Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Constructie

Doorvoeringen in brandwerende houtbouwwanden

Het succes van houtbouw doet vragen rijzen over de brandveiligheid van de gebouwen. Het is dan ook cruciaal dat de doorvoeringen in brandwerende muren en vloeren correct afgedicht worden (zie TV 254). Dit geldt ook voor houtskeletwanden of massieve houten wanden. Het goede nieuws is dat er steeds meer oplossingen voor bestaan.

Een brandwerende voorziening die goedgekeurd werd voor uitvoering in een zeker type vulmateriaal mag mits naleving van bepaalde criteria in datzelfde vulmateriaal toegepast worden in een massieve houten wand.

Ontwerp zonder titel - 2024-03-11T164324.738
Buildwise

LICHTE HOUTSKELETWANDEN

Wanneer er in een lichte metaalskeletwand een geslaagde proef uitgevoerd werd op een brandwerende voorziening (volgens de norm NBN EN 1366-3), dan mag deze voorziening ook toegepast worden in een lichte houtskeletwand. De volgende criteria moeten wel nageleefd worden:

  • de brandweerstand van de houtskeletwand moet minstens gelijk zijn aan deze van de beproefde metaalskeletwand
  • de houtskeletwand moet uit minstens evenveel platen/panelen opgebouwd zijn 
  • als de metaalskeletwandals de spouw van de wand opgevuld is met brandbare isolatie, dan moet deze over een breedte van minstens 100 mm rond de doorvoering in de wand vervangen worden door een onbrandbare isolatie (A1 of A2) (zie afbeelding 1). Bij holle wanden moet er eveneens een dergelijke isolatie toegepast worden
  • tussen de doorvoering en het houten stijl- en regelwerk moet er een veiligheidsafstand van minstens 100 mm in acht genomen worden.

Doorvoering in een lichte houtskeletwand.

Ontwerp zonder titel - 2024-03-11T164346.698
Buildwise

MASSIEVE HOUTEN WANDEN

In tegenstelling tot lichte wanden mogen de resultaten voor de andere wandtypes volgens de proefnormen nog niet rechtstreeks toegepast worden op wanden van het type CLT (gekruist gelamelleerd hout).

Massieve houten wanden vallen sinds 2021 onder de proefnorm NBN EN 1366-3. Dit betekent dat de resultaten van een doorvoeringsproef op deze wanden ook gelden voor andere houten wanden. In voorkomend geval moet er wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Zo moeten de brandweerstand en de wanddikte beide minstens gelijk zijn aan die van de wand waarop de brandweerstandsproef van de doorvoering uitgevoerd werd. Er gelden ook enkele bouwcriteria en criteria met betrekking tot het brandgedrag (betere of gelijke brandreactie, kleinere of gelijke carbonisatiesnelheid ...).

Hoewel oplossingen voor doorvoeringen in massieve houten wanden welkom zijn, moeten de fabrikanten hiertoe tal proeven uitvoeren om hun gamma te kunnen uitbreiden. De bouwsector heeft echter niet op een overvloed aan oplossingen gewacht om zich op houtbouw te storten. In afwachting van een even uitgebreid aanbod als voor de traditionele bouw zijn er dus oplossingen nodig om de brandveiligheid van de gebouwen te garanderen.

Een typeoplossing bestaat erin om in de houten wand plaatselijk een op een ander wandtype beproefde en goedgekeurde situatie na te maken (zie afbeelding 2). Hiertoe wordt er in de houten wand een grote opening gemaakt die vervolgens opgevuld wordt met één of twee rotswolplaten met hoge dichtheid, een lichte wand of metselwerk. De gekozen opvulling moet strikt voldoen aan de minimale eisen uit het classificatierapport van de brandwerende voorziening (dichtheid, dikte, aantal platen/panelen, brandweerstand, eventuele coating ...). Wanneer men opteert voor rotswolplaten, dan moeten de maximaal toegelaten afmetingen bij het maken van de opening in de wand gerespecteerd worden. Vervolgens wordt de brandwerende voorziening strikt volgens de voorschriften van de fabrikant aangebracht en afgedicht.

Doorvoering in een massieve houten wand opgevuld met rotswol.

Ontwerp zonder titel - 2024-03-11T164405.396
Buildwise

Er moet bijzondere aandacht besteed worden aan het raakvlak tussen de houten wand en de vulwand. Deze zone moet als volgt beschermd worden:

  • ofwel met platen die beantwoorden aan het K2 30-criterium aan de binnenzijde van de opening en over minstens 100 mm aan de omtrek van de houten wand. Daarbij moet er in een dubbele beschermingslaag voorzien worden (bv. twee brandwerende gipsplaten van 12,5 mm; steeds na te gaan in de documenten van de fabrikant) met kruisende voegen (zie afbeelding 3)
  • ofwel met een specifiek materiaal dat beproefd werd voor deze uitvoering (brandwerende afdichting van de lineaire voeg tussen een massieve houten wand en het vulmateriaal, beproefd volgens de norm NBN EN 1366-4).

De bevestigingen van de doorgevoerde elementen (leidingen, kanalen, kabels ...) moeten op hun beurt uitgevoerd worden volgens de eisen uit het classificatierapport van de brandwerende voorziening en moeten in de regel op maximum 500 mm van de wand geplaatst worden.

Zie TV 254.


Bron: het artikel ‘Houtbouw: oplossingen voor doorvoeringen in brandwerende wanden’ van Donatienne Boulanger, in het Buildwise Magazine van maart-april 2023. Enkel het originele artikel, te vinden op www.buildwise.be, geldt als referentie.

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten