Hoe circulariteit kan opbrengen in de bouwsector
Hergebruik in de bouw zit in de lift. Steeds meer bedrijven ontwikkelen producten die na gebruik opnieuw inzetbaar zijn. We spreken dan over circulaire waardevolle producten: materialen die niet één, maar meerdere keren geld kunnen opbrengen en zo in omloop blijven. Meer nog: ze kunnen zelfs beschouwd worden als een nieuw type investeringsproduct.
Het Living Lab MASCO (Materials-as-a-Service-Company) bracht producenten van bouwmaterialen, vastgoedspelers, financiële, juridische en duurzaamheidsexperts samen om dit thema te verkennen. Tijdens het door Vlaio gesteunde traject werden inzichten gebundeld, die tijdens een slotevent in de Warande in Brussel met de sector werden gedeeld.
Wat de bouw kan leren van containers en raketten
De wereldeconomie is al eerder fundamenteel veranderd door standaardisatie en hergebruik. Vroeger verliep internationale handel via bulktransport, tot de introductie van containers alles veranderde. Standaardisatie maakte transport goedkoper, efficiënter én rendabel.
Ook de ruimtevaart werd getransformeerd. Waar raketten vroeger peperduur en eenmalig inzetbaar waren, is hergebruik nu de norm – waardoor private spelers de sector volledig hebben overgenomen.
Diezelfde logica kan ook de bouwsector transformeren: door te standaardiseren en materialen optimaal herbruikbaar te maken, creëren we niet alleen een duurzamere toekomst, maar ook een robuust en winstgevend economisch model.En precies daar moeten we met de bouwsector naartoe: standaardisatie en optimaal hergebruik zal de wereld niet alleen duurzamer, maar bovenal rendabeler maken.
The Circular Value Index: restwaarde, kost van hergebruik en risico
Om hergebruik écht rendabel te maken, is inzicht nodig. Daarom werd de Circular Value Index (CVI) ontwikkeld: een formule die berekent of een product potentieel heeft voor hergebruik, én in welke mate dat financieel loont. De index is bruikbaar voor producenten van bouwmaterialen, maar ook voor aannemers en bouwheren die hun keuzes willen optimaliseren.
De berekening steunt op drie variabelen:
• restwaarde : het maximum van de emotionele waarde (bijv. staal uit de Eiffeltoren), de 2de handswaarde (bijv. hetgeen wordt geboden voor staal via 2de hands materialenbanken), de terugkoopwaarde van de producent (indien er een terugnamegarantie is) of de waarde van de materialen (bijvoorbeeld de marktprijs van staal). Daarvan worden verliezen afgetrokken: materialen of onderdelen die niet herbruikbaar zijn
• gedeeld door kost van hergebruik: de optelsom van alle kosten die gemaakt moeten worden om een product terug in omloop te brengen: de terugkoopprijs, de ontmanteling, de herstel- en kuisprijs, de kost van opslag en transport.
• vermenigvuldigd met een risicofactor: een factor tussen 0 en 1 die risico’s weegt, zoals trendgevoeligheid, veranderende regelgeving, toxiciteit en kredietwaardigheid van de producent.
Het resultaat is een indicator. Een CVI hoger dan 1 toont dat er potentieel is voor hergebruik. Vanaf 3 wordt het zelfs interessant voor derde partijen om te financieren, omdat de opbrengst aanzienlijk kan zijn.
De score hangt sterk af van het scenario. Wordt een materiaal na vijf of twintig jaar opnieuw in omloop gebracht? Komt het terug bij de producent, of speelt de aannemer een rol? Factoren als tijd, locatie, logistiek en eigenaarschap bepalen de uitkomst.
Wanneer het scenario duidelijk is, kan de CVI berekend worden met reële prijzen en data. Medewerkers kunnen zo producten en scenario’s vergelijken en samen toewerken naar een zo hoog mogelijke circulaire waarde.
Producten die ontworpen zijn volgens ecodesign principes scoren goed: denk aan demonteerbare rekken, losmaakbare tegels, herbruikbare wanden. Maar ook designobjecten die een hoge restwaarde hebben na gebruik, hebben een groot potentieel om verschillende keren opnieuw in omloop te brengen.
Investeren met rendement
Producenten die bouwmaterialen met een hoge CVI op de markt brengen, hebben eigenlijk goud in handen. Alleen wordt dat vaak niet zo gezien: de markt beschouwt zulke producten als duurder en houdt geen rekening met de verborgen restwaarde.
Een Materials-as-a-Service company (MASCO) kan daar verandering in brengen. Zo’n bedrijf fungeert als draaischijf tussen producent, gebouweigenaar en investeerder. Het model werkt als volgt:
• Producenten kunnen hun product goedkoper aanbieden en zo competitiever worden. In ruil voor een investering van de MASCO draagt de producent het recht op hergebruik over.
• Bouwheren betalen minder, omdat de restwaarde al van de aankoopprijs is afgetrokken.
• Externe investeerders kunnen instappen in de MASCO en een aantrekkelijk rendement behalen, gefinancierd door de latere hergebruikscycli.
Op die manier wordt hergebruik niet alleen ecologisch, maar ook economisch aantrekkelijk. Er staat zo’n eerste Vlaamse MASCO in de stijgers.
Slimmere contracten voor circulair bouwen
“As-a-service”-contracten worden vaak gezien als de heilige graal van circulariteit. In de bouwsector blijken ze echter maar beperkt toepasbaar. Een eenvoudigere en logischer formule is de verkoop met terugkooprecht, waarbij het eigenaarschap gewoon verschuift.
Dat maakt een groot verschil: bij de verhuur van bijvoorbeeld een gevel ontstaat een juridisch risico tot incorporatie – de gevel wordt immers een vast onderdeel van het gebouw. Bovendien is de mate waarin een bouwonderdeel een service vraagt, heel beperkt.
Een verkoop met terugnamegarantie is voor veel bouwmaterialen een realistischere optie. De producent hoeft daarbij geen eigenaar te blijven, maar kan via een circulariteitsclausule vastleggen, onder andere binnen welke termijn het product kan of moet worden teruggenomen, tegen welke prijs dit gebeurt en welke kwaliteits- of logistieke voorwaarden gelden.
Voor verschillende producenten zijn zulke contracten inmiddels opgesteld. Bovendien ontwikkelde het consortium een tool die op basis van gerichte vragen automatisch een circulair contract kan genereren.
Goed voor de portemonnee, maar ook voor de planeet?
De vraag dringt zich op: levert circulair bouwen ook écht milieuwinst op?
De standaardmethode om dat te meten is een Life Cycle Assessment (LCA), die de milieu-impact van een product of materiaal in kaart brengt. Wanneer materialen meerdere keren worden gebruikt, hersteld of aangepast, daalt hun impact aanzienlijk.
Onderzoeker VITO ontwikkelde daarom de methode van de Multiple Life Cycle Assessment (MLCA). Die houdt rekening met de verschillende gebruikscycli van een product. Uit de berekeningen blijkt dat dit loont: bij de wanden van JUUNOO en de meubels van NNOF was de milieu-impact beduidend lager dan bij klassieke alternatieven.
1. Wienerberger – ClickBrick
De ClickBrick is een toonbeeld van circulair productdesign: droogstapelbaar, eenvoudig te demonteren en opnieuw te gebruiken, mét behoud van het klassieke gevelbeeld. Wienerberger koppelt er een terugnamegarantie aan van 75% van de oorspronkelijke aankoopprijs, op voorwaarde dat de eigenaar zelf de demontage uitvoert en het transport via het bedrijf verloopt. Zelfs bevestigingsmateriaal en gebroken stenen neemt het kosteloos terug. Vooral in de tertiaire markt vindt dit systeem bijval.
2. Owens Corning – FOAMGLAS Reusable Roof
FOAMGLAS produceert dakisolatie uit cellulair glas, dat zonder lijm kan worden geplaatst. Daardoor is het eenvoudig te demonteren en opnieuw te gebruiken. Met behulp van de Circular Value Index objectiveren ze hun circulariteitsclaim. Momenteel onderzoeken ze of een lease- of terugkoopmodel mogelijk is om hun aanpak verder te verankeren.
3. Beneens – CLT volgens 5x5-grid
Beneens introduceerde een 5x5-grid in kruislaaghout (CLT) naar aanleiding van een aanbesteding voor een ontmoetingscentrum van de Provincie Antwerpen. Het demontabele ontwerp en de flexibiliteit maken het gebouw geschikt voor hergebruik door toekomstige generaties. Met de verwachte stijging van de houtprijs biedt dit model een competitief voordeel: waardevol hout blijft beschikbaar. Digitale traceerbaarheid versterkt het circulaire potentieel.
4. ntgrate – REntgrate
ntgrate brengt vinyltegels op de markt voor de projectenmarkt van kantoorverhuur. Omdat contracten vaak op 3-6-9 jaar lopen, is de gebruikstermijn relatief kort. Dat creëert kansen voor een terugnamemodel waarbij de tegels een tweede leven krijgen in een eigen tweedehandsproductlijn.
Conclusie: waarde als hefboom voor circulariteit
De Circular Value Index bewijst dat circulariteit niet alleen een duurzaamheidsverhaal is, maar ook een financieel model met potentieel. Door over waarde te spreken, ontstaat een win-win: producenten worden competitiever, bouwheren betalen minder en investeerders krijgen zicht op rendement.
Het verhaal stopt hier niet. Steeds meer onderzoek, samen met kennisinstellingen, richt zich op cruciale vragen rond risico, verzekerbaarheid en objectivering. Ook de koppeling met andere analysemethodes wordt gemaakt, zodat de financiële logica achter hergebruik steeds sterker onderbouwd wordt.
Wat vroeger enkel producten waren, worden zo financiële assets die verhandeld kunnen worden. En intussen staan verschillende bedrijven al klaar om hun materialen op de markt te brengen mét terugnamesysteem.
Circulariteit in de bouw is dus niet langer een verre ambitie, maar een concreet model waarin duurzaamheid en rendement hand in hand gaan.
![]()
“De CVI heeft niet alleen met uw product te maken als producent, maar bekijkt hoe uw product in een systeem wordt gebruikt en met welk businessmodel (Marc Bosmans, Knauf)”
![]()
“In de plaats van de greenwashing ‘het kan hergebruikt worden’, willen we gaan naar een wereld waar het rendabel is te hergebruiken, want alleen dan zullen bouwbedrijven dat ook effectief doen (Chris Van de Voorde, The Circular Value Institute)”