Vlaamse regering investeert fors in mobiliteit en openbare werken
In haar beleidsnota stelt Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Lydia Peeters voor deze legislatuur een hoog investeringsritme voorop, met extra middelen voor mobiliteit en openbare werken. Eenmalige kredieten worden uitsluitend aangewend voor investeringen in nieuwe infrastructuur of voor het stapsgewijs wegwerken van de historische achterstand in het structureel onderhoud van de infrastructuur. Prioritair zijn investeringen in fietsinfrastructuur, de doorstroming op het hoofdwegennet, het openbaar en collectief vervoer en het wegwerken van ‘missing links’.
De verkeers- en vervoersdruk is hoog. Dat vergt een aangepast netwerk dat garant staat voor veilige, duurzame en slimme mobiliteit. Vlaams minister Lydia Peeters wil daarom investeren in zowel de capaciteit als in de betrouwbaarheid van deze netwerken. De investeringen zijn gericht op hun maatschappelijke en economische return, en zullen gerichter en efficiënter gepland worden via het Geïntegreerd Investeringsprogramma (GIP).
“Gerichte investeringen in het onderhoud, de capaciteit en de service van het wegennetwerk zijn noodzakelijk. Naast duurzame modi zoals het openbaar en collectief vervoer en de fiets, blijf ik investeren in weginfrastructuur. We zullen immers nog steeds gebruik maken van een eigen of gedeelde wagen, onder meer omwille van het gebruiksgemak, voor perifere bestemmingen op erg vroege of late uren of omdat we de auto nodig hebben voor diverse taken”, aldus minister Peeters.
“De grootstedelijke gebieden zoals Antwerpen, Brussel en Gent zijn aantrekkelijke locaties voor onder meer internationale instellingen en activiteiten. Het is belangrijk dat deze locaties goed bereikbaar zijn, zonder hierbij afbreuk te doen aan de kwaliteit van de woon- en werkomgeving. Zo wil ik de congestieproblematiek in de Antwerpse en Brusselse regio aanpakken met ook aandacht voor het snel oplossen van hinderincidenten”, vervolgt de minister.
“Heel wat autosnelwegen en gewestwegen hebben nood aan investeringen in onderhoud, verkeersveiligheid, doorstroming en capaciteit. We weten dat ruim de helft van alle verloren file-uren zich situeren op slechts twee grote ringstructuren (R1 en R0). De prioriteit ligt dan ook bij die locaties, gezien de nood en de vraag er het grootst is. De projecten voor de R1 en R0 worden voortgezet.”
“Het Toekomstverbond, afgesloten in de Antwerpse regio in het kader van de Oosterweelverbinding, wordt zoals afgesproken volledig uitgevoerd (Oosterweel, Haventracé, overkappingen, modal shift, .) en blijft een speerpunt van de Vlaamse regering om de economische motor van Vlaanderen te versterken. Een goede constructieve samenwerking met de verschillende partners, administraties, overheden en de maatschappelijke stakeholders staat hierbij voorop”, aldus Peeters.
De verhoogde investeringsambities inzake mobiliteit vertalen zich door de concrete aanduiding van belangrijke investeringsprojecten voor de volgende regeerperiode, naast deze die al vervat zijn in het Geïntegreerd Investeringsprogramma. Het GIP geeft een overzichtelijker beeld van alle investeringen in het beleidsdomein.
De bedoeling is het GIP voort uit te werken zodat de bevoegde ministers een betere afstemming krijgen van geplande investeringen op de beleidsprioriteiten en een vroegtijdige afstemming van de investeringen van de verschillende entiteiten. Het GIP geeft ook een beter zicht op de middelen die nodig zijn om de beleidsprioriteiten te kunnen realiseren.
Het GIP is een rollend programma dat jaarlijks geactualiseerd wordt op basis van de bestaande planning. De horizon ligt op vijf jaar voor de grote strategische investeringsprojecten en op drie jaar voor de projecten op kleinere schaal. De vervoerregio’s en de lokale besturen worden actiever betrokken bij de opmaak van het GIP, maximaal rekening houdend met het bbc-systeem (beleid- en beheercyclus).
Dit laat in de toekomst toe dat de lokale overheden het eigen investeringsbeleid kunnen afstemmen in functie van gezamenlijke beleidsprioriteiten. Tevens biedt dit op termijn de mogelijkheid investeringen van nutsbedrijven en andere overheidsentiteiten beter te coördineren. Uiterlijk vanaf 2021 worden de investeringsmiddelen niet meer jaarlijks vast onderverdeeld op basis van de organisatiestructuur van het beleidsdomein, maar volgens het goedgekeurde GIP.
