Stand van zaken in de herbestemming van kerken
In het recent voorgestelde boek ‘Leven in de kerk. Valorisatie, medegebruik, nevenbestemming en herbestemming van onroerend religieus erfgoed in Vlaanderen’ wordt gezocht naar antwoorden op de vraag wat er moet gebeuren met kerkgebouwen indien ondubbelzinnig gebruik voor de eredienst niet meer mogelijk is. De publicatie geeft aan waar we vandaag staan en toont de lezer een interessante kijk op liefst 45 Vlaamse voorbeelden van medegebruik, nevenbestemming en herbestemming van onroerend religieus erfgoed.
De projecten werden vaak gerealiseerd met eenvoudige middelen en zijn haalbaar in de Vlaamse context. Het boek is daardoor een inspiratiegids voor kerkbesturen, gemeente- en stadsbesturen en investeerders die met het religieuze erfgoed aan de slag willen gaan. Tijdens de voorstelling werd het woord gevoerd door Parcumvoorzitter Ludo Collin, Karel Robijns van het Agentschap Onroerend Erfgoed en Herman Stevens, penningmeester van de kerkfabriek Sint-Jozef Coloma in Mechelen.
Parochiekerken blijven, al dan niet in gebruik voor de eredienst, belangrijke plekken in onze steden en dorpen. Vele dorpen en wijken zijn gegroeid rond kerken waardoor deze van oudsher een centrale plaats hebben ingenomen in de gemeenschap. Naast de eigen intrinsiek religieuze en de eventueel cultuurhistorische of architectonische waarde hebben deze gebouwen in vele gevallen ook een belangrijke landschappelijke en stedenbouwkundige waarde. Nadenken over welke plaats kerken vandaag en in de toekomst verdienen moet met respect voor alle betrokkenen gebeuren.
Deze dialoog creëert een unieke dynamiek in vele Vlaamse gemeenten en steden. Dit brengt mensen op de been, verbindt gemeenschappen en biedt heel wat potentieel om de toekomst van het Vlaamse landschap te kleuren. Maar ons religieuze erfgoed staat ook onder druk. De Vlaamse regering heeft een aantal beleidslijnen uitgetekend om een efficiënter beheer van parochiekerken mogelijk te maken. Vlaams minister-president Geert Bourgeois, tevens bevoegd voor Onroerend Erfgoed, trok bovendien middelen uit om de nevenbestemming of de herbestemming van parochiekerken te stimuleren en mogelijk te maken.
Wetgeving
De gewijzigde wetgeving voor zowel niet-beschermde (2013) als beschermde (2015) parochiekerken is intussen goed bekend. Beheerders van parochiekerken vinden hun weg naar de premies en de subsidies voor her- en nevenbestemmingsonderzoek en voor de investeringen in een nevenbestemming. Zo wordt de basis gelegd voor de kerkenbeleidsplannen die zorgen voor een draagvlak voor de mogelijk nieuwe toekomst van de kerk.
Aan de opmaak en lancering van deze kerkenbeleidsplannen wordt in gans Vlaanderen gewerkt. Het gaat om langetermijnvisies op het gebruik van kerken die in elke stad en gemeente moeten opgemaakt worden in samenspraak tussen gemeentelijke en kerkelijke overheden. Overal dient gekozen te worden welke parochiekerken in de toekomst zullen blijven gebruikt worden voor de eredienst, waar zal worden ingezet op de ontsluiting van hun cultuurhistorische waarde (valorisatie), waar andere christelijke denominaties de kerk gebruiken (medegebruik), of ze een dubbele profane en religieuze functie krijgen (nevenbestemming) en of ze volledig onttrokken worden aan de eredienst (herbestemming).
Bij elke nieuwe aanvraag van een erfgoedpremie voor restauratie- of renovatiewerken aan een beschermde kerk vraagt het Agentschap Onroerend Erfgoed een vormelijk op punt gezet kerkenbeleidsplan dat goedgekeurd is door de gemeenteraad en de bisschop. Vanaf juli 2016 werd met terugwerkende kracht voor alle premiedossiers voor beschermde kerken die op de wachtlijst van het Agentschap Onroerend Erfgoed stonden eveneens een kerkenbeleidsplan verwacht tegen 1 oktober 2017. Zoniet zouden ze van de wachtlijst geschrapt worden en diende het dossier opnieuw te worden ingediend.
Het gevolg was dat 134 steden en gemeenten met minstens één restauratiedossier voor een beschermde kerk op de wachtlijst van het Agentschap Onroerend Erfgoed hun kerkenbeleidsplan in de zomer van 2017 finaliseerden. Na deze ‘boom’ aan goedgekeurde kerkenbeleidsplannen werkten ook andere gemeenten voort aan de opmaak van hun plannen. Eind 2018 hadden ongeveer 170 van de toen nog 308 steden en gemeenten een kerkenbeleidsplan afgerond in samenspraak tussen kerkelijke en burgerlijke partijen en zijn vele andere lokale overheden er nog aan bezig.
Ook de 19 Vlaamse gemeenten die geen beschermde kerk op hun grondgebied hebben, denken na over de toekomst van hun religieus erfgoed. Het Agentschap Binnenlands Bestuur vraagt bij de aanvraag van een premie van 30% bij werken aan een niet-beschermde kerk wat de langetermijnvisie is op het gebruik van het kerkgebouw in kwestie. Omdat de bisdommen er de voorkeur aan geven om geen afzonderlijke attesten over de toekomst van één kerk af te leveren, maar de lokale betrokkenen aanmoedigen om deze toekomstvraag in een ruimer geheel te zien, is het de facto ook voor gemeenten met alleen maar niet-beschermde kerken wenselijk en nodig om een gezamenlijke langetermijnvisie uit te werken.
De frequentie waarmee kerkenbeleidsplannen werden afgerond, daalde in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018. Toch zijn er naast de blijvende verplichting van een dergelijk plan bij het aanvragen van een erfgoedpremie voor beschermde kerken twee andere belangrijke redenen om aan te nemen dat ook dit jaar opnieuw heel wat kerkenbeleidsplannen zullen goedgekeurd worden: verdere pastorale ontwikkelingen en de meerjarenbegroting 2020-2025 die dit jaar moet worden opgesteld.
Burgers
Dé grootste sleutel tot het succes van een kerkenbeleidsplan is echter de lokale gedragenheid: hoe meer inwoners en parochianen zich betrokken voelen bij hun kerkgebouw, hoe breder het draagvlak en hoe realistischer een duurzame aanvullende of nieuwe functie kan worden ingericht. Participatie is dus fundamenteel om het kerkgebouw op vele manieren (opnieuw) ‘midden’ in het dorp of de stadswijk te doen staan.
Op verschillende plaatsen in Vlaanderen werd tijdens de opmaak van een kerkenbeleidsplan al gepolst naar de mening van burgers over hun kerken. In Gistel, Kruisem, Dilbeek, Olen en Kortessem droegen de tijdens inspraakmomenten verzamelde ideeën bijvoorbeeld rechtstreeks bij tot de conclusies. Idealiter kunnen een pastoraal plan, gevoeligheden en frisse ideeën van parochianen en bewoners én gemeentelijke noden samenvloeien in één gezamenlijke toekomstvisie.
Ook al is reeds bepaald welke kerken een neven- of herbestemming zullen krijgen, toch worden participatiesessies sterk aangeraden om de toekomstige invulling voort te concretiseren. De trajecten die liepen of lopen in Poelkapelle, Anzegem, Ettelgem, Overslag (‘Kerk in het Midden’), Kruisem (Zingem), Schelderode, Antwerpen, Mol-Rauw, Hasselt, Mettekoven, enz. tonen dit grote potentieel aan.
De boekvoorstelling vond niet toevallig plaats in Parcum, het vorig jaar geopende dialoogmuseum voor religie, kunst en cultuur in de Abdij van Park in Heverlee. De locatie is alvast een uitstekend voorbeeld van wat mogelijk is met erfgoed dat niet langer voor erediensten of religieuze zaken wordt gebruikt. Parcum beschikt vandaag dankzij verschillende restauraties in de abdij over heel wat tentoonstellings- en museumruimte. Zo werden de voormalige ontvangstruimtes van de abt omgevormd tot museumzalen waardoor de historische ruimtes heel wat nieuwe mogelijkheden bieden.
Het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) kreeg van de Vlaamse regering de opdracht om een werking uit te bouwen over onroerend religieus erfgoed. De voorbije zes jaar stond CRKC-Parcum de kerk- en gemeentebesturen bij in het beheer, de valorisatie, het medegebruik, de nevenbestemming en de herbestemming van de parochiekerken. Het groeide uit tot een betrouwbare partner van het Agentschap Onroerend Erfgoed. CRKC-Parcum verzamelt sindsdien Vlaamse voorbeelden van valorisatie, medegebruik, nevenbestemming en herbestemming van onroerend religieus erfgoed.
Bij het uittekenen van een langetermijnvisie op de parochiekerken en het zoeken naar nieuwe bestemmingen zijn kerk- en gemeentebesturen immers op zoek naar goede en minder goede voorbeelden waaruit men lessen kan trekken. Zo kan men bij de toepassing van de kerkenbeleidsplannen gedragen en haalbare projecten realiseren die de waarde en het algemene belang van het religieus erfgoed in de verf zetten.
Laatste optie
“Herbestemming is de laatste optie, wanneer de kerkelijke verantwoordelijken geen religieuze functie meer weggelegd zien voor het kerkgebouw in kwestie. Maar ook deze stap moet door de kerkgemeenschap met zorg en bedachtzaamheid gezet worden en goed overlegd worden met de burgerlijke overheden. Het belang van goede en toepasbare voorbeelden kan in deze problematiek niet onderschat worden. Projecten uit het buitenland kunnen inspirerend werken, maar kunnen vaak omwille van de andere context in Vlaanderen niet zonder meer gekopieerd worden”, verklaart kardinaal Jozef De Kesel.
De discussie over de toekomst van de parochiekerken is in Vlaanderen (en bij uitbreiding België) heel wat later op gang gekomen dan in de ons omringende landen. Zo bestaat in Groot-Brittannië al sinds 1969 de ‘Churches Conservation Trust’, een samenwerking tussen de Anglicaanse kerk en de overheid steunend op een ruime private inbreng. Deze organisatie werd opgericht om het hoofd te bieden aan de teloorgang van historische kerken in Engeland die toen eerder als een last dan als een voordeel voor de samenleving werden beschouwd. Vanaf het midden van de jaren ‘90 van de vorige eeuw zou de toekomst van het religieuze erfgoed ook in Vlaanderen steeds prominenter op de publieke en politieke agenda komen te staan.
Leven in de kerk. Valorisatie, medegebruik, nevenbestemming en herbestemming van onroerend religieus erfgoed in Vlaanderen.
Auteurs: Jan Jaspers, Jonas Danckers, Dimitri Stevens
112 pagina’s
CRKC-Parcum, 2018
Uitgeverij Vanden Broele
ISBN 9789049617325
Prijs: 44,95 €
https://www.crkc.be/webshop/cart
PROCEDURE OM EEN KERKGEBOUW TE ONTTREKKEN AAN DE EREDIENST
Elke bisschop heeft in zijn bisdom een autonome beslissingsbevoegdheid betreffende het gebruik van de parochiekerken. Die bevoegdheid omvat ook het beslissingsrecht over de noodzaak van het gebruik van kerkgebouwen voor de eredienst. Indien vaststaat dat die noodzaak niet langer voorhanden is, kan hij beslissen om de parochiekerk aan het gebruik voor de eredienst te onttrekken. Die onttrekking is nodig om de parochiekerk voor een profaan doel te kunnen gebruiken. De bisschop past hierbij het canonieke recht toe.
In meer dan de helft van de Vlaamse gemeenten verschaft het kerkenbeleidsplan nu al duidelijkheid over welke parochiekerken wel en welke niet meer gebruikt zullen worden voor de rooms-katholieke eredienst. Die keuze werd gemaakt na overleg met de parochies, de kerkfabrieken en de gemeenten. De bisschop krijgt van de pastoor en de kerkraad de vraag om een formeel beraad over het onttrekken in gang te zetten.
Dit beraad start pas na ontvangst van een schriftelijk antwoord van de bisschop. De bisschop gaat pas over tot het onttrekken aan de eredienst als hij zijn goedkeuring voor de herbestemming heeft gegeven. Dit veronderstelt dat er een duidelijk en aanvaardbaar plan voor de herbestemming van de kerk is. Tevens wordt erop gelet dat voldoende juridische garanties worden geboden voor een consequente uitvoering in de toekomst van de herbestemming.
Daarom is het aangewezen dat een aanvraag tot het onttrekken aan de eredienst goed gemotiveerd is met een studie over het toekomstige gebruik van het gebouw. Dit moet de bisschop toelaten om te oordelen of het vooropgestelde profane gebruik niet onwaardig is en niet kwetsend voor de gevoelens van de gelovigen. De bisschop is verplicht om advies te vragen aan zijn parochieraad vooraleer een beslissing te nemen. Hij vraagt ook het advies van de kerkfabriek en de toestemming van de rechthebbenden, om vervolgens zijn formele beslissing in een gemotiveerd document (decreet) aan de parochie bekend te maken.
Bij het onttrekken aan de eredienst volgt de bisschop de kerkrechtelijke procedure. Het decreet van onttrekking aan de eredienst bevat ook een bepaling aangaande de onttrekking van de altaren aan de eredienst (can. 1238 §2 Wetboek van Canoniek Recht). Nadat het bisschoppelijke decreet van onttrekking aan de eredienst uitvoerbaar is geworden, krijgt de eigenaar de volle beschikking over het gebouw of kan het worden verkocht, in erfpacht gegeven, verhuurd, … om de overeengekomen herbestemming uit te voeren.
Een afzonderlijke categorie vormen de parochiekerken die tijdens de Franse Revolutie werden ingepikt en later opnieuw ter beschikking zijn gesteld voor de eredienst. In dit geval volstaat de bisschoppelijke beslissing tot onttrekking niet om de kerk zijn oorspronkelijke eredienstbestemming te ontnemen (desaffectatie).
De eigenaar moet een schriftelijke vraag tot onttrekking aan de eredienst richten aan de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur en de beslissing of het advies van de bisschop bij de aanvraag toevoegen. De Vlaamse regering moet zich dan over de vraag buigen, een beslissing nemen en die bekend maken bij de eigenaar. Ook voor annexkerken of kapelanijen die destijds bij ministerieel besluit of koninklijk besluit werden erkend, is een ministerieel besluit nodig om de kerk te desaffecteren.