Archeologie bij bouwwerken en verkavelingen ligt heel gevoelig. Het is een voortdurende zoektocht naar een evenwicht tussen de nieuwe inzichten en kennis die uit archeologische opgravingen worden gehaald en de zorg om alles betaalbaar te houden. Wie de bodem verstoort, betaalt de kosten voor het archeologisch onderzoek. Om deze kosten te helpen dragen, kan een occasionele bouwheer twee soorten premies aanvragen. Dat is een premie voor buitensporige opgravingskosten ofwel een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem.
Het aantal aanvragen van die premies voor archeologisch onderzoek ligt op dit moment niet erg hoog. Vorig jaar ontvingen 47 bouwheren een premie voor vooronderzoek met ingreep in de bodem, voor in totaal 217.319 euro. Daarnaast ontvingen vijftien initiatiefnemers in 2021 een premie voor buitensporige opgravingskosten, samen goed voor bijna 332.946 euro. Tot nu toe komen een aantal doelgroepen niet in aanmerking voor deze premies. De doelgroep wordt nu uitgebreid naar de sectoren onderwijs, sport en zorg. Wie frequent geconfronteerd wordt met archeologie en de kosten ervan kan doorrekenen aan derden, blijft uitgesloten. Het gaat om overheden, nutsbedrijven of de vastgoedsector.
Menselijke resten
Vooral het aantreffen van menselijke resten bij verplicht uit te voeren archeologisch onderzoek stelt bouwheren vandaag voor financiële uitdagingen. Wanneer skeletresten worden aangetroffen, bijvoorbeeld in de omgeving van een kerk, klooster of kerkhof, volgt een specifiek onderzoekstraject om die menselijke resten te analyseren. De meerwaarde van dergelijk onderzoek is groot. Maar er is ook een financiële kostprijs aan verbonden die kan oplopen en in veel gevallen zwaar kan doorwegen op de totale kostprijs van het archeologisch onderzoek.
Bouwheren vragen al langer naar een financiële tussenkomst. De minister voorziet nu een nieuwe premie voor archeologisch onderzoek op menselijke resten. Deze premie sluit geen initiatiefnemers of bouwprojecten uit. Eerder dit jaar maakte de Vlaamse regering ook 4 miljoen euro vrij voor de versnelde uitbreiding van de kaart met gebieden waar geen archeologie te verwachten valt (Gebied Geen Archeologie of GGA), waardoor meer bouwprojecten vrijgesteld kunnen worden van archeologisch vooronderzoek. De kaart met gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, omvat intussen 2,31% van het Vlaamse grondgebied.
Bij ongeveer 8,6% van bouwvergunningen voor nieuwbouw in 2021 was een archeolgienota verplicht bij de vergunningsaanvraag. Voor alle bouwvergunningen samen – nieuwbouw en renovatie – was dit 4,6%. 83,4% van de vergunningstrajecten die vorig jaar met archeologie te maken kregen gebeurden in opdracht van een private bouwheer (vastgoedprofessional, particulier, onderneming, …). De overige projecten 16,6% waren opdrachten van een publieke initiatiefnemer, met de nadruk op de gemeentebesturen (9,3%), provinciebesturen (1,6%) en de Vlaamse overheid (5,7%).
Vorig jaar werden bijna 2.500 nieuwe archeologietrajecten opgestart. Bijna negen op de tien gemelde archeologienota’s en nota’s verkreeg een aktename. Archeologienota’s kiezen voornamelijk voor uitgesteld vooronderzoek (58,5%) of geen verdere maatregelen (36,8%). Nota’s eindigen meestal zonder verdere maatregelen (78,9%) of stromen door naar een opgraving (16,6%).
De mediaanprijzen voor archeologienota’s en nota’s, bedragen respectievelijk 2.000 en 5.000 euro. De totale gekende directe uitgaven voor de uitvoering van de archeologieregelgeving waren vorig jaar goed voor 21,8 miljoen euro, waarvan de initiatiefnemers 20 miljoen euro voor hun rekening namen en de Vlaamse overheid 1,8 miljoen euro bijdroeg.