Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Duurzaamheid

Kamp C over duurzaamheid en circulariteit

Op vraag van Buildwise identificeerde KPMG vorig jaar de tien megatrends in de bouwsector. Bouwkroniek laat deze een per een onder de loep nemen door een partij met een uitgesproken visie over de thematiek in kwestie. In deze editie laat Rob Cornelissen, manager innovatie en strategie bij Kamp C, zijn licht schijnen over de megatrend ‘klimaatbewustwording, uitdagende doelstellingen en extreme weersomstandigheden verhogen de focus op duurzaamheid’. Hierbij neemt hij geen blad voor de mond en legt hij de vinger op enkele zere wonden…

Ontwerp zonder titel - 2024-02-29T144551.028
Joke De Nef

Bouwkroniek: Laat ons starten met de vraag of u zich in deze megatrend kan vinden?

Rob Cornelissen: “Mijn antwoord is ja en neen… De klimaatverandering is een belangrijk gegeven,  maar de problematiek is veel groter en complexer. Vandaag ligt de focus al te veel op het reduceren van energie- en materiaalverbruik. Overheden en bedrijven denken dat ze enkel op deze manier duurzaam bezig zijn. Om de planeet te redden, moet er helaas op veel meer terreinen een strijd worden geleverd. Het wetenschappelijke tijdschrift Nature  definieerde in 2009 maar liefst negen ‘planetaire grenzen’ om de huidige situatie in kaart te brengen. En wat blijkt? Het verlies aan biodiversiteit is een veel groter probleem dan de klimaatverandering. Inname van openbare ruimte, verdroging/overstroming van de natuurlijke ecosystemen, de toenemende aanleg van wegen, infrastructuur en woongebieden…: deze zaken vormen de grootste bedreiging voor onze aardbol vandaag.”

Bouwkroniek: Moeten we daar dan de focus op gaan leggen?

Rob Cornelissen: “Er mag wel meer aandacht voor dit probleem komen, maar het is vooral nodig dat we oplossingen implementeren die voor alle planetaire grenzen goed zijn. Precies op dat vlak schieten overheden, bedrijven en organisaties te kort. Vandaag worden heel wat acties ondernomen die het ene probleem oplossen en het andere erger maken. Neem nu de massale elektrificatie van het wagenpark. Dat helpt misschien wel om de CO2-uitstoot te reduceren, maar de files – en de nood aan extra wegeninfrastructuur – zullen blijven groeien. Ook zijn er meer eindige grondstoffen nodig om elektrische wagens te bouwen in vergelijking met traditionele voertuigen. Daarnaast moet het besef groeien dat er aan duurzaamheid eveneens een sociaal en economisch luik hangt. In de accupakketten van elektrische auto’s zit veel kobalt, een grondstof die in mensonterende omstandigheden – en vaak door kinderen – wordt ontgonnen. De wagens zijn veelal duurder in aankoop, waardoor de minder gegoede burgers langzaam maar zeker de toegang tot deze transportmodaliteit wordt ontnomen. We kunnen ons dus vragen stellen over het duurzame nut van de elektrificatie van personenwagens…”

Bouwkroniek: Zijn er ook voorbeelden in de bouw?

Rob Cornelissen: “Het mooiste voorbeeld is de verplichte energetische renovatie. De ingrepen om van label F naar label A te gaan, vereisen heel wat materialen. Dat betekent dus extra grondstoffen,  transport en uitstoot, waardoor de ecologische balans zoek geraakt. Een recente studie van de KULeuven heeft in dit kader trouwens aangetoond dat het voor meerdere typologieën van woningen beter zou zijn om in bepaalde gevallen  een label B na te streven. Zelfs nieuwe woningen ontsnappen de dans niet. Maar liefst de helft van de LCA zit in grondstoffen en transport, wat een gigantisch percentage is! Dit komt omdat er bijvoorbeeld PUR-isolatie wordt gebruikt om een betere energiescore te halen. De impact van deze oplossing op de planeet is echter vrij groot: transport, CO2-uitstoot, chemische stoffen… En niet te vergeten: bij de ontmanteling van het gebouw is het onvermijdelijk dat er deeltjes van deze stof in het milieu terechtkomen. De kans is trouwens reëel dat alle materialen die ermee in contact zijn gekomen, té gecontamineerd zijn voor hergebruik. Kortom: de baten zijn kleiner dan de lasten. En toch is PUR-isolatie ontzettend populair… omdat er uitsluitend vanuit het perspectief van energiezuinigheid wordt gekeken in plaats dat het totale plaatje in ogenschouw wordt genomen.”

Bouwkroniek: Wat is dan wel de oplossing?

Rob Cornelissen: “We kunnen al beginnen met circulair te bouwen in de echte zin van het woord. Zal dit alles oplossen? Neen, want we moeten ook onze ruimtelijke ordening herdenken. Een concentratie van woonkernen is goed voor de biodiversiteit, laat toe om pakweg geothermie te implementeren, er kunnen gemakkelijk deelauto’s en -fietsen worden voorzien, het publiek transport valt efficiënter te organiseren… Zolang we dit pad niet bewandelen, heeft een negatief E-peil of een BREAAM Excellent weinig waarde. Dergelijke certificaten focussen zich op hoeveel PV-panelen er op de daken liggen, hoeveel centimeter isolatie er werd aangebracht, welk type isolerend glas werd toegepast... Maar ze houden al te weinig rekening met de locatie en het gebruik van het gebouw, en de waarde voor de gebruikers.” 

Bouwkroniek: Wat bedoelt u met circulair bouwen in de echte zin van het woord?

Rob Cornelissen: Eigenlijk moeten we terug in de tijd gaan. Voor de wereldoorlogen werd heel vaak volledig circulair gebouwd, met hernieuwbare materialen zoals hout, leem, riet, stro… Er werd gewerkt met penverbindingen of kalkmortel die toelieten om de constructies volledig te ontmantelen en te heropbouwen. Schuren en zelfs woningen waren toen echt ‘roerend’ goed dat meermaals werd verplaatst. Na de Tweede Wereldoorlog diende alles in een recordtijd te worden heropgebouwd. Hiermee ontstonden bouwprocessen en -materialen die daarop inspeelden. Zo werden cement en - weliswaar later - lijmen populaire manieren om bakstenen huizen te bouwen. Helaas laten deze verbindingstechnieken geen ontmanteling toe: bakstenen breken in twee als je probeert om de cement of lijm ervan te verwijderen. Met de Green Deal focust Europa op een volledige circulariteit in de bouw tegen 2050. Dit om de impact van materialen op de planeet te verminderen, maar ook – en misschien wel vooral – om zeldzame stoffen die nu massaal uit Afrika en Azië worden geïmporteerd in onze contreien te houden. Dit is een goede ambitie, maar de uitwerking op het terrein blijft een zeer grote uitdaging.”

Ontwerp zonder titel - 2024-02-29T144606.716
Joke De Nef

Bouwkroniek: Kan u dit even verduidelijken? 

Rob Cornelissen: “De Green Deal is enkel haalbaar indien we alle bestaande woningen – die volgens de naoorlogse principes zijn gebouwd – zeer grondig gaan renoveren of afbreken en opnieuw bouwen.  Weliswaar in de context dat deze gebouwen zich in een woonkern bevinden én de ecologische voetafdruk van de vereiste materialen/energie niet hoger is dan de baten voor de planeet. Om dit laatste te bereiken, is een gigantische omslag nodig in de manier waarop we gaan renoveren en bouwen. In eerste instantie is het redelijk absurd om voor alle bestaande woningen een EPC-label A te eisen. Dit zal veel mensen op kosten jagen die ze niet kunnen dragen, waardoor het – vanuit sociaal standpunt – een weinig duurzame vereiste is. Ook staan de baten van een A vaak in schril contrast met de impact van de materialen op het milieu. Verder is er in de sector vandaag een grote focus op de recyclage van onze gebouwen, maar de manier waarop we de laatste vijftig jaar hebben gebouwd, maakt dat moeilijk. De Belg heeft  immers massaal geïnvesteerd in zijn ‘unieke’ huisje waarin hij zich kan verbergen, dit in tegenstelling tot Nederland waar coöperatieven veel standaardwoningen hebben opgetrokken. Vandaag kunnen we bijna uitsluitend de structuur en de  funderingen hergebruiken, alsook wat kleinere zaken zoals armaturen, hoogwaardige elementen, bepaalde deuren en systeemplafonds… Dat is maar een peulschil in vergelijking met wat er voor echte circulaire gebouwen nodig is. Met andere woorden: het circulariteitsprincipe zoals de Green Deal voorstelt, is pas mogelijk vijftig jaar nàdat we zijn gestart met de bouw/renovatie van pure circulaire woningen. Dus met natuurlijke grondstoffen, volledig demonteerbaar én met materialen/systemen die een gestandaardiseerde maatvoering hebben. Dus ja, we moeten  maximaal behouden wat er al is gebouwd, maar daarnaast moeten we dringend beginnen met alles wat nu nieuw wordt gebouwd, volledig circulair te ontwerpen. Het mooie aan dit verhaal is wel dat deze omslag het pad naar meer (kosten)efficiëntie voor de bouwbedrijven opent én ervoor zorgt dat de ‘war on talent’ kan worden gewonnen.”

Bouwkroniek: Kan u zich nader verklaren?

Rob Cornelissen: “Wanneer we met demontabele technieken werken, kan een groot stuk van het bouwproces van de werf naar de fabriek worden verschoven. Dat is sowieso al efficiënter wegens de mogelijkheden om te automatiseren/robotiseren en het verdwijnen van de afhankelijkheid van de weersomstandigheden. Er zal ook minder mankracht nodig zijn én de vraag naar de traditionele bouwprofessional – die alsmaar moeilijker te vinden is – zal afnemen. Metsers, bekisters, bezetters op de werf… kunnen worden vervangen door meer beschikbare profielen, zoals IT-ers of  kraanbedieners. Dat betekent niet dat de huidige vakmensen hun job zullen verliezen. Integendeel, wellicht zal er altijd wel een grotere vraag dan aanbod in de bouwsector zijn. Wel zullen  deze mensen zich moeten bijscholen om met de nieuwe bouwtechnieken mee te zijn.”

Ontwerp zonder titel - 2024-02-29T144632.347
Joke De Nef

Bouwkroniek: U gaf aan dat we ook terug echt hernieuwbare materialen dienen toe te passen.

Rob Cornelissen: “Dat is eigenlijk de basis van de bouwtoekomst. We merken ook dat deze stap alsmaar vaker wordt genomen, niet in het minst omdat veel hernieuwbare alternatieven sinds de oorlog in Oekraïne op hetzelfde prijsniveau zijn gekomen als de traditionele  materialen. Bovendien bieden ze een veel grotere leveringsgarantie, wat een grotere zekerheid impliceert op het vlak van deadlines. Helaas staan er nog enkele barrières een massale doorbraak in de weg, zeker wat betreft de biobased materialen. En dan spreken we voornamelijk over de regelgeving die eisen stelt die niet met het natuurlijke karakter van deze oplossingen te rijmen vallen. Zowel de kwaliteit als de intrinsieke samenstelling van biobased materialen variëren immers in functie van het seizoen. We moeten dus naar een nieuwe normering en certificering, maar niemand weet vandaag precies hoe ze deze uitdaging moet  aanpakken.”

Bouwkroniek: Zullen we het ‘echte’ circulaire bouwen vooral in het segment van de private woningen zien?

