Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Duurzaamheid

De ecologische impact van de bouwsector

Tijdens de openingsdag van Batibouw werd een debat georganiseerd over de ecologische impact van de bouwsector en wat er moet gebeuren om de klimaatopwarming tegen te gaan.  Enkele opvallende conclusies: maatregelen zoals de betonstop, de woonbonus en levencyclusanalyses (lca) van materialen moeten dringend een concretere invulling krijgen. Tot nog toe ontbreken beleidskaders. Niet iedereen was het eens met de stelling dat de protesten van de gele hesjes aantonen dat de burger niet financieel wil bijdragen aan een beter klimaat. Er werd ook gewaarschuwd voor ‘klimaatblindheid’.

ecologische impact1
©exclusive-design - stock.adobe.com

In het panel zaten de Vlaamse Bouwmeester Leo Van Broeck, Kristoff De Winne (Matexi), Wim Boydens (Boydens Engineering), Catherine De Wolf (Ecole Polytecnique Fédérale de Lausanne), Marc Dillen (directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw) en Frank Vanhove (Foamglas Benelux en voorzitter van BMP/PMC, de Belgische Bouwmaterialen Producenten). Het debat werd geleid door Rik Neven, zaakvoerder van Palindroom en Architectura.be. Het debat werd opgesplitst in drie grote delen: ruimte, energie en materialen. Bij elke thema werden aan de panelleden enkele stellingen voorgelegd en kreeg het publiek de kans om via de smartphone vragen te stellen.

Over de betonstop is al heel wat inkt gevloeid. De panelleden kregen de vraag of de Vlaming niet te veel grootstadvrees en hoogbouwvrees heeft. “De principes van de betonstop zijn opgenomen in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV), maar de beleidskaders ontbreken. We vragen dat de Vlaamse overheid de steden en gemeenten voorziet van budgetneutrale instrumenten waarmee zij op lokaal vlak effectief kunnen werken aan verdichting met een kwaliteitsvolle leefomgeving”, zei Leo Van Broeck. “Studies gaan uit van de kosten in het verleden, waardoor die studies de facto eigenlijk onbestaande zijn. In dit hele verhaal moeten we ook de burgers meehebben, want zonder hen gaan we er niet geraken”, vond Marc Dillen.



De woonbonus zou afhankelijk moeten worden gemaakt van de ligging en de energieprestatie. “In plaats van de woonbonus zou er beter een energiebonus komen waarmee we sloop en nieuwbouw kunnen stimuleren”, zei Dillen.

Circulair bouwen is in theorie mooi, maar in de praktijk niet echt haalbaar, was een andere stelling die vanuit het publiek werd gelanceerd. Volgens de panelleden gaat het met het hergebruik van materialen nochtans de goede kant op, maar zou ook naar de gebouwen zelf moeten gekeken worden. De ecologische impact van de bouwsector heeft niet alleen te maken met het energieverbruik en het ruimtebeslag, maar zeker ook met de manier waarop we omgaan met materialen en grondstoffen.

Volgens  Catherine De Wolf, wetenschapster bij de Ecole Polytecnique Fédérale de Lausanne (EPFL), moet daar dringend paal en perk aan gesteld worden. “De bouwsector produceert een derde van alle afval in Europa en is verantwoordelijk is voor meer dan een derde van onze broeikasgassen wereldwijd. Het is dus hoog tijd om over te schakelen van een lineaire naar een circulaire economie waarbij bouwafval grondstof wordt”, aldus De Wolf.

“Vlaanderen heeft de hoogste recyclagegraad wat materialen betreft. Van de 40 miljoen ton afval wordt 90% hergebruikt. We hebben ook experts opgeleid die sloopafval nakijken, wat resulteert in een sloopopvolgingsplan dat naar de aannemer gaat”, repliceerde Marc Dillen. Catherine De Wolf zei dat dan ook studies moeten worden gemaakt over de levenscyclus van de gebouwen. “80 tot 90% van de CO2-uitstoot zit immers in de gebouwen zelf. Fabrikanten zijn zich daar wel van bewust, maar dat cijfer is nog niet doorgedrongen in de maatschappij”, aldus De Wolf.

