Stadsvernieuwing via architectuur: een deMONStratie
Architectuur, de valorisatie van het erfgoed en, meer algemeen, cultuur als hefbomen van stadsvernieuwing: dat is de uitdaging die het stadsbestuur van Bergen tien jaar geleden met succes is aangegaan om de stad die nu in volle metamorfose is een nieuw elan te geven. Maar deze metamorfose lijkt in niets op 'De Gedaanteverwisseling' waarover Kafka het in zijn roman had. Zoals Elio Di Rupo, Paul Magnette en Rudy Demotte tijdens de openingsceremonie van 'Mons 2015, culturele hoofdstad van Europa' met veel trompetgeschal verkondigden, projecteren de restauratie van het patrimonium en de creatie van nieuwe, eigentijdse sites de steden ook in de toekomst. Het nieuwe congrescentrum ontworpen door Daniel Libeskind (MICX) of het toekomstige treinstation van Calatrava bewijzen dat in Mons. Kortom, door hun bijdrage in klinkende munt tot deze stadsmutatie tonen o.m. het EFRO en het Waalse Gewest ook aan dat historische stadscentra geen vaste entiteiten zijn, zoals bepaalde musea. Nochtans houdt deze regeneratie vijf 'nieuwe' musea in en een muziektempel.
De museumgroep omvat vijf nieuwe instituten: de Artothèque, het Mons Memorial Museum, het museum van de Doudou, het belfort en de archeologische site van Spiennes. De drie laatste komen trouwens voor op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Dit vijftal wordt uitgebreid tot zes met de nieuwe Arsonic-concertzaal die is ondergebracht in een voor de gelegenheid compleet omgebouwde brandweerkazerne.
Op een kruispunt tussen verlaten sites, stedelijke revitalisering en hedendaagse geschiedenis bevinden zich:
' De Artothèque of de coulissen van een museum. De oude kapel van het vroegere Ursulinenklooster werd gerestaureerd en omgevormd tot een centrum voor bewaring, onderzoek, restauratie en studie van erfgoed waar alle communale collecties bewaard worden. Dit zijn als het ware de coulissen van een museum, maar die zijn wel toegankelijk voor het grote publiek, onderzoekers of gewoon nieuwsgierigen.
De Artothèque is de spil waarop de werking van de museumgroep steunt. Architectuur en toegepaste technieken dienden dan ook aan bepaalde normen te voldoen, want het gaat niet zozeer om de bewaring van de collecties dan wel om het blijvende karakter ervan. Bij de inrichting van de ruimtes die 2.000 m² beslaan, werd rekening gehouden met formaten, materialen en gewichten. De architecten van L'Escaut-Gigogne en aannemer Lixon hebben blijk gegeven van creativiteit. De beschermde kapel van het voormalige Ursulinenklooster, een opmerkelijk voorbeeld van de klassieke architectuur uit de 18de eeuw, heeft een wisselend lot gekend. Ze diende zelfs even als meubelopslagplaats, verdeeld over zes verdiepingen met betonnen vloeren waarvan de verankeringen de muren geschonden hebben. De architecten zijn begonnen met het blootleggen van het schip dat ongeveer 100 m lang is en heel hoog, om daarna opnieuw vloeren over zes niveaus te installeren. Daarbij werd opzij ruimte vrijgelaten, als een verticale lijn die opent over de hoogte en lengte van het schip om een beeld te geven van het majestueuze, originele volume van de kapel en licht binnen te laten. In die opening is ook de trap voorzien en stalen loopbruggen die toegang geven tot de zalen van het zijschip met digitale voorzieningen.
Diverse gebogen elementen van staal ondersteunen het geheel. Naast die bijzonderheden moest ook aandacht besteed worden aan specifieke technieken voor de goede bewaring van de collectiestukken. Zo heeft elke bewaarruimte haar eigen ventilatiegroep met luchtvochtigheidscontrole, enz. De werkzaamheden hebben twee jaar geduurd.
Technische fiche
| Bouwheer: stad Mons
| Architecten: L'Escaut-Gigogne (t.v.)
| Multimediaontwerp en -realisatie: On Situ
| Aanneming: Lixon
| Budget: 10,8 miljoen '
| Het onthaal van de Artothèque. (foto Lescaut-Gigogne)
' Het Mons Memorial Museum, herdenkingsgebied. De nieuwe museumruimte komt op de site van de Machine-à-Eau, een complex bestaande uit baksteen, staal en glas dat in 1870-'71 werd ontworpen door de Bergense architect Joseph Hubert. Het permanente parcours met chronologische indeling nodigt uit om even stil te staan bij de diverse en complexe realiteit over oorlog, in een herdenkingsgebied dat getekend werd door de twee wereldoorlogen van de 20ste eeuw. Met aandacht voor de co-existentie tussen burgers en militairen via een parcours dat de bezoeker van de Middeleeuwen over het Ancien Régime tot de twee wereldoorlogen voert.
De werkzaamheden hadden tot doel de Machine-à-Eau een nieuwe bestemming te geven door de transformatie van het originele gebouw, de restauratie en het onderhoud van zijn beschermde gevels en de bouw van twee nieuwe vleugels. Het complex beslaat zowat 3.040 m², met twee bovengrondse verdiepingen en een gedeeltelijke, ondergrondse verdieping. De architecten Pierre Hebbelinck en Pierre de Wit hebben twee eigentijdse vleugels ontworpen die het historische gebouw langs beide zijden omsluiten. Ter info: de verbouwing van het Théâtre du Manège in Bergen, het Mac's op de site van Le Grand-Hornu of recenter het Theater van Luik en het nieuwe Arsenal van Maubeuge hebben we eveneens aan hen te danken. De nieuwe vleugels passen in een typologische continuïteit die de oude gebouwen hun eigen identiteit laat behouden. Tot slot is ook een aanzienlijk overhangend gedeelte voorzien dat symbool staat voor de inspanningen die geleverd worden voor vrede en het precaire evenwicht ervan.
De drie voornaamste materialen van het historische gebouw keren terug in de nieuwe vleugels en de binneninrichting: staal, baksteen en glas. Het staal, o.m. gebruikt voor een loopbrug en het scenografische meubilair in origamivorm, legt de link tussen de oorlogstijd en de wedergeboorte/mutatie. De baksteen verwijst naar de vroegere stadswallen, terwijl het glas is gebruikt voor de bressen en openingen in de zijvleugels. Het geheel omvat een permanente en een tijdelijke tentoonstellingszaal, twee zalen voor schoolgroepen, een projectiezaal, een conferentiezaal, een cafetaria en een winkelruimte.
Technische fiche
| Bouwheer: stad Mons
| Architecten: Atelier d'architecture Pierre Hebbelinck en Pierre de Wit
| Scenografen: Winston Spriet en Martial Prévert
| Stabiliteitsstudies: Studiebureau Greisch
| Studies speciale technieken: Studiebureau Pierre Berger
| Multimediaontwerp: Christian Barani
| Aanneming: ACH
| Budget: 7 miljoen ' (architectuur en ruwbouw).
' Het Museum van de Doudou, tussen realiteit en fictie. De Doudou is de volkse benaming voor een week van algemene feestvreugde die begint in het Pinksterweekend en waarvan de Ducasse het hoogtepunt is. Het museum moet meer inzicht bieden in de verschillende aspecten van het eeuwenoude verhaal van de Ducasse van Mons, die in 2005 erkend werd als meesterwerk van het mondelinge en immateriële erfgoed van de mensheid (Unesco). Het is ondergebracht in de vroegere Berg van Barmhartigheid en heeft er het typische uitzicht van behouden. Het strenge en massieve, rechthoekige gebouw lijkt wel een kluis met dikke muren van baksteen. Het trappenhuis is één van de oudste rechte trappenhuizen van Mons. Het gebouw is sedert 1942 als monument beschermd door het Gewest. Het werd in 1930 reeds gerestaureerd, maar kon de voorbije tien jaar op EFRO-subsidies rekenen voor zijn renovatie tot museum. De laatste fase van de werkzaamheden werd aangevangen in mei 2014 en loopt nu ten einde. Het museum bestaat uit een benedenverdieping en drie bovenverdiepingen voor een interactieve multimediabeleving. Het gebouw is volledig toegankelijk voor personen met een beperkte mobiliteit en omvat naast een onthaalruimte ook een winkel, een vestiaire, een polyvalente zaal en een tentoonstellingsruimte.
Technische fiche
| Bouwheer: stad Mons
| Algemene coördinatie en scenografische omlijsting: Tempora
| Architecten: Sofateliers
| Onderaannemers: Dherte
| Investering: 4,1 miljoen '.
' Het belfort, een burgerlijk baken. Het werd gebouwd tussen 1661 en 1672 en is het enige barokke belfort van België. Aan de hand van voorwerpen uit de collecties van Mons en nieuwe technologieën zullen bezoekers kunnen kennismaken met de vroegere en huidige geschiedenis van deze plek die heel wat inwoners na aan het hart ligt.
Door hun uiteenlopende typologieën en architectuurstijlen vormen belforten een essentiële stap in de Europese architectuur sinds de achtste eeuw. Dit type bouwwerken symboliseert immers de overwinning van de burgerlijke vrijheden en vertegenwoordigt de ontwikkeling van de gemeentelijke en politieke macht tegenover kathedralen en donjons.
