‘Geld moet sneller de grond in’
De Vlariodag was lang een forum om telkens meer geld te vragen voor de aanleg en het onderhoud de Vlaamse rioleringen. Dat is vandaag niet langer het geval. Dankzij de saneringsbijdrage is er voldoende budget.
Ook inzake de doorlooptijd moeten de betrokkenen stoppen met excuses zoeken, vindt Carl Verelst, voorzitter van de werkgroep Projectmanagement van Vlario. “Er zijn steeds meer partijen betrokken bij het ontwerpen en aanleggen van een rioleringsproject. Maar het is te makkelijk om daarbij telkens het tempo van de traagste te volgen. Het tempo van de snelste betrokken partij moet de norm worden”, meent Verelst. Aansluitend werd een charter ondertekend om de doorlooptijd te versnellen.
Prioriteiten
De Vlariodag was dit jaar aan zijn 25ste editie toe. Daarvoor was bovendien een recordaantal van zowat 800 deelnemers ingeschreven. Naar goede gewoonte was Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Joke Schauvliege op de afspraak. In haar openingstoespraak keek de minister vooruit naar de derde Waterbeleidsnota.
“Die zal afgewerkt worden tegen 2019. Deze derde Waterbeleidsnota legt de toekomstvisie vast van de Vlaamse regering voor de periode 2020-2025, maar ook nog voor de nog langere termijn. Het vastleggen van de prioriteiten gebeurt niet door de Vlaamse regering alleen, maar is een participatief traject met alle betrokkenen. Het doet me plezier dat de prioriteiten van de Vlaamse regering gelijk lopen met die van de gemeentes: aanpak van de waterschaarste in de zomer, de uitbouw en renovatie van het rioleringsstelsel en de aanpak van de ruimtelijke wanorde. Dat laatste gebeurt via het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, beter bekend als de betonstop. Daarin gaan we niet alleen voor inbreiding in de steden en de centra en minder nieuwe verkavelingen en dus minder nieuwe verhardingen in het buitengebied. We hebben als Vlaamse regering ook de ambitie om dat buitengebied met 20% te ontharden”, stelt Joke Schauvliege.
“Er is voldoende geld om een belangrijk deel van de rioleringsdoelstellingen te realiseren. De totale opbrengsten in de periode van 2012 tot 2015 bedroegen liefst 1,35 miljard €. Daarvan ging afgerond 800 miljoen € naar de rioleringsintercommunales. De financieringsgraad bedroeg in 2015 liefst 111 tot 125%”, stelt Ann Crabbé van de Universiteit Antwerpen. Ze vraagt zich af of de saneringsbijdragen op de waterfactuur dan niet naar beneden kunnen, want de waterfactuur ligt bij ons hoger dan in de buurlanden.
1,4 miljard
“Om alle opgelegde doelstellingen te halen, is er tegen 2021 nood aan de realisatie van projecten ter waarde van 1,4 miljard €. Daarbovenop moeten nog 45.000 iba’s geplaatst worden. Ook is er een historische achterstand in het onderhoud van de Vlaamse rioleringen. Ruime budgetten zijn dus belangrijk om de ‘distance to target’ de komende jaren significant te verkleinen. Maar de lange doorlooptijd en de complexiteit van rioleringsprojecten remmen de uitvoering. Het is zaak om tijdig te beginnen met complexe projecten. De gemeenten hebben hierin een grote verantwoordelijkheid. Zij moeten stoppen met excuses te zoeken. Nog te vaak horen we opmerkingen als ‘wat niet verplicht is, doen we niet’. Als het over rioleringen gaat, kijken gemeenten veelal naar welke initiatieven de Vlaamse regering neemt, liever dan zelf de koe bij de horens te vatten. Gemeenten moeten zich terzake meer verantwoordelijk gedragen. Al dat geld moet de grond in”, meent Ann Crabbé. Ze raadt de nieuw verkozen lokale besturen aan om direct na de verkiezingen reeds de budgetten voor rioleringen vast te leggen.
Schaalgrootte
Crabbé stelt aansluitend voor om de Vlaamse rioleringssubsidies niet langer te ‘oormerken’. Door enkel die rioleringsprojecten te subsidiëren die het hoogst staan op de lijst van prioriteiten, blijven die projecten die lager staan, zo goed als zeker onuitgevoerd. Terwijl Vlaanderen ook die minder-prioritaire projecten nodig heeft om aan een rioleringsgraad van 100% te komen.
Aansluitend op uiteenzettingen van eerdere Vlariodagen stelt Ann Crabbé dat er zeker nog efficiëntiewinsten te boeken zijn in het rioleringsbeleid. Uit studies blijkt dat ongeveer de helft van de budgetten gaat naar investeringen (aanleg van nieuwe rioleringen) en grofweg een kwart naar exploitatie (vooral herstellingen en vervangingen). Daarbij blijft er nog iets minder dan een kwart van het totale budget over dat gaat naar algemene overheadkosten. Dat kan volgens Crabbé nog een stuk beter. Ze vraagt zich luidop af of Vlaanderen niet de optimale schaalgrootte moet bepalen voor de uitbouw en het beheer van rioleringen. Misschien naar analogie met de door minister Liesbeth Homans opgelegde schaalgrootte van de sociale huisvestingsmaatschappijen. “Vlamingen aanvaarden een hoge saneringsbijdrage, maar enkel als dat budget ook efficiënt besteed wordt”, besluit Ann Crabbé.
Overschot
Peter Aelterman van de afdeling Economisch Toezicht van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) ging op de Vlariodag nog dieper in op het ‘overschot’ van de saneringsbijdrage. “De opbrengst lag in 2016 op 65 € per inwoner, terwijl er slechts voor 51 € per persoon kosten werden gemaakt inzake rioolbeheer. Dat levert een kostendekkingsgraad op van 127%. Maar dat wil niet zeggen dat dat voor elke gemeente het geval is. We zien bv. dat de opbrengst van de saneringsbijdrage slechts voor vier op de vijf gemeenten kostendekkend is. Voor andere gemeenten is het nodig dat zij hun investeringsniveau nog opkrikken”, weet Aelterman. Alles samen moet nog 8.548 km riolering aangelegd worden in Vlaanderen, becijferde hij.
Aelterman waarschuwt ook voor exploderende vervangingsinvesteringen. “Iets meer dan de helft van de Vlaamse rioleringen is tussen de 25 en 49 jaar oud. Bijna 10% is tussen de 50 en 74 jaar oud. De gemiddelde maximale leeftijd van een riolering is 75 jaar. Er komt een golf van vervangingen af op de rioleringsbeheerders”, stelt Aelterman. Hij becijferde de financiële haalbaarheid voor de rioleringsinvesteringen voor alle 308 Vlaamse gemeenten. Slechts voor iets meer dan 30 gemeenten is het financieel haalbaar om zonder leningen de volledige prioriteitenlijst af te werken tegen 2027. Met leningen verhoogt dat aantal tot 56.
Laatste loodjes
Voorzitter Jean Berlamont van Vlario ging in vogelvlucht door de 25 jaar dat de Vlariodag georganiseerd werd. “We hebben het aantal leden van Vlario en het aantal deelnemers aan de Vlariodag voortdurend zien stijgen. Er is ook een evolutie geweest van aandacht en geld vragen voor rioleringen op de Vlariodag naar het bekijken hoe we ‘het geld in de grond krijgen’. Vlario evolueerde intussen van overlegplatform tot kenniscentrum. De nieuwe uitdagingen waar Vlario voor staat zijn o.m. wateroverlast vermijden en de grondwaterhuishouding herstellen. Eén van de oplossingen is infiltratie. Zowel bij bedrijven en particulieren als op openbaar domein”, stelt Berlamont.
“Ik merk dat de zuiveringsgraad in Vlaanderen nog steeds in de goede richting gaat, maar dat de rioleringsgraad sinds 2007 stagneert op 86%. De laatste loodjes wegen blijkbaar het zwaarst. Ondertussen wordt het onderhoud van rioleringen in Vlaanderen steeds belangrijker”, weet de Vlario-voorzitter.
Aannemers
Ook Vlario-directeur Wendy Francken keek even achteruit in haar slottoespraak. “De Vlariodag is gegroeid tot een event waar iedereen uit de sector bij wil zijn. Zijn we met Vlario dan nu waar we willen zijn? Neen, het werk is niet af en we mogen niet op onze lauweren rusten. De rioleringssector veranderde de jongste jaren gigantisch. Het decreet integraal waterbeleid hertekende in 2005 het landschap. Intercommunales voor energie en water werden ook rioolbeheerder. De krachten werden op die manier gebundeld en ik ben ervan overtuigd dat die evolutie nog niet ten einde is. Behalve de lokale besturen zijn ook de aannemers en studiebureaus belangrijke partners in het verhaal van Vlario. Ik erken dat de ontwerpers en aannemers de voorbije jaren te weinig betrokken werden bij onze dagelijkse werking. Zij voerden zogezegd toch maar uit wat hen werd opgedragen, was de redenering. Maar niets is minder waar, zij zijn essentiële schakels in onze ketting en ondertussen draaien die schakels heel geolied mee bij Vlario. Zo hopen we meer transparantie te realiseren in de huidige wirwar van bestekvoorschriften en regels die alle opdrachtgevers, naast het Standaardbestek 250, proberen te hanteren”, stelt Francken.
Continuïteit
“Bij de aannemers én bij de ontwerpbureaus zien we, door de laagconjunctuur, vanaf 2012 een afbouw van de capaciteit. De heropbouw van capaciteit is niet eenvoudig en dat kan niet door de omzet te verdubbelen op één jaar. Continuïteit in de investeringen is van cruciaal belang voor een gezonde sector. Steeds complexere regelgeving en procedures verlengen de doorlooptijden van studie tot aanbesteding. Denk maar aan de omgevingsvergunning met haar normenboek, tot op heden een rem in plaats van een versnelling; of de nieuwe wetgeving overheidsopdrachten, het verplichte sloopopvolgingsplan, het nieuwe onteigeningsdecreet, het nieuwe subsidiebesluit. Wijzigingen die waarschijnlijk nodig zijn, maar die ongewild vooral tijdens de overgangsperiode voor vertragingen zorgen”, weet de directeur van Vlario.
“De gemiddelde doorlooptijd van een rioleringsproject is acht jaar en in sommige gevallen meer dan tien jaar. Dat is niet normaal. Om de nodige continuïteit te bekomen, is er ook rust nodig in de regelgeving en de procedures. Wat de doorlooptijden betreft, heeft Vlario het initiatief genomen om de koppen bij elkaar te steken. Is het normaal dat investeringsprogramma’s van verschillende opdrachtgevers niet op elkaar afgestemd zijn. Ik vind alvast van niet. Het nieuwe meerjarenplan bij de lokale besturen loopt van 2020 tot en met 2025. Dit betekent dat de lokale besturen in 2019 bezig zijn met de opmaak van dat nieuwe meerjarenplan. Het is noodzakelijk dat de fundamentele wijziging van het subsidiebesluit dan al uitvoerbaar is. Het is van groot belang om lokale besturen, bij de opmaak van hun meerjarenplan, zekerheid te geven over het al dan niet in aanmerking komen voor subsidies. We moeten dus vermijden dat we nog langer met een indicatief programma werken, wat opdrachtgevers geen enkele zekerheid geeft. Bovendien moet er een betere en dwingende afstemming zijn met de meerjarenprogramma’s van andere opdrachtgevers. Een engagement van alle partijen is de absolute vereiste. Met onze werkgroep Versnelde projectrealisatie zullen we alvast al het mogelijke doen om de investeringsgraad te verhogen”, belooft Wendy Francken.
Werftoezicht
”Een kwaliteitsvolle en duurzame aanleg is een belangrijke vereiste voor de lange levensduur van een riolering en daar wringt nog dikwijls het schoentje. We beschikken over heel wat goede aannemers en de werkgroepen en ontwerpers hebben al heel veel energie gestoken in goede bestekvoorschriften. De realiteit blijft echter de realiteit. Zonder toezicht stellen we op bouwwerven heel wat tekortkomingen vast, met alle gevolgen van dien. In ons activiteitenverslag staat een artikel over dit zo belangrijke werftoezicht. Het excuus dat de middelen niet beschikbaar zijn, zou nooit meer mogen gebruikt worden, want iedereen is ervan overtuigd dat een werftoezichter zichzelf terugbetaalt. Wat is dan het probleem? Ik wil dan ook een vurig pleidooi houden om te investeren in onafhankelijke werftoezichters en Vlario wil hierbij helpen door heel praktijkgerichte opleidingen te organiseren, door praktische tools ter beschikking te stellen, door een praktische handleiding te maken voor de werftoezichter. Ik hoop dat iedereen vlug tot het inzicht komt dat degelijk werftoezicht geen kost is, maar veel geld bespaart”, besluit de directeur van Vlario.
Op de Vlariodag waren er voorts nog uiteenzettingen van Hans Bruyninckx van het European Environmental Agency (het waterbeleid in Europees perspectief), John Emery van de afdeling Integraal Waterbeleid van de dienst CIW van de VMM (waterbeleidsnota) en van Martin Lelie, sectorhoofd Grondgebiedszaken bij de gemeente Sint-Gillis-Waas (gemeentegrensoverschrijdend waterbeleid).