Elk plan dat de renovatiegraad van onze huizen en gebouwen opkrikt, verdient alle steun. In de Europese Unie zijn gebouwen verantwoordelijk voor 40% van het energieverbruik en 36% van de uitstoot van broeikasgassen. Meer renoveren en beter isoleren is de beste manier om onze woningen, scholen, ziekenhuizen en kantoren comfortabeler, energiezuiniger en klimaatvriendelijker te maken.
Zeker in ons land is er nog veel werk aan de winkel. In België worden jaarlijks amper drie op de duizend woningen grondig gerenoveerd, terwijl meer dan de helft van onze huizen ouder is dan 50 jaar. Dat blijkt uit de meest recente gegevens in de European Building Database. Frappante vaststelling: in Nederland ligt de renovatiegraad bijna vier keer zo hoog. Duitsland en Frankrijk scoren nog beter.
Renovatie als relance
Het renovatieritme in Vlaanderen en België moet dus dringend en drastisch omhoog. Het Europese renovatieplan kan daarvoor een belangrijke hefboom zijn. Net zoals ons land in haar economische relanceplannen ook voluit moet inzetten op renovatie en hernieuwbouw. Dat is goed voor het klimaat, maar ook voor onze economie en portemonnee. Het verlaagt de energiefactuur en stimuleert tewerkstelling van bouwmaterialenproducent tot aannemer.
“Daarom is het dubbel jammer dat de Europese Commissie in haar renovatieplan de principes van duurzaam bouwen een eenzijdige en onvolledige invulling geeft. Iedereen die al eens heeft gebouwd, weet dat wat er mooi uitziet aan de tekentafel, in realiteit ook financieel en technisch haalbaar moet zijn. Om van deze Europese renovatiegolf daadwerkelijk een succes te maken op de bouwwerf, ontbreken echter enkele belangrijke hoekstenen”, zegt Saskia Walraedt.
Gebouwniveau
Om te beginnen dient de evaluatie van duurzaamheid te gebeuren op gebouwniveau waarbij rekening wordt gehouden met de volledige levensduur van het bouwwerk. En dus niet via een opstelsom van afzonderlijke analyses van elk van de gebruikte bouwmaterialen, zonder enige context.
Zo is de keuze van een bepaald type isolatie in grote mate bepalend voor de rest van de constructie. Veelgebruikte isolatiepanelen in kunststof zijn bijvoorbeeld dunner en hebben betere isolerende eigenschappen dan biogebaseerde alternatieven zoals hennep of schapenwol. Die voordelen werken ook door in de rest van het gebouw waar minder staal en minder beton nodig zullen zijn dankzij lichtere constructies.
“Het is met andere woorden de milieu-impact van het totale bouwproject – vanaf de oprichting tot aan de sloop of renovatie – wat doorslaggevend moet zijn in de ecologische eindbeoordeling van materialen. Bij zo’n levenscyclusanalyse vallen natuurlijke isolatiematerialen snel door de mand en blijken ze op lange termijn vaak geen betere keuze. Die materialen een voorkeursbehandeling geven in renovatiewerken is dan ook contraproductief: ze zijn duurder, en leiden niet tot betere milieuprestaties”, aldus Saskia Walraedt.
Dat laatste kan iedereen trouwens zelf berekenen via de TOTEM-module (Tool to Optimise the Total Environmental impact of Materials), ontwikkeld door de overheid op basis van een internationaal erkende methodologie. Deze webtool laat toe om op een objectieve en wetenschappelijk onderbouwde manier de meest duurzame materiaalkeuzes te maken.
“De Europese plannen lijken echter vooral het gebruik van natuurlijke bouwmaterialen te promoten en houden daarbij geen rekening met de macro-economische haalbaarheid. Uiteraard is hout een waardevol materiaal, maar alles uit hout maken en isoleren met cellulose zorgt voor meer boskap en minder biodiversiteit. Om nog maar te zwijgen van hoeveel landbouwgrond er nodig zou zijn om met uitsluitend natuurproducten aan de gigantische isolatievraag te voldoen, en wat dat zou betekenen aan extra watergebruik en uitstoot van schadelijke emissies in lucht en water”, stelt Saskia Walraedt.
Europa pleit er ook voor om meer gerecycleerde materialen te gebruiken. Daar kan niemand tegen zijn. Alleen hebben bouwmaterialen per definitie een lange levensduur van tientallen jaren. Dat impliceert dat er relatief weinig materiaal beschikbaar komt om opnieuw tot bouwtoepassing te recycleren. Het toelaten van recyclaat afkomstig van chemische recyclage kan hier een antwoord bieden. Daarbij worden gebruikte en moeilijk te recycleren kunststoffen opnieuw opgesplitst tot hun chemische bouwstenen om er vervolgens nieuwe kunststoffen van te maken.
Sloop en hernieuwbouw
“Daarmee komen we bij misschien wel de grootste constructiefout in dit Europese plan. De klemtoon ligt vrijwel uitsluitend op renovatie, terwijl in veel gevallen sloop en hernieuwbouw veruit de beste oplossing is. Vaak liggen de investeringen simpelweg te hoog om via een diepgaande renovatie de energie-efficiëntie van gebouwen op een aanvaardbaar peil te krijgen. Dan is het beter om selectief te slopen – en bouwmaterialen te recupereren voor recyclage – en te kiezen voor een nieuwbouw die voldoet aan de hedendaagse energievereisten”, vindt Saskia Walraedt.
Tot slot heeft de Renovation Wave terecht veel aandacht voor de energetische aspecten van renovatie, maar wordt er geen aandacht geschonken aan het toenemende belang van circulair watergebruik waar nochtans de Vlaamse regering op inzet met haar Blue Deal. Lokale wateropslag, waterhergebruik en infiltratie- en bufferbekkens voor regenwater bieden een antwoord op de droogteproblematiek en helpen overstromingen vermijden. Ook die dimensie hoort thuis in een alomvattend renovatieplan”, vervolgt de directrice van Essenscia PolyMatters.
Conclusie: we hebben in Vlaanderen alles in huis om meer en beter te renoveren en isoleren. Van raamprofielen tot dakbedekking, van vloerbekleding tot geluidsisolatie, van buizen tot voegkitten. Heel wat kunststofverwerkers en producenten van bouwmaterialen hebben daarvoor performante oplossingen ontwikkeld die grotendeels hier bij ons worden bedacht en geproduceerd.
“Aan de slag dus, maar wel met een open blik die alle materiaalsoorten op gelijke voet behandelt en hun milieu-impact objectief beoordeelt op basis van hun totale levenscyclus op gebouwniveau. Alleen zo leggen we de fundamenten voor een robuuste en duurzame renovatierevolutie”, besluit Saskia Walraedt.