In Mons is het belfort zowel uitkijktoren en klok als beiaard. Met zijn vierkante grondplan, zijn 459.000 bakstenen, zijn 365 treden, zijn 49 klokken en zijn hoogte van 87 m is het sedert 1999 opgenomen op de Werelderfgoedlijst van de Unesco, samen met 31 andere belforten in België. De restauratie ervan heeft dertig jaar geduurd. De werkzaamheden liepen aanzienlijk vertraging op door problemen met het dak. Uiteindelijk is het belfort in vier fasen gerestaureerd: de bovenbouw, het dak, het metselwerk en gebint van het klokkenniveau met de plaatsing van een imposante metalen structuur ter vervanging van de verstevigingen van het gebint die het geheel aan klokken ondersteunden, en de onderste verdiepingen. Met EFRO-subsidies wordt de restauratie voltooid van de buitenbekleding en de structuur van het belfort, waarna de binneninrichting en de directe omgeving vorm krijgen.
Technische fiche
| Architecten: Bureau Dupire-François
| Signalisatie: EO Design
| Stabiliteitsstudie: Studiebureau Greisch
| Studies speciale technieken: Studiebureau Pierre Berger
| Budget: 6,3 miljoen ' (binneninrichting en directe omgeving).
' Silex's of de mijnbouw 6.000 jaar geleden. Dit interpretatiecentrum van de neolithische silexmijnen van Spiennes belicht alle facetten van deze archeologische site die bezaaid ligt met duizenden schachten. De site werd in 2000 erkend door de Unesco en is één van de oudste en grootste centra voor silexontginning in Europa. Het geheel beslaat 100 ha, wat het tot een uitzonderlijk onderzoeksterrein maakt. De locatie werd in 1867 ontdekt tijdens graafwerken voor een spoorlijn tussen Mons en Chimay. Sindsdien worden er opgravingen gedaan. Naast een uitzonderlijke hoeveelheid silexschilfers op de grond - het bewijs dat het naar boven gehaalde silex ook ter plaatse gekapt werd - leverden de opgravingen ook duizenden voorwerpen op, zoals bijlen en snijbladen in silex, aardewerk, '
Silex's is een ronde constructie van 800 m² met een scenografisch parcours, een projectiezaal en vooral een opgravingszone. Dat laatste vormde een sleutelelement tijdens de wedstrijd die werd georganiseerd voor het ontwerpen ervan.
De architecten van Bureau Holoffe & Vermeersch wonnen het pleit met een rond gebouw bestaande uit een lichte structuur van gegalvaniseerd staal, een eerste opengewerkte laag staal en een tweede laag van licht en transparant polycarbonaat dat bescherming biedt tegen de weersomstandigheden. De metaalstructuur beperkt de impact op de bodem en garandeert de lichtheid van het geheel dat op een soort van gatenkaasbodem rust. Funderingen waren dus uitgesloten en de stalen structuur steunt op betonblokken. Daarbij werd gebruik gemaakt van meewerkend beton.
Natuurlijk licht sijpelt binnen door de polycarbonaatlaag rond het gebouw en de ronde, zenitale openingen. Loodrecht op een put is een verticale schacht voorzien die wordt verlicht door led-lampen. Het paviljoen is een gesloten en gedeeltelijk afgesloten volume dat verlucht maar niet verwarmd wordt. Eigen tanks staan in voor de watervoorziening. Een ander probleem is dat de site in een waterwinningsgebied en Fluxys-zone ligt; vandaar dat de toegangswegen tot het gebouw op palen gebouwd zijn. De schanskorven rond het gebouw zijn gevuld met silex. Hoe kan het ook anders'
Technische fiche
| Bouwheer: stad Mons
| Architecten: Bureau Holoffe & Vermeersch
| Stabiliteit: Studiebureau Greisch
| Signalisatie en scenografische omlijsting: EO Design Partners
| Aanneming: Favier
| Veiligheidscoördinatie: Corepro-Coors
| Investering: 3,3 miljoen '
' Arsonic, oase van muziek. De voormalige brandweerkazerne werd volledig omgebouwd tot concertzaal door het architectenbureau Holoffe & Vermeersch en akoestisch onderzoeker Eckhard Kahle, naar een oorspronkelijk idee van componist Jean-Paul Dessy. Het betreft een variabele concertzaal met 245 plaatsen, een regiekamer voor opnames, een tentoonstellingsruimte en een 'stiltekapel' die uitnodigt om te luisteren naar de stilte, een grote luxe in ons hectische bestaan.
Maar meer nog dan een concertzaal is Arsonic een plaats van verwelkoming, creatie, ontmoetingen en animatie teneinde geluid te beleven op een plek vol akoestiek en digitale technieken. - FG