliste de Commissie voor Burgerlijke Hospitalen – een voorloper van het latere OCMW – dat het Sint-Elisabethgasthuis niet langer beantwoordde aan de negentiende-eeuwse hygiënische standaarden. Zo was in de gebouwen meer licht en ventilatie nodig en hadden de artsen onvoldoende ruimtes om patiënten met besmettelijke ziekten voldoende te kunnen afzonderen.
Daarom werd het Sint-Elisabethgasthuis in 1838 grotendeels gesloopt en vervangen door het nieuwe Sint-Pietersgasthuis. Architect Alexander Van Arenbergh ontwierp een monumentaal rechthoekig gebouw met twee binnenhoven (waarvan één als een grote open U-vorm in de richting van de Brusselsestraat liep), vier paviljoenen en een grote tuin. Hij liet zich onder meer inspireren door het Hôpital Saint-André van Bordeaux in Frankrijk. In 1849 werd het nieuwe ziekenhuis in gebruik genomen, maar het zou duren tot 1865 vooraleer het helemaal afgewerkt was. In totaal konden er ongeveer 250 patiënten terecht. Mannen en vrouwen lagen afzonderlijk in grote zalen met 24 bedden.
Opleidingsplek
Het Sint-Pietersziekenhuis was bovendien een academische kliniek. Het functioneerde als de voornaamste opleidingsplek voor studenten Geneeskunde van de KU Leuven. Omstreeks 1900 werd omwille van het toenemende aantal studenten de tuin grotendeels opgeofferd voor de bouw van nieuwe klinische auditoria. Door de opkomst van de bacteriologie, toen een nieuwe specialisatie, waren ook investeringen in labo’s, sterilisatieruimtes, verbandkamers en nieuwe operatiekwartieren nodig. Dat verliep behoorlijk chaotisch. Het ziekenhuis kreeg te maken met een haast permanente opeenvolging van verbouwingen en uitbreidingen. Overal waar mogelijk werden extra verdiepingen en aanbouwsels aan het originele complex toegevoegd. In de eerste helft van de twintigste eeuw kon het negentiende-eeuwse gebouw de voortdurende drang naar medische vernieuwing amper de baas.
“Een eerste poging tot een meer structurele oplossing werd in 1930 ondernomen. De Brusselse architect Gustave Maukers presenteerde toen het plan om een volledige verdieping bij te bouwen en de ruimtes te herbestemmen. Maukers behoorde tot een kransje architecten die in het interbellum de ziekenhuisarchitectuur probeerden te vernieuwen. Zij vertrokken vanuit de beoogde functie van de ruimtes. In Maukers’ plan werden onder meer aangepaste zalen voor kindergeneeskunde, pneumologie (onder andere met kuurgalerijen voor tuberculosepatiënten) en dermatologie voorzien. Toch zou dit functionalisme in Leuven, in tegenstelling tot in Gent en Brussel, slechts zeer gedeeltelijk gerealiseerd worden vóór de Tweede Wereldoorlog. Het Gentse Universitair Ziekenhuis of de Brusselse Héger-kliniek waren nieuwe constructies terwijl in Leuven werd vastgehouden aan het bestaande negentiende-eeuwse grondplan”, schrijft postdoctoraal onderzoeker Joris Vandendriessche (KU Leuven) en auteur van een boek over de geschiedenis van de Leuvense academische ziekenhuizen.
Omstreeks 1950 leek het lot van het ‘oude’ Sint-Pietersziekenhuis bezegeld. De bezetting door Duitse troepen tijdens de oorlog en een brand in 1944 hadden grote schade aangericht. Het ziekenhuis was inmiddels hopeloos verouderd en het nijpende plaatsgebrek werd onhoudbaar. Met de gelden voor de wederopbouw na de oorlog en dankzij gulle nationale fondsen voor ziekenhuisbouw was er bovendien financiële ruimte. Sloop en nieuwbouw lagen dan ook voor de hand.
Torengebouw
In 1951 werd een ontwerp van het architectentrio Cloquet-Van Montfort-Vandeput goedgekeurd. De afbraakwerken begonnen meteen en vier jaar later verrees de eerste vleugel van het nieuwe Sint-Pietersziekenhuis, een torengebouw van liefst veertien verdiepingen. Een deel van het oorspronkelijke gasthuis ontsnapte aan de sloop en is vandaag nog steeds achter de gele hoogbouwtoren te vinden. De moderne nieuwbouw voorzag een centralisatie van gedeelde functies (radiologie, intensieve zorgen, administratie, …) en een scheiding van de ‘stromen’ van bezoekers, patiënten en medisch personeel. Aan de achterzijde van de kliniek werd een spoedafdeling geopend: ambulances reden af en aan op de Brusselsestraat over de met dikke lagen beton overwelfde Dijle, een rivier die nu, naarmate de realisatie van de Hertogensite vordert, in drie fasen weer zal worden opengelegd.
“In de daaropvolgende gebeurtenissen speelde het Sint-Pietersziekenhuis een minder fraaie rol. Tijdens de woelige jaren ‘60 van de vorige eeuw werd de kliniek een speelbal in het politieke gekibbel rond Leuven-Vlaams. Dat Nederlandstalige patiënten door Franstalige professoren en artsen-in-opleiding werden behandeld, was een doorn in het oog van de Vlaamse Beweging. De aanhoudende kritiek droeg ertoe bij dat de faculteit Geneeskunde als één van de eerste faculteiten taalkundig gesplitst werd. Reeds in 1963 werd beslist dat voor de Franstalige artsen een nieuwe kliniek bij Brussel zou worden gebouwd. De Sint-Pieters werd op termijn een exclusief Nederlandstalig ziekenhuis”, schrijft Joris Vandendriessche.
In 1970 concludeerde men dat als gevolg van de splitsing van de Leuvense universiteit best een nieuw ziekenhuis voor de faculteit Geneeskunde kon worden gebouwd. De bestaande instellingen functioneerden op dat moment meestal los van elkaar en de medische diensten en zorgverlening waren niet altijd op elkaar afgestemd. De Nederlandstalige professoren beslisten om die uitbreiding te realiseren buiten het stadscentrum. In 1971 werd de eerste steen gelegd van de universitaire campus Gasthuisberg. In 1975 opende hier een kinderziekenhuis, het eerste van talrijke gebouwen die men zou realiseren op de vandaag enorme ziekenhuissite. Intussen zijn vrijwel alle medisch-academische diensten in het Leuvense verhuisd naar Gasthuisberg.
Vergissing
De beslissing om te blijven investeren in het Sint-Pietersziekenhuis bleek achteraf bekeken een grote vergissing. In 1975 gaf de Commissie voor Openbare Onderstand (COO), de voorloper van het huidige OCMW, opdracht om aan de Brusselsestraat een tweede vleugel te bouwen. De overheid subsidieerde dat bouwproject met meer dan een half miljard Belgische frank (omgerekend ongeveer 13,6 miljoen €), in die tijd een gigantisch bedrag. In 1977 werd deze tweede vleugel in gebruik genomen. Nog veel slechter was de beleidskeuze om in het begin van de jaren ‘80 nogmaals een groot torengebouw met een tiental verdiepingen neer te zetten. Dat zou, op een paar verdiepingen na, altijd blijven leegstaan. Al die tijd bleven de radiatoren in werking om een minimale temperatuur te garanderen zodat het voortschrijdende verval van het gebouw enigszins werd afgeremd. Aan het einde van de jaren ’90 verbleven een tijdlang krakers in het complex.
Door opeenvolgende regeringswissels wijzigde ook het beleid: plots was nu sprake van een nationaal ‘beddenoverschot’ en moest in de ziekenhuissector bespaard worden. Het dure en grotendeels ongebruikte Sint-Pietersziekenhuis zou zo uitgroeien tot een lastig dossier in de relatie tussen het Leuvense stadsbestuur en de universiteit. Door de specifieke inrichting kon het gebouwencomplex ook geen andere bestemming krijgen.
In 2006 besliste de Vlaamse regering uiteindelijk dat de betonnen torens mochten worden afgebroken zonder dat het OCMW de subsidies van destijds moest terugbetalen. De aanwezigheid van asbest in de oudste gebouwen bemoeilijkte het afbraakdossier jarenlang, maar nu gaat de sloop dan toch plaatsvinden. Daarmee komt in de Brusselsestraat definitief een einde aan een zeven eeuwen oude traditie van medische en gezondheidszorg.