Paalfunderingen passen zich aan aan hun ondergrond
Bij het plaatsen van paalfunderingen is een voorafgaand bodemonderzoek essentieel. Omwille van de trillingshinder worden in België steeds minder prefabpalen geheid. En ook deze sector, waar ervaring essentieel is, zoekt tevergeefs geschoolde arbeidskrachten. Dat benadrukken Olivier Rens, ceo van De Waal Solid Foundations, en Maurice Bottiau, algemeen directeur van Franki Foundations.
Een paalfundering wordt
gedefinieerd als een minimum 4 m diepe fundering die de lasten van de constructie
overbrengt naar dieperliggende draagkrachtige grondlagen doorheen zwakke
bovenlagen. Funderingspalen worden
toegepast als de draagkrachtige laag te diep ligt voor een gewone fundering of
een fundering op
valse putten. “Palen worden gebruikt om ontoelaatbare zettingen te vermijden”, vervolledigt
Maurice Bottiau.
Zolen en beschoeiingen
Het type fundering hangt af van de ondergrond en het type gebouw (omvang,
gewicht) dat erop moet staan. “Onze palen zijn meestal in gewapend beton”,
vertelt Olivier Rens. “Bij een klassieke fundering worden in functie van de
ondergrond bredere of smallere zolen gemaakt, in principe 80 cm onder het
maaiveld in vorstvrije ondergrond. In de industriebouw wordt onder elke kolom
een zool geplaatst. Voor kantoorgebouwen worden onder de muren doorlopende
funderingszolen voorzien. In slechte
ondergrond worden valse putten gebruikt: ronde putten van 1 à 2 m diameter en tot
circa 5 m diep waaruit de grond met een grijper wordt verwijderd en die met
beton worden volgestort. In nog slechtere grond of bij een zwaar gebouw worden
paalfunderingen voorzien. In elk project doet de ingenieur stabiliteit de
berekeningen voor de fundering; wij treden dus pas in tweede instantie op. Er
zijn verschillende types palen met elk hun toepassingen. Voor bestaande gebouwen
kunnen wij palen maken vanaf een vrije werkhoogte van 2,5 m. Hiervoor worden
koker- of micropalen gebruikt. De eerste zijn metalen buizen die in de grond
worden gebracht en daar achtergelaten (verloren buizen). De stukken buis
worden aan elkaar gelast en tot de gewenste diepte in de grond gedraaid. Micropalen zijn dan weer metalen staven die met behulp
van grout in de grond worden gedraaid. Voor beschoeiingen (die vermijden dat de
grond wegzakt) zijn volgende technieken beschikbaar: secanspalen-, berliner-, Cutter
Soil Mixing- (CSM als nieuwste en frequent gebruikte techniek) en diepwanden die
toelaten om uitgravingen te doen naast bestaande gebouwen als er geen plaats is.”
Trillingsvrije schroefpalen
Maurice Bottiau maakt het onderscheid tussen soorten paalfunderingen in functie
van het materiaal (beton, staal, hout), of ze worden geprefabriceerd (prefab palen,
stalen profielen) of in de grond gevormd (gebetonneerd in situ door een avegaar
of in een vooraf in de grond geplaatste buis bijvoorbeeld) en ten slotte ook de
plaatsingsmethode (heien, boren, schroeven, duwen). De keuze wordt mede bepaald
door de grondsoort (zand, klei, rots), de lasten die de palen moeten opnemen (van
200 kN tot meer dan 8 MN) en de milieueisen of -beperkingen (trillingen,
grondafvoer). “Vandaag zijn grondverdringende, trillingsvrije schroefpalen onze
standaard voor courante belastingen. Dit systeem werd in België uitgevonden en werkt
prima in onze alluviale gronden. Voor hogere belastingen of in moeilijkere
gronden - zoals de harde grind- of rotslagen in Zuid-België - worden
boorpalen gekozen. Voor toepassingen op weinig ruimte en/of in specifieke
gronden kunnen micropalen of (schroef)kokerpalen worden ingezet. Je moet wel
altijd rekening houden met de omgeving en de toegangsbeperkingen voor zware machines.
Een degelijk werkplatform moet de stabiliteit van de machine en de begaanbaarheid
voor de ploeg garanderen. Wij doen de hele range, maar weinig berliner- en
Soilmixwanden”, stipt hij aan.
Trillingsvrije
schroefpalen
Bij het plaatsen van funderingen moet vooreerst
een sondering (grondonderzoek) gebeuren. “Daarnaast voorzien we ook nog een
visuele controle”, aldus Olivier Rens. “We krijgen een palenplan, bepalen
het type palen en berekenen hun lengte en diameter in functie van de
ondergrond. Soms kunnen in de grond anomalieën optreden, zoals wegvloeiende
beton. In 1988 werd 80% van de uitgevoerde palen prefab geproduceerd en geheid,
vandaag nog amper 5%. In België plaatsen we in 99% van de gevallen trillingsvrije
grondverdringende schroefpalen, waarbij de grond wordt weggeperst. De reden is
dat de omgeving het lawaai en de trillingen van heien meestal niet toelaat. Bovendien
vragen prefabpalen een bepaalde productietijd, terwijl bouwheren onmiddellijk
met hun project willen starten. Ook vervuilde grond kan een invloed op het
paaltype - en meer bepaald de betonkwaliteit
- hebben. Meestal wordt echter alleen het bovenste deel van de vervuiling gesaneerd
en boren wij toch in diepere vervuilde grond, waarbij ook moet worden nagezien of dit geen impact op de gezondheid
van onze arbeiders heeft. Onze palen variëren meestal van 5 tot 20 m
diep. Palen die 30 tot 35 m diep gaan, zijn uitzonderlijk.”
Maurice Bottiau vervolgt: “Grondverdringende trillingsvrije
schroefpalen worden - weliswaar soms onterecht - grootschalig toegepast in
functie van bepaalde grondsoorten. Deze trend varieert echter per land. Uit een
onderzoek dat ik persoonlijk deed in 2016, met bronnen als EFFC, DFI en de
International
Society for Soil Mechanics and Geotechnical Engineering (ISSMGE), bleek dat op
de wereldmarkt 27% geheide prefabpalen, 25% boorpalen met grote diameter, 24%
avegaargeboorde palen, 7% ter plaatse gegoten palen, 7% geheide H- en buispalen,
7% verplaatsingsschroefpalen en 3% geboorde micropalen werden gebruikt. De courante
paallengte bedraagt 10 tot 25 m. Voor bijzondere toepassingen moeten we soms veel
dieper gaan, zoals tot 70 m in Brussel en het Landeniaan zandpakket.”
Drie
aandachtspunten
Maurice
Bottiau hecht vooral belang aan drie grote aandachtspunten:
de grond en zijn specificaties, de paalconstructie en monitoring/testen. “Een correct begrip van de lokale grondcondities
kan enkel op basis van een degelijk grondonderzoek en dito rapportage, maar
deze stap wordt nog altijd verwaarloosd. Daarnaast is het belangrijk dat de
opdrachtgever en zijn raadgevers hun verwachtingen (belastingen, fasering,
vervormingen) omschrijven. Ten tweede kan elk paalsysteem ontoereikend blijken in functie van de specifieke grondgesteldheid
en diens kwaliteit. Kies daarom zeker een aannemer met voldoende ervaring met
gelijkaardige gronden. Hou er verder rekening mee dat uitvoeringssystemen evolueren
en dat variërende details grote verschillen veroorzaken. Bij monitoring en
testen is een correcte documentatie van de installatie van de paal dan ook extreem
belangrijk. Alle aspecten van de paalinstallatie (systeemdetails, materialen,
uitrustingscapaciteit, monitoring tijdens en na de installatie) moeten worden
overwogen. Nieuwe technologieën kunnen voor meer inzicht zorgen. Palen testen
op de site kan ook veel informatie opleveren. Helaas moeten alle werkzaamheden vandaag
gelijktijdig plaatsvinden: terwijl de afbraak- of grondwerken nog bezig zijn,
willen ze al met de palen beginnen. En deze zijn nog niet uitgevoerd of de
vraag ontstaat om ze af te kappen. Dit leidt tot een te grote co-activiteit, met grote impact op de
veiligheid en kwaliteit. Met een correcte fasering en anticipatie, en een goede
buurtcommunicatie, kunnen de meeste ongemakken echter worden vermeden”, meent hij.
Sector in beweging
Intussen worden de monitoring en de kwaliteit van de palen en machines steeds
beter. “Zo worden schroefpalen met groutinjectie tegenwoordig regelmatig
toegepast, maar is dat een verbetering?”, bedenkt Olivier Rens. Maurice Bottiau
ziet dit echter anders. “Injectie wordt toegepast waar het vermogen van de
equipment te laag is om de weerstand van de grond te overbruggen. In dit geval kunnen
we echt wel over een verbetering spreken. De grote evolutie situeert zich
echter in de capaciteit van de machines. Hierdoor bereikt ons
vak soms de grenzen van de bestaande ontwerpmodellen. Het is een evolutie die resulteert
in steeds complexere systemen en uitvoeringsdetails, maar tevens in projecten met
steeds grotere dimensies en capaciteiten, op steeds grotere dieptes. Weliswaar
leidt het toenemende gebruik van elektronica en monitoringssystemen tot een steeds
groter inzicht en een schat aan documentatie, tenminste als deze gegevens
efficiënt worden toegepast om optimalisaties door te voeren. Ons beroep moet
zich aanpassen aan een aantal factoren die de jongste jaren enorm zijn veranderd:
de ontwikkeling van big data, de toenemende rol van funderingscodes, de
gevaarlijke evolutie van de contractomgeving en de uitdagingen die gerelateerd
zijn aan de klimaatverandering. Ik maak me steeds meer zorgen over deze
evoluties en hun impact op ons beroep. Onze ingenieurs in de ontwerp- en/of
productieketen moeten grote gegevens- en informatiestromen verwerken, honderden
e-mails lezen en beantwoorden, die vertalen in rapporten en documentatie,
gedetailleerde methodeverklaringen en procedures opstellen, hun contracten en
specificaties evenals de codes en voorschriften kennen, alle klanten- en
teamvergaderingen bijwonen, veiligheidswandelingen houden… Maar ze moeten
vooral de juiste beslissingen nemen op het vlak van geotechniek en diepe
funderingen.”