Van gesloten klooster naar open zorgsite
In het hart van Maaseik is het Capucijnenklooster – lokaal gekend als het Klein Kloosterke – opnieuw tot leven gekomen. Wat ooit begon als een plek van stilte en bezinning voor de Capucijnen, is na een proces van 30 jaar herbestemd tot een toegankelijke zorg- en ontmoetingsplek. Zorgorganisatie Covida blies het beschermde erfgoed nieuw leven in, met een restauratie die bruggen slaat tussen geschiedenis, inclusieve zorg en cultuur. De restauratie gebeurde met respect voor het beschermde erfgoed en voor de hedendaagse noden.

De restauratie van het klooster uit de 17e eeuw respecteerde het religieuze en sociale verleden van het gebouw. Het deed door de eeuwen heen dienst als hospitaal en als school en internaat voor blinde en dove meisjes en later ook kinderen met een verstandelijke beperking. Vandaag biedt het plaats aan een hedendaags zorgprogramma, gecombineerd met kleinschalige publieksfuncties. “De restauratie betrof zowel het interieur als het exterieur van de kapel en het klooster, met ingrepen die de historische context respecteren, maar het gebouw tegelijk klaarstomen voor een nieuw gebruik. Het klooster herbergt vandaag kantoren, vergaderzalen, ontvangstruimtes en verhuurbare multifunctionele zalen. De kapel kreeg een museale functie en culturele invulling. Het uitgangspunt van die ingrepen was het klooster hertekenen vanuit zijn geest. We hebben dus niet de vorm nagevolgd, maar wel de betekenis bewaard”, vertelt ontwerper Erik Martens.
Demontage en dialoog
Een kernuitdaging was het leesbaar houden van het oorspronkelijke complex, ondanks de veelheid aan historische verbouwingen. De zuidvleugel (Blok A), in 1845 herbouwd en in 1933 verhoogd, werd volledig afgebroken en vervangen door een lichter, meer contextueel volume. Erik Martens daarover: “Het bestaande volume was te groot, te breed, te bombastisch. Het ontnam licht en rust aan de site. We hebben het vervangen door een architecturaal gebaar dat opnieuw ruimte maakt.” De nieuwe invulling van Blok A is gebaseerd op proporties en typologieën van Capucijnenkloosters, maar met een hedendaagse vertaling. Op niveau 0 fungeert het als ontvangst- en wachtruimte, op niveau 1 vormt een dakterras een groene buitenruimte. De gevel werd opgebouwd als pergola, waar klimplanten ruimte krijgen. Een knipoog naar de oorspronkelijke kloostertuin.
Een ander voorbeeld van de architecturale strategie is de transformatie van de traphal (Blok F) tot een transparant geheel. “De traphal groeide door de jaren heen uit tot een rommelig knooppunt. We hebben geopteerd voor een radicale ingreep en hebben de constructie vervangen door een nieuw, transparant volume - volledig in glas – dat een nieuwe trappartij en lift huisvest. Het is opnieuw een vertaling van onze visie om het oude klooster weer vrij te laten ademen. De glazen traphal maakt de structuur opnieuw leesbaar én toegankelijk”, aldus Erik Martens.
Ook de keuken werd gereconstrueerd. In de jaren ’50 werd de oorspronkelijke keuken vervangen door een functioneel, maar weinig harmoniërend volume. Voor de nieuwe ontwerpvisie vertrok het ontwerpteam van de oorspronkelijke contouren, op basis van historische kaarten en foto’s. Zo ontstaat opnieuw een harmonisch geheel, inclusief de heraanleg van een verhoogde kloostertuin.
Moderne discretie
De restauratie vroeg een nauwgezette aanpak, met aandacht voor stabiliteit, comfort en erfgoedwaarde. Een eerste belangrijke ingreep was het herstel van de structuur: kapconstructies, tongewelven en metselwerk werden zorgvuldig gerestaureerd met traditionele kalkmortels. Die materiaalkeuze vertaalt de restauratieve filosofie: waar mogelijk werd bewaard en hersteld, waar nodig werd subtiel vernieuwd. Zo werden verder ook kalkpleisters en leembepleistering toegepast in de historische vleugels, kwam opnieuw eiken schrijnwerk in bestaande raamopeningen en werden hedendaagse toevoegingen, zoals keukenelementen of sanitair, vormgegeven in sobere materialen – wit, zwart of houtfineer – zonder de aandacht van het erfgoed af te leiden. “We hebben telkens gekozen voor architectuur die zich nederig opstelt tegenover de plek”, besluit Erik Martens.
Daarnaast werden moderne technieken discreet geïntegreerd in het gebouw. HVAC-installaties, elektriciteit en sanitair werden weggewerkt in valse vloeren en strategisch geplaatste schachten, zonder afbreuk te doen aan de historische elementen. Ook op het vlak van thermisch comfort werd ingegrepen: binnenisolatie met dampopen materialen en het gebruik van dun dubbel glas in de bestaande raamkaders zorgen voor een verbeterde energieprestatie binnen de erfgoedgrenzen. Tot slot werd de toegankelijkheid sterk verbeterd met de toevoeging van een nieuwe lift, toegangshellingen en verbrede circulatiezones, zodat het gebouw vlot bruikbaar is voor iedereen.
Plek voor zorg en ontmoeting
Vandaag combineert het Capucijnenklooster zorg, erfgoed en gemeenschapsactiviteiten. Het is een serene plek waar zorggebruikers, medewerkers en bezoekers elkaar ontmoeten in een infrastructuur die het historisch karakter ondersteunt in plaats van overneemt. Deze restauratie is een mooi toonbeeld van hoe religieus erfgoed kan worden herbestemd, niet door het verleden te bevriezen, maar door het opnieuw bruikbaar te maken met eerbied en visie.
Opdrachtgever: Groep Ter Engelen vzw/Covida
Ontwerp: Architektenburo Erik Martens & Partners
Aannemer: TM Monument Vandekerckhove | Monument – Goedleven - Altritempi
Erfgoedstatus: beschermd monument sinds 1982
Opmerkelijke getallen:
Doorlooptijd van het restauratiedossier: 30 jaar. In 1996 werd een masterplan voorgesteld in functie van de heroriëntatie van de site en de re-integratie in het stedelijk weefsel van Maaseik.
Investering: ± 7 miljoen euro, waarvan 2.117.569,51 euro erfgoedpremie van de Vlaamse Overheid
![]()
We hebben het klooster hertekend vanuit zijn geest en daarbij maximaal de betekenis bewaard. We hebben gekozen voor architectuur die zich nederig opstelt tegenover de plek.