Begrotingstechnisch worden de investeringskredieten samengevoegd en in functie van de aanbesteding en effectieve uitvoering van het programma vrijgegeven. De opvolging en rapportering hiervoor wordt opgenomen door het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW).
Planningstool
Het GIP wordt geprofessionaliseerd naar een planning- én realisatietool. Naast het aanbestedingsproces en de vastlegging, zal ook het uitvoeringsproces in kaart worden gebracht. Dit zorgt voor een transparante, digitale en publiek raadpleegbare realisatiekalender, wat de uitvoerende entiteiten de gelegenheid biedt om kwalitatieve, zorgvuldige overheidsopdrachten te organiseren.
Het zal hen ook responsabiliseren in het behalen van de vooropgestelde timings en ramingen, wat de werken ook transparant maakt voor de partners in de vervoerregio. De hinder verbonden aan openbare werken wordt maximaal vermeden door een geïntegreerde en afgestemde planning met de verschillende spelers. Hiertoe zullen ‘best practices’ en knelpunten in het proces goed gedocumenteerd en intern gedeeld worden. Tot slot wordt ook maximaal de ‘ex post’-situatie geanalyseerd en dus nagegaan welke de mobiliteits- en andere gevolgen zijn van de investering.
“Onze infrastructuur moet efficiënt en optimaal beheerd en onderhouden worden. We voorzien hierbij in robuuste en duurzame constructies. Om dit te realiseren ontwikkelen en implementeren we binnen het beleidsdomein MOW een strategie voor een gezamenlijk assetmanagement en verwerven we inzicht in de ‘total cost of ownership’ van de infrastructuur die we binnen het beleidsdomein beheren”.
“Zo komen we tot optimale prestaties en kunnen we afgewogen keuzes maken met aanvaardbare risico’s, tegen beheersbare kosten en met een goede verantwoording naar de diverse betrokkenen. Tevens komt er een periodieke monitoring en kwaliteitsbeoordeling van de essentiële infrastructuur (o.a. wegen, spoorwegen en waterwegen, bruggen, tunnels, sluizen, infrastructuur op zee, zeehavens en luchthavens)”, besluit Vlaams minister Lydia Peeters.
• R1 (uitvoering Toekomstverbond)
Grote projecten waarvoor ruimtelijk planningsproces of procedure complexe projecten loopt
• Extra containercapaciteit Antwerpen
• Toekomstverbond (A102, tweede Tijsmanstunnel, Haventracé, Nx)
• KR8 (Kortrijk)
• Opwaardering Kanaal Bossuit-Kortrijk (Seine-Schelde)
• Nx Zeebrugge
• Noord-Zuid Limburg
• N60 (Ronse)
• Viaduct E17 Gentbrugge (onderhoud en verbetering) (+studie)
Grote projecten (andere)
• Ombouw A12 tot autosnelweg
• Tramlijn 7 (Gent)
• Ombouw N49 tot autosnelweg
• R4 Oost-West (pps + quickwins)
• Spartacus - lijn 1
• Spartacus - lijn 2
• Verhogen bruggen Albertkanaal
• Verbinding Ieper-Veurne
• Nieuwe Steenbruggebrug + studie Dampoortsluis
Vlaamse spoorprioriteiten
• Het beseinen van de regelmatig gebruikte spoorbundels Antwerpen Rechteroever;
• L59 Antwerpen-Gent: derde spoor tussen Lokeren en Sint-Niklaas: studies en eerste werken (afschaffen overwegen);
• L15 Zonhoven-Balen: elektrificatie volledig project;
• L18 Hasselt-Neerpelt: studies en eerste werken;
• L 58 Gent-Eeklo-Maldegem;
• L204: studies en eerste werken voor Lijn 204;
• L52 Puurs-Dendermonde: studies met het oog op realisatie;
• L57 Aalst-Dendermonde: studies met het oog op realisatie;
• L19 Mol-Neerpelt-Hamont: elektrificatie - volledig project;
• Bevorderen van de combimobiliteit in de GEN-zones Brussel, Antwerpen en Gent: volledig project;
• Tweede spoorontsluiting haven van Antwerpen: studies, toevoeging vertakking Oude Landen en vergunningsprocedure tweede havenontsluiting.
Deze en andere spoorinfrastructuurprojecten worden opgevolgd via het ‘Projectbureau Spoorinvest’, een structureel samenwerkingsverband tussen MOW en de Werkvennootschap. De gesprekken met het oog op de realisatie van de 3RX/IJzeren Rijn en de inherente tweede havenontsluiting worden eveneens voortgezet.