Rob Cornelissen: “Volgens mij zullen vooral kantoorcomplexen op die manier worden gebouwd. Enerzijds omdat dergelijke ruimtes gemiddeld om de zeven jaar worden heringericht. De gebruikte materialen en systemen zijn in die tijdspanne niet gigantisch gedateerd en wellicht ook niet versleten. Daarmee lenen ze zich gemakkelijker tot hergebruik. Anderzijds biedt het principe van demonteerbaarheid in dit segment een enorme toegevoegde waarde. Het laat niet alleen een snelle herinrichting toe, maar zorgt er eveneens voor dat kantoren gemakkelijker op de behoeften van de gebruikers kunnen worden afgestemd. Sommige bedrijven groeien, anderen krimpen. Of de activiteit wordt aangepast, wat zijn repercussies kan hebben op de benodigde grootte of inrichting van lokalen.”

Bouwkroniek: Is het ook niet belangrijk dat woningen aanpasbaar zijn?

Rob Cornelissen: “Zeker weten! Een recente studie toont aan dat in de meeste woningen gemiddeld twee slaapkamers niet worden gebruikt. Dat klopt ook met onze bevolkingsaantallen: nog niet zo lang geleden bestond een gezin uit vier à vijf personen, terwijl we nu gemiddeld over twee mensen spreken. De algemene conclusie is dat we in België té groot wonen en dat de wetgeving niet of weinig toelaat om daar iets aan te doen. Dat betekent geenszins dat we met zijn allen in kleine appartementjes moeten gaan wonen. Een regelgeving die toelaat om woningen op te splitsen of extra verdiepingen te verwijderen/bij te plaatsen, zou al een gigantische stap vooruit zijn, zeker wat betreft de nood aan minder inname van openbare ruimte. En hiermee is de cirkel rond, want zoals ik al eerder heb aangegeven, is dat de grootste bedreiging voor onze planeet. Daarom geloof ik wel dat binnen vijftig jaar ook gewone woningen verplaats- en aanpasbaar zullen zijn, zonder afval en met een minimale moeite dankzij de toegepaste verbindingstechnieken.”

Bouwkroniek: Welke raad kan u de bouwsector meegeven?

Rob Cornelissen: “Ik vrees dat we nog maar aan de vooravond van echt moeilijke tijden staan. De klassieke manier van bouwen is niet langer houdbaar. Het is hoog tijd dat de stakeholders nadenken over nieuwe businessmodellen om in de echte zin van het woord circulair te bouwen. Dat betekent in eerste instantie dat we moeten streven naar meer standaardisatie van nieuwe bouwmaterialen en -systemen en resoluut voor demontabele bevestigingstechnieken dienen te kiezen. Tevens moet worden gezocht naar manieren om de huidige bouwmaterialen op efficiëntere manieren te verzamelen en naar de huidige vereisten voor hergebruik op te waarderen. Dat is geen evidentie omdat het processen zijn die heel wat mankracht vragen, wat de prijs de hoogte kan instuwen. Verder pleit ik voor businessmodellen die wonen ‘as a service’ gaan aanbieden. We denken dan bijvoorbeeld aan levenslang huren, met de mogelijkheid om over te stappen naar de woning die bij uw levensfase past. Dit mag dan natuurlijk niet duurder zijn dan een woning te bezitten. Voor kantoorruimtes zouden we dan weer kunnen denken aan formules waarbij de markt op zoek moet gaan naar de meest duurzame oplossingen en banken die dit als basiscriterium nemen voor het toekennen van leningen. Tenslotte wil ik de bouwbedrijven aanraden om nu al in te zetten op een identificatie van de toekomstige profielen, gekoppeld aan een bijscholing van hun arbeiders. Investeer in digitale technologie en leer uw team daarmee werken. Idem dito voor nieuwe materialen en bevestigingstechnieken. Want nogmaals… de traditionele manier van bouwen is bijna definitief verleden tijd.”

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten