Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Duurzaamheid

Tips om snel energie te besparen

Ongeacht de installatie, hoe de bewoners ze gebruiken en de eisen op het vlak van comfort, zijn er grote energiebesparingen mogelijk. Dit artikel bespreekt een aantal eenvoudige ingrepen, die de aannemer aan zijn klanten kan suggereren. Globaal genomen zijn energiebesparingen van meer dan 60 % haalbaar. Men moet er echter wel rekening mee houden dat deze maatregelen ook het comfort kunnen verlagen …

BK_2023_01_06_Afb_2
Buildwise

Aangevuurd door de recente stijging van de energieprijzen worden in de media allerlei besparingstips verspreid, die soms echter tegenstijdig zijn en dikwijls ook veralgemeningen bevatten. De installateur is goed geplaatst om te oordelen of een bepaalde maatregel al dan niet aangewezen is voor een specifieke installatie en een specifieke klant. In dit artikel focussen we op een verlaging van de warmtebehoefte en de woningtemperatuur. Ook de behoefte aan sanitair warm water (SWW) kan verminderd worden, bijvoorbeeld door de duur, de frequentie en het debiet van douches te beperken.

 

Er zijn nog andere energie- en kostenbesparende maatregelen die betrekkelijk snel en tegen een aanvaardbare prijs uit te voeren zijn: spouwmuren na-isoleren, kieren rondom ramen en deuren afdichten, reflecterende schermen achter radiatoren plaatsen, en dergelijke meer. Verder kan een goed onderhoud van de technische installaties en een correcte regeling en hydraulische afstelling van de systemen de efficiëntie gunstig beïnvloeden. De installateur kan zijn klant een belangrijke meerwaarde leveren door het verplichte (twee)jaarlijkse onderhoud niet te beperken tot het wettelijke minimum, maar het uit te breiden met een grondige check-up.


Stappen die al iets verder gaan, zijn het installeren van een houtpelletkachel of een lucht-luchtwarmtepomp (zie Buildwise-artikel 2021/5.12) of het verduurzamen van de SWW-productie met behulp van zonneboilers, warmtepompboilers en/of een slimme, flexibele koppeling van SWW-boilers met PV-productie. Deze maatregelen kennen echter hun limieten en kunnen dus niet overal toegepast worden. Bovendien mogen we de fouten die tijdens de energiecrises van de jaren 1970 en 1980 gemaakt werden, zeker niet herhalen: de gezondheid van de bewoners moet voorop staan en daarvoor is voldoende ventileren essentieel.

 

Om het energieverbruik ook op lange termijn onder controle te houden en substantieel te verlagen, zonder afbreuk te doen aan het comfort, is er dus meer vereist dan wat snelle ingrepen. Met andere woorden: er dringt zich een globale strategie voor de energetische renovatie op.

 

Een strategie die vrijwel overal en snel toegepast kan worden, is de gemiddelde binnentemperatuur verlagen. Dat kan door de centrale insteltemperatuur te verlagen, de verwarmde oppervlakte te verkleinen (bepaalde zones onverwarmd laten) en door korter (intermitterend) te verwarmen. Deze drie strategieën hebben elk hun beperkingen. Enig comfortverlies is niet te vermijden en de comfortdaling neemt toe naarmate men meer wil besparen. Het is echter wel steeds mogelijk om de strategie aan te passen aan de omstandigheden en zodoende rekening te houden met de specifieke comfortnoden van de bewoners.

 

INSTELTEMPERATUUR VERLAGEN

 

Dit is de meest toegepaste en vaak ook de eenvoudigste aanpak, met name in het geval van een centrale verwarming met een kamerthermostaat. Een verlaging van de gemiddelde binnentemperatuur met 1 °C kan gedurende het stookseizoen een warmtebehoeftebesparing tussen 5 en 15 % opleveren. Als we de insteltemperatuur bijvoorbeeld verlagen van 21 naar 19 °C of van 20 naar 18 °C, dan is het gemiddeld mogelijk om 20 % te besparen.

 

Dit kan echter niet zomaar doorgetrokken worden: per bijkomende graad verlaging wordt het besparende effect kleiner en wordt de negatieve impact op het thermische comfort groter. Over het algemeen wordt afgeraden om de temperatuur in de leefruimtes te laten dalen tot onder 18 °C. Er kunnen dan immers gezondheidsklachten optreden, zeker bij ouderen, hartpatiënten of zuigelingen.


Verder wordt het thermische comfort niet alleen bepaald door de luchttemperatuur, maar ook door de temperatuur van de omringende oppervlakken. Hoe slechter een woning geïsoleerd is, hoe kouder ze dus kan aanvoelen. Dit geldt des te meer indien de woning ook nog onderhevig is aan luchtinfiltraties en tocht. In deze gevallen kan men dus beter zonaal of intermitterend verwarmen.

ZONAAL VERWARMEN

 

Bepaalde kamers of zones minder of helemaal niet meer verwarmen, kan aanzienlijke besparingen (20-40 %) opleveren ten opzichte van een volledig verwarmde woning. De besparing neemt toe naarmate de verwarmde oppervlakte kleiner wordt, maar is ook afhankelijk van de isolatiegraad, de compactheid en de configuratie van de verwarmde en niet-verwarmde zones.

 

Zonale verwarming is vooral efficiënt in slecht geïsoleerde gebouwen. De niet-verwarmde zones koelen daar het sterkst af. Dit kan wel gepaard gaan met risico’s op het vlak van de vochthuishouding in de woning en uitzonderlijk zelfs aanleiding geven tot vorstschade. Het is dus aanbevolen om ook in de niet-verwarmde ruimten een minimale temperatuur aan te houden, die eventueel ingesteld kan worden via de laagste stand van de thermostaatkranen.

 

Bij het kiezen van de niet-verwarmde zones liggen de niet-gebruikte kamers (bv. extra slaapkamers of zolder) voor de hand. Ook de nachtzone, de gangen en de traphal worden vaak minder of niet verwarmd. Naarmate men meer wil besparen, kan men ook nog andere kamers niet verwarmen. In dit geval doet men er goed aan om toch minstens één kamer op een comfortabele temperatuur te houden, zodat ze als een soort ‘toevluchtsoord’ kan dienen in een voor de rest koude woning.

 

Bij deze strategie is een goede scheiding tussen de verschillende verwarmingszones essentieel. De binnendeuren moeten dus systematisch gesloten worden en idealiter zouden de verwarmde zones naast of boven elkaar moeten liggen. Hoe compacter de verwarmde zone (en hoe beter de isolatiewaarde van de scheidingswanden naar de niet-verwarmde zone), hoe meer er bespaard kan worden.

 

Verschillende zones binnen dezelfde (open) ruimte die niet afgesloten kunnen worden met een deur, of die met elkaar verbonden zijn via een vide, een trapgat of een mezzanine, kunnen daarentegen maar moeilijk op een andere temperatuur gehouden worden. Het gedeeltelijk verwarmen van dergelijke zones zal luchtcirculatie en tocht veroorzaken. Er kunnen wel bijkomende deuren, zware gordijnen of andere schermen aangebracht worden om toch een scheiding te creëren en zodoende het comfortgevoel lokaal sterk te verhogen.

 

INTERMITTEREND VERWARMEN

 

Er kan aanzienlijk bespaard worden door de (centrale) insteltemperatuur enkel ’s nachts te verlagen en/of overdag tijdens de afwezigheid van de bewoners. Dat heeft meestal minder invloed op het thermische comfort dan een continue temperatuurverlaging. Bovendien kan de besparing in vergelijking met een continu verwarmde woning oplopen tot 10 % voor een nachtverlaging die voldoende lang (bv. zo’n 7 uur) aangehouden wordt, en zelfs tot 20 % indien de verwarming ook overdag gedurende een even lange periode uitgeschakeld wordt. Bij deze strategie houdt men best wel een aantal randvoorwaarden in het achterhoofd.

 

De verwarmingsinstallatie moet snel kunnen reageren en bovendien genoeg vermogen kunnen leveren om de opstarttijd niet te lang te rekken. Deze strategie wordt dan ook typisch toegepast bij snel reagerende afgiftesystemen (radiatoren/convectoren) en productietoestellen met hoge vermogens (gas-/stookolieketels), maar is minder geschikt voor een traag systeem zoals vloerverwarming. De effectieve temperatuurverlaging is daar immers veel beperkter en men riskeert ook dat de comforttemperatuur na de lange opstartperiode tijdelijk overschreden wordt. Deze strategie is eveneens minder geschikt voor warmtepompen, aangezien deze dikwijls gedimensioneerd worden op een kleiner vermogen dan ketels en bovendien beter presteren in deellast (continue werking) dan bij vol vermogen (tijdens de opstart). Bij trage systemen met een lager beschikbaar vermogen kan men de temperatuurverlaging maar in beperkte mate invoeren.

 

Indien er wel voldoende vermogen beschikbaar is, dan is het beter om het verwarmingssysteem volledig en lang genoeg uit te schakelen. Dit kan bijvoorbeeld door een centrale kamerthermostaat aan de warmtegenerator te koppelen, waarbij de insteltemperatuur gedurende de periodes van temperatuurverlaging (zo’n 6 tot 8 uur) met ongeveer 5 °C verlaagd wordt. In slecht geïsoleerde woningen kan de temperatuur gedurende deze periodes zakken van 20-21 °C naar 15-16 °C. In beter geïsoleerde woningen zullen deze bodemtemperaturen nagenoeg nooit bereikt worden. De absolute besparingen (in kWh) zijn in dit geval kleiner, maar blijven toch de moeite. Ook de relatieve besparing (in %) kan nog steeds betrekkelijk hoog zijn. Bovendien is de impact op het comfort er veelal beperkter dan in woningen met grotere warmteverliezen.

 

SANITAIR WARM WATER

 

Op korte termijn bestaat de eenvoudigste en relevantste manier om het energieverbruik voor sanitair warm water (SWW) te verminderen er uiteraard in om het SWW-gebruik zelf te beperken. Dat kan bijvoorbeeld door:

·             de frequentie en de duur van het douchen te verminderen

·             de frequentie en het volume van de baden te verminderen en/of een uitgebreid bad te vervangen door een korte douche

·             het debiet van de douches en de kranen te verminderen door spaardouchekoppen of bruismondstukken te plaatsen, de kranen niet volledig open te zetten …

·             te opteren voor water- en energiezuinige tappunten

·             de gebruikstemperatuur van het douche- en badwater te verlagen.

 

Het is echter afgeraden om de SWW-productietemperatuur te laten dalen tot onder de aanbevolen waarde van 60 °C. Recent onderzoek (zie Buildwise-artikel 2020/4.10) heeft immers aangetoond dat het bij SWW-boilers niet eenvoudig is om bij lagere temperaturen het risico op legionellaontwikkeling onder controle te houden, zelfs wanneer men periodiek een thermische schok geeft. Ook bij doorstroomstoestellen werden er gelijkaardige vaststellingen gedaan (zie Buildwise-artikel 2022/5.11).

 

Bovendien heeft het verlagen van de SWW-productietemperatuur, zeker in kleine installaties zonder circulatieleiding, slechts een beperkte invloed op het energieverbruik. Bij een productie op lagere temperatuur zal er bij een constante SWW-gebruikstemperatuur gewoon minder koud water bijgemengd worden in de mengkranen om de gewenste temperatuur te bereiken. De enige invloed die het verlagen van de productietemperatuur zal hebben, is een lichte daling van de stilstandsverliezen van de SWW-boilers. Bij nieuwe toestellen zijn deze verliezen – mede door toedoen van de Ecodesign-richtlijn – echter al relatief beperkt (30-80 W), waardoor het voordeel niet echt opweegt tegen het bijkomende risico op het vlak van microbiologische waterkwaliteit. Bij doorstroomtoestellen is de invloed van een lagere productietemperatuur op het energieverbruik nog beperkter.

 

Bron: het Buildwise-artikel ‘Enkele tips om op korte termijn het hoofd te bieden aan de energiecrisis’, te vinden op www.buildwise.be, Enkel het originele artikel geldt als referentie.

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten