Indrukwekkende stalen buitentrap legt fundament voor nieuwe bewoning in Abdij van Park
Abdij van Park kreeg een opvallend nieuw element bij: aan de infirmerie, de achterste vleugel van de parkabdij, werd een imposante stalen buitentrap geplaatst. Die vormt een cruciale schakel in de herbestemming van de abdij en maakt bewoning in het hart van het klooster opnieuw mogelijk. In het najaar van 2026 keren de Norbertijnen, samen met priesterstudenten van KU Leuven, terug naar de oostvleugel en de infirmerie. Met de plaatsing van de trap komt de herbestemming in een beslissende fase: de historische kern van de abdij wordt na meer dan vijftien jaar restauratie opnieuw bewoond, net zoals dat oorspronkelijk het geval was.

“Met deze ingreep krijgt het hart van het abdijcomplex opnieuw bewoners. Het is een sleutelmoment in de herbestemming van dit unieke erfgoed. We slaan een brug tussen het rijke verleden van de eeuwenoude abdij en haar toekomst, en creëren een levendige plek waar rust en ontmoeting hand in hand gaan,” vertelt Dirk Vansina, schepen van ruimtelijke planning, openbare werken, monumenten en onroerend erfgoed.
Hedendaags accent in historisch kader
De plaatsing van de trap markeert de laatste rechte lijn naar ingebruikname van de oostvleugel en infirmerie. De stalen buitentrap is een van de twee nieuwe circulatiekernen van het klooster en maakt herbewoning van deze vleugel opnieuw mogelijk, zoals dat oorspronkelijk het geval was.
De trap dient niet alleen als noodzakelijke vluchtweg voor bewoners en bezoekers, maar krijgt ook een bewuste architecturale identiteit. Bij het ontwerp werd rekening gehouden met de uitstraling van de abdijsite. Dankzij het gebruik van geweven staal oogt het geheel opvallend én verfijnd – een hedendaagse toets binnen een historisch kader. Zo vormt de trap een architecturale meerwaarde voor de abdijsite.
“De trap krijgt een huid van geweven staal rondom zich. Daarbij verwijst het idee van ‘het weven’ naar de basisprincipes om tot architectuur te komen, naar de oorsprong van het bouwen, naar de vroegste menselijke schuilplaatsen. Hoewel het een buitentrap is is het een plek die je omhult en beschermt. Bovendien geeft het weefsel ook een fijnheid aan dit nieuwe torenvolume”, vertelt Johannes Robbrecht van Robbrecht en Daem architecten.
Ook bouwtechnisch maakt de trap indruk: hij heeft een vijfhoekige basis van slechts 5,8 m², reikt 20 meter hoog en wordt aan de infirmerie verbonden met passerelles.