Bouwunie vindt opwaardering studentenlonen contraproductief
Meer dan één op de vijf werkgevers annuleerde afgelopen zomer zijn of haar jobstudent nog voor die begon. Een derde wil geen jobstudenten meer tewerkstellen. Dat blijkt uit een rondvraag van Bouwunie. Reden? De kostprijs. Sinds 1 juli van dit jaar zijn de studentenlonen voor jobstudenten in de bouw opgetrokken naar het minimumloon voor arbeiders in vaste dienst.
Concreet betekent dit dat studenten minstens de helft meer verdienen per uur. “Na de voorbije loonindexeringen en prijsstijgingen is dit duidelijk iets wat werkgevers er niet meer willen bijnemen”, zegt Bouwunie-topman Jean-Pierre Waeytens. “De opwaardering van de studentenlonen was bedoeld om de bouw aantrekkelijker te maken voor jongeren. In de hoop ze na hun studies definitief naar de sector te lokken, want de bouw heeft nog altijd nood aan zo’n 15.000 nieuwe mensen per jaar. De maatregel schiet zijn doel volledig voorbij. In plaats van jongeren aan te trekken, haken meer werkgevers af.”
Dat er minder jobstudenten aan het werk waren, uit zich ook in de cijfers van Constructiv. Afgelopen zomer waren er in Vlaanderen 310 jobstudenten minder aan de slag in vergelijking met de zomer van 2022 (van 4.981 naar 4.671). En zelfs 663 minder dan in de zomer van 2021 (5.334). In België gaat het zelfs over respectievelijk 510 en 937 minder studenten.
64 en 51% meer
Vakbonden en werkgevers waren overeengekomen om de studentenlonen te verhogen en zo meer studenten te lokken. Kreeg een student zonder bouwopleiding vroeger 10,470 euro per uur, dan is dat sinds 1 juli 17,157 euro per uur. Voor studenten met een bouwopleiding steeg het loon van 11,345 euro per uur naar eveneens 17,157 euro per uur. Ofwel respectievelijk 64% en 51% meer. Met alle gevolgen van dien. 22% van de Vlaamse bouwwerkgevers annuleerde afgelopen zomer het contract met hun jobstudent.
Onrust op de werkvloer
De maatregel kost de werkgever niet alleen meer, veel Vlaamse bouwwerkgevers vrezen ook voor onrust op de werkvloer, aldus Waeytens. “Stel dat twee broers samen in hetzelfde bouwbedrijf werken. De ene als vaste werknemer aan het minimumloon van de sector, de andere als jobstudent aan hetzelfde minimumloon. De broer-jobstudent houdt op het einde van de maand netto wel veel meer over, aangezien studentenlonen genieten van een voordeliger fiscaal en sociaal regime. Je kan je voorstellen dat de broer-werknemer dat frustrerend vindt.”