Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Bouwprojecten

Minister Diependaele wil evaluatie archeologische aanpak vervroegen

Tijdens een recente vergadering in de parlementaire commissie Wonen en Onroerend Erfgoed vroeg volksvertegenwoordiger Mercedes Van Volcem aan Vlaams minister Matthias Diependaele meer uitleg over de richtlijnen voor archeologisch onderzoek bij bouw- of wegenwerken. Zij vindt dat het evenwicht tegenwoordig een beetje uit het oog wordt verloren.Volgens de minister is in 2023 een evaluatie gepland van de hele archeologische aanpak maar kunnen bepaalde delen eventueel worden vervroegd.

Minister Diependaele wil evaluatie archeologische aanpak vervroegen (1)
Van Volcem, die naast ondervoorzitter van de commissie Wonen en Onroerend Erfgoed, ook schepen van Openbare Werken is in Brugge, krijgt in haar stad regelmatig te maken met archeologische vondsten. Dat is een fenomeen waarmee alle historische steden rekening moeten houden. Wie in een dergelijke omgeving begint te graven riskeert dat de werken worden opgeschort of minstens vertraagd door onverwachte vondsten waar dan eerst archeologen het nodige onderzoek moeten verrichten.
 
Archeologisch onderzoek heeft uiteraard een kostprijs. Die wordt volgens het Onroerenderfgoeddecreet betaald door de aanvrager van de omgevingsvergunning en dus door diegene die een ingreep in de bodem wil uitvoeren en hierdoor mogelijk archeologisch erfgoed kan verstoren, met uitzondering van ‘toevalsvondsten’. Dit is één van de basisprincipes van het Verdrag van Valletta uit 1992 ter bescherming van het archeologisch erfgoed. Daarmee wordt een waardevolle bijdrage geleverd aan het uitbouwen en documenteren van het menselijk historisch archief dat in onze bodem opgeslagen is.
 
Deze archeologiewetgeving zorgt ervoor dat de bouwheer de gevonden archeologische restanten op een degelijke manier opgraaft, registreert en  deponeert. Al zorgt dergelijk onderzoek vaak voor heel wat extra kosten. Soms kunnen deze kosten in rekening worden gebracht bij de uiteindelijke verkoop, maar niet iedereen heeft de mogelijkheid om deze financiële impact te vermarkten.
 
“Wanneer in het centrum van onze stad Brugge werken worden uitgevoerd is de kans om archeologische restanten te vinden vrijwel een zekerheid. Soms zijn dat kleinere vondsten, zoals recent aan de oude Katelijnepoort of in de Sint-Amandsstraat. Dan volgt een onderzoek van een paar weken waarna de werken worden voortgezet. Maar op sites zoals bijvoorbeeld in de omgeving van de Onze-Lieve-Vrouwekerk is dat een andere zaak. Daar werden in het verleden talrijke mensen begraven. Men verwacht daar minstens duizend skeletten aan te treffen. De werken in dit drukke toeristische deel van de stad riskeren wekenlang, misschien zelfs maanden te worden stilgelegd”, zegt Van Volcem.
 
“Het probleem is dat er geen prioriteiten gesteld kunnen worden en er ook geen maximale termijnen voor dergelijke onderzoek zijn vastgelegd. De archeologienota’s worden opgemaakt door archeologen. Zij beschrijven de manier van aanpak. Als overheid kan je alleen maar afwachten wat er gaat gebeuren. Als een erg drukke plek maandenlang wordt afgebakend en ontoegankelijk gemaakt hebben we daar als stedelijke overheid niets aan te zeggen”, vervolgt de schepen.

Objectieve factoren

“Ik vraag mij af welke objectieve factoren vandaag meespelen bij de selectie van wat precies opgegraven of gedocumenteerd moet worden en of de impact op socio-economisch vlak vandaag ook reeds een rol speelt. Ik heb eerlijk gezegd niet die indruk. Als ik vraag of ze in plaats van duizend skeletten niet gewoon driehonderd skeletten kunnen opgraven, dan gaat dat niet, want men moet ze eerst allemaal uitgraven. Ze rekenen op een persoon per dag per skelet. Maar uiteindelijk blijkt dat ze ook niet al het opgegraven materiaal onderzoeken. Enkel de skeletten, die de archeologen pas nadien selecteren, gaan voor bijkomend onderzoek naar gespecialiseerde labo’s”, zegt Mercedes Van Volcem.
 
De schepen vraagt of het niet mogelijk is om de richtlijnen verder te verfijnen. “De archeologienota’s worden geschreven door archeologen, waarvoor alle respect, maar er zijn vandaag al te weinig archeologen en die schrijven natuurlijk ook voor de eigen sector: hoe langer ze kunnen onderzoeken, hoe meer werk ze hebben”, aldus Van Volcem.
 
Zij vraagt zich ook af hoe dat vandaag op Vlaams niveau wordt gemonitord. Wordt alles wat men vindt later nog bestudeerd en verder onderzocht of kunnen bij vondsten prioriteiten worden gesteld zodat het onderzoek kan worden afgelijnd in het aantal dagen en de kostprijs. Van Volcem vindt dat er verfijningen mogelijk zouden moeten zijn op het vlak van maximale termijnen en bedragen.

Financiële impact

Het parlementslid wijst ook op de grote financiële impact van maandenlang archeologisch onderzoek. Een grote stad kan dat doorgaans nog wel betalen, maar als bij een privéproject belangrijke archeologische vonsten gebeuren is dat een probleem. Van Volcem ziet wel wat in de oprichting van een solidariteitsfonds zodat in dergelijke gevallen de kosten gedragen kunnen worden door de gemeenschap en niet louter door de aanvrager.
 
Volgens minister Diependaele maakt de erkende archeoloog bij elk onderzoek een afweging. Het Onroerenderfgoeddecreet biedt hiertoe een algemeen wettelijk kader. Dit is meer in detail uitgewerkt in de Code van Goede Praktijk. Deze bevat richtlijnen voor het volledige archeologisch onderzoek. De archeoloog maakt bij ieder onderzoek een aantal afwegingen. Tijdens het vooronderzoek wordt nagegaan welke kenniswinst er kan verkregen worden door een terrein op te graven. Dat is niet altijd even eenvoudig om in te schatten. Die afweging gebeurt gradueel: de archeoloog begint met bureauonderzoek en enkel wanneer er meer informatie nodig is worden andere methodes gebruikt, zoals boringen of het graven van proefsleuven.
 
“De Code van Goede Praktijk bevat de afwegingen die de archeoloog na elke fase van het vooronderzoek moet maken. Kernvragen daarbij zijn: is het mogelijk om een bepaalde methode toe te passen? Is het nuttig om die toe te passen? Is het overdreven schadelijk voor het bodemarchief? Is het nodig om die methode toe te passen? Dat is eigenlijk een beetje een kosten-batenanalyse”, stelt de minister.

Selectieproces

“Een archeologisch vooronderzoek is eigenlijk een groot selectieproces, waarbij de archeoloog voortdurend keuzes maakt over welke stappen echt noodzakelijk zijn om kenniswinst te boeken. Wanneer de archeoloog na het vooronderzoek overgaat tot opgraving, maakt hij een nieuwe afweging door te bepalen wat noodzakelijk is.”
 
“De site aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge is daar een goed voorbeeld van. De kenniswinst van deze plek is enorm omdat deze zich midden een middeleeuws kerkhof bevindt. De archeoloog zal moeten afwegen welke selecties nodig zijn om het onderzoek degelijk te kunnen afronden. Die afweging wordt gemaakt ten opzichte van de te boeken kenniswinst. De impact op socio-economisch vlak komt daar, op dat moment en bij die afweging, niet expliciet in voor”, aldus Diependaele.
 
“De rol van de archeoloog is om een besluit te nemen over het kennispotentieel van het onderzochte terrein, en dat op de meest kostenefficiënte wijze. Het is niet zijn of haar taak om een kosten-batenanalyse te maken ten opzichte van de financiële draagkracht van elke individuele initiatiefnemer. Dat is niet helemaal mogelijk. Maar het is wel belangrijk dat de kost van archeologie in verhouding moet staan tot de kenniswinst. Dat is de afweging die wel moet worden gemaakt, vervolgt de minister.
 
“Wat betreft mogelijke verdere verfijningen aan de richtlijnen en of die wenselijk zijn, werken we hier als Vlaamse overheid hard aan en zetten we hiervoor meerdere instrumenten in. De Code van Goede Praktijk is bijvoorbeeld al toe aan de vierde versie sinds 2016. We sturen dat voortdurend bij. We volgen dit op in overleg met archeologen, maar ook met andere deskundigen. We werken aan nieuwe versies die moeten helpen om een onderbouwde afweging te maken. We hebben ook al samengezeten met aannemers die bepaalde problemen tegenkwamen.”
 
“Andere instrumenten die we aanreiken zijn specifieker. Het agentschap werkte bijvoorbeeld handleidingen uit voor archeologen over het aanpakken van steentijdarcheologie of het omgaan met menselijke skeletten. De selectie van het onderzoek op menselijke skeletten gebeurt overigens bij de verwerking ervan, na de opgraving. Dat kan leerrijk zijn om meer te weten te komen over het verleden van de vroegere bewoners, hun eetpatroon, ziektebeelden, doodsoorzaken en dergelijke meer’.
 
“Wat men vindt op één skelet, is daarom niet te veralgemenen naar de hele site. Wanneer de archeoloog dan beslist om op te graven, is dat voor alle skeletten. Het feit dat die allemaal worden bovengehaald betekent echter niet dat al die skeletten ook tot in elk detail worden onderzocht. De archeoloog selecteert een aantal geraamtes waarop meer diepgaand onderzoek zal gebeuren om tot een betrouwbare dataset te komen voor het verdere onderzoek. De resultaten van dat onderzoek publiceert de archeoloog in het eindverslag over de opgegraven site”, aldus Diependaele.

Solidariteitsfonds

“Zowel ikzelf als mijn voorganger Geert Bourgeois, zijn al lang vragende partij voor een solidariteitsfonds om de lasten te kunnen spreiden, maar het initiatief daarvoor ligt bij de betrokken sectoren. Er zijn verkennende gesprekken geweest, maar om uiteenlopende redenen is daar nooit iets van gekomen. Het gaat natuurlijk telkens om de financiering. Wie neemt welke lasten op zich? Dat moeten de sectoren zelf uitmaken. Wij kunnen eventueel wel wat subsidies geven om de werking te begeleiden, maar het fonds zelf spijzen, zou ingaan tegen het idee van het fonds zelf”, stelt de minister.
 
“We zijn nu al bezig met de kostprijs van een onderzoek, de termijnen en dergelijke meer te bekijken. De bedoeling was dat we tegen 2023 een evaluatie zouden doen van de volledige archelogische aanpak, maar ik heb al gevraagd welke delen hiervan we kunnen vervroegen. We bekijken bijvoorbeeld de zogenaamde gga-kaart (gebieden waar geen archeologie te verwachten valt). Als we die kaart sneller ingevuld krijgen, zullen we op minder plaatsen aan archeologie moeten doen. Maar dat moet samen met de lokale besturen gebeuren. We moeten natuurlijk voldoende data hebben om een degelijke evaluatie te kunnen maken”, verklaart minister Diependaele.

Elf werkdagen

Uit gegevens over opgravingen waarover de overheid momenteel beschikt weten we dat de modale archeologische opgraving ongeveer elf werkdagen duurt. Driekwart van de projecten is afgerond binnen de 32 werkdagen. De meerderheid van de opgravingen heeft al bij al een beperkte impact op het bouwproces. Na afloop van het veldwerk kan de bouwheer verder met zijn werken en begint de archeoloog met zijn verwerking.
 
“Toch zijn er situaties waarbij de kosten hoog oplopen. We proberen dan te bekijken hoe we dat op een of andere manier kunnen milderen. Dat is een denkoefening die absoluut nodig is. We zijn wel degelijk aan het nagaan wat we daaraan kunnen doen en hoe we dat kunnen bijsturen”, aldus Diependaele.
 
Mercedes Van Volcem stelt dat er bij werken met een grote impact, waarbij de kosten oplopen van 1 tot 3 miljoen €, minstens ergens een begrenzing nodig is. “Op dit moment  hebben archeologen eigenlijk te veel macht. Er valt niet over te onderhandelen wanneer die iets belangrijk vinden en ‘kenniswinst willen boeken’. Bovendien weten we nooit vooraf wat we gaan vinden en of het wel degelijk de moeite is”, zegt de schepen.
 
“De lusten zijn voor de kennis, de archeologie en de gemeenschap, maar de lasten worden bij de bouwaanvrager gelegd. Ik vind dat niet proportioneel. Daarom zou ik willen vragen dat we voor de grote projecten met grote kosten een versnelling hoger schakelen. Dat betekent dit jaar alles voorbereiden en in 2022 een oplossing voorstellen. We moeten ook voor de lopende projecten bekijken wie wat betaalt. Men kan niet zeggen dat de kennis Vlaams ontsloten wordt en dat de kosten door de aanvrager worden gedragen. Daardoor wordt het draagvlak voor de archeologie toch gedeeltelijk ondermijnd”, besluit Mercedes Van Volcem.
Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten