West-Vlaams bedrijf bouwt skatepark in Noorwegen

Public Partners ontstond in 2002 en was in de beginjaren voornamelijk gespecialiseerd in het leveren en plaatsen van speeltoestellen voor gemeentebesturen en horeca. Vanaf 2006 legde het bedrijf zich toe op de bouw van skateparken in prefab beton. Zo werden een aantal grote parken gebouwd in onder andere Hasselt, Lommel en Leuven. Toen Public Partners in 2009 ook verdeler werd van Rhino Ramps, een Belgische fabrikant van modulaire skate-elementen, groeide de firma uit tot de onbetwiste marktleider in België.

“Toen een aantal grotere steden begonnen te investeren in skateparken vervaardigd uit ter plaatse gegoten beton, beseften we dat we ook op die trein moesten springen”, vertelt gedelegeerd bestuurder Kurt Farrazijn. Na een lange zoektocht ging Public Partners in zee met een Spaanse skateparkbouwer/designer, gespecialiseerd in ter plaatse gegoten beton. Hun originele en creatieve designs werden door de Belgische skaters zeer gesmaakt. In drie jaar tijd heeft Public Partners inmiddels al 21 parken verkocht, waarvan er 17 ook al gebouwd zijn, onder andere in Waregem, Knokke-Heist, Genk, Deurne en Tessenderlo. Het jongste project in de rij is het park in Noorwegen.

Het buitenlandse project is het gevolg van concrete-skateparks.be, een website die Public Partners liet bouwen. De firma werd door een vertegenwoordiger van het plaatselijke e-procurement platform  uitgenodigd om mee te dingen naar de aanbesteding voor Jørpeland en haalde het project ook effectief binnen.  De bouw start in oktober. Het wordt een grote internationale uitdaging, waarbij Public Partners zelf verantwoordelijk is voor het integrale logistieke plaatje.

“We kregen inmiddels ook al prijsvragen uit Australië en Abu Dhabi. Zeer aanlokkelijk uiteraard, maar dat is toch net iets te ver van ons bed. Dat zou immers betekenen dat we te veel projecten in eigen land moeten laten liggen. Realisaties in onze buurlanden behoren zeker wel tot de mogelijkheden. We zitten dus volop in een mooi en interessant groeiverhaal”, besluit Kurt Farrazijn.