Voor Leo Van Broeck is het dringend tijd voor actie. “We lijden aan klimaatblindheid. Het vrijmaken van plaats voor de natuur is belangrijk. De samenstelling van een klimaatpanel zou een goed begin zijn, al mag de discussie niet worden herleid tot een pure energiekwestie”, aldus de Vlaamse Bouwmeester, voor wie een betere ruimtelijke ordening de sleutel voor de klimaatuitdaging is. “Ons klimaatprobleem gaat niet in de eerste plaats over CO2 of energie, maar over ruimtelijke ordening. Klimaat en ruimtelijke ordening moeten dringend gekoppeld worden. Steden en dorpen moeten naar dichtheden van zowat honderd woningen per hectare. Vlaanderen kan nooit zijn klimaatdoelstellingen halen als er niet dringend wordt ingezet wordt op meer stad en meer dorp”, aldus Leo Van Broeck.

Dat het zo slecht gesteld is met onze ruimtelijke ordening heeft volgens Leo van Broeck alles te maken met onze lintbebouwing en zeker ook met het verkavelen op auto-afhankelijke plaatsen, wat problematisch is voor de vrije ruimte en zeker voor de mobiliteit. Het zijn problemen waarvan ook projectontwikkelaars zich bewust van geraken. Zij zijn lange tijd deel van de oorzaak geweest, kunnen zij nu ook deel van de oplossing worden? Kristoff De Winne, manager Corporate Office bij buurtontwikkelaar Matexi, meent van wel.

“Leven we in een wereld om te bouwen of bouwen we aan een wereld om in te leven? Duurzaamheid heeft alles te maken met de lange termijn. Als we streven naar een duurzame toekomst zijn de zorg voor de planeet en de zorg voor onze samenleving essentieel”, aldus De Winne. Hij vindt de doorlooptijd van projecten echter te lang. Het ontwikkelen van binnenstedelijke projecten duurt soms vele jaren; ondertussen kunnen gans andere beleidsvisies of inzichten ontstaan. Dat is frustrerend voor een ondernemer, het zou wat sneller moeten vooruitgaan”, meent De Winne.

In de protestbeweging van de gele hesjes die betogen voor meer koopkracht zien sommige panelleden een signaal dat de burger niet wil betalen voor een beter klimaat, dus ook niet in de bouw. Anderen vonden dat deze protesten niets te maken hebben met wonen. “56% van Vlaanderen wordt ingenomen door landbouw, van de 14% verharding wordt maar 3% gevormd door woningen. Het moet dus ook niet allemaal van de bouwsector komen”, zei Marc Dillen.

De panelleden waren het er over eens dat we naar een nieuwe manier van openbare aanbestedingen moeten, waarbij niet langer wordt gefocust op de laagste prijs maar op de kwaliteit.  “Die laagste prijs is vaak ook al een indicatie voor de kwaliteitsgraad en dus zou men ook in de huidige aanbestedingsvorm met een beetje gezond verstand al kwalitatievere keuzes kunnen maken. Wie zich laat opereren kiest ook niet graag voor de allergoedkoopste chirurg”, zei Leo Van Broeck.

Kristoff De Winne zei dat de krijtlijnen van het ontwerp voor een groot stuk de duurzaamheid van de keuze bepalen. Marc Dillen vond dat we meer moeten evolueren naar bouwteams en de criteria moeten aanpassen. Ook geïntegreerde contractvormen zoals design, build en maintain (dbm) waarbij zowel het ontwerp, de bouw en het onderhoud door één opdrachtnemer worden uitgevoerd kunnen de kwaliteit verhogen.

De overgang van een lineaire naar een circulaire economie vormt zeker voor de fabrikanten van bouwmaterialen een belangrijke uitdaging. “Daar zijn we ons van bewust”, zegt Frank Vanhove, managing director van Foamglas Benelux en voorzitter van BMP/PMC, de federatie van Belgische bouwmaterialenproducenten. “De bouw wil meer kwalitatieve woningen en gebouwen op minder grondoppervlakte, met minder grondstoffen, minder energie, … Duurzaamheid en kwaliteit worden zo nieuwe concurrentiegegevens in de bouw die aanleiding geven tot innovatie, waaraan de bouwmaterialenproducenten actief deelnemen, maar vaak te veel  onder de radar blijven”, aldus Vanhove.
 

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten