As-a-service-model als katalysator voor circulaire infrasector
Circulariteit moet in de infrasector het nieuwe normaal worden, maar tussen wens en werkelijkheid ligt nog een grote kloof. Om deze enigszins te dichten, sloegen in 2019 elf Nederlandse partners de handen in elkaar. Vanuit het partnerprogramma De Circulaire Weg gingen ze op zoek naar inspiratie en kansen om circulariteit in infraprojecten te verhogen. Bouwkroniek ging op zoek wat drie jaar innoveren nu heeft opgeleverd en of die resultaten ook in de Belgische markt toepasbaar zijn...
Het is een mondiaal gegeven dat het
verbruik van grondstoffen en de uitstoot van CO2 in de infrasector fors omlaag
kan. In klassieke Belgische aanbestedingen proberen opdrachtgevers dat al te
stimuleren door bijvoorbeeld een korting te voorzien voor het toepassen van
asfalt op lage temperatuur. Door op circulariteit in te zetten, wordt het
potentieel echter vele malen groter. Met het onderzoeksproject De Circulaire
Weg willen onze noorderburen de volledige manier van aanbesteden, ontwerpen, bouwen,
beheren en hergebruiken van infrastructuur herzien. “In 2019 hebben de
provincie Overijssel en Dura Vermeer de krachten gebundeld om de transitie naar
een duurzame infrasector te versnellen”, vertelt Jeroen van Wijngaarden,
Business Developer NEXT bij Dura Vermeer (en verantwoordelijk voor het project
De Circulaire Weg). “Het doel was de toepassing van grondstoffen te minimaliseren
en afgeschreven materialen maximaal hoogwaardig te hergebruiken. Samen met Stichting
Circle Economy - een internationale impactorganisatie die bedrijven, steden en
overheden ondersteunt met praktische oplossingen om de circulaire economie in
de praktijk te brengen - hebben we de route naar meer circulariteit beschreven
in een infra-as-a-service-model (iaas). Een belangrijk gegeven daarbij is
dat de verantwoordelijkheid voor de assets van de opdrachtgever naar
opdrachtnemer verschuift. Dat stimuleert het langetermijndenken, prikkelt het
circulaire denken/handelen en jaagt innovatie aan.” De twee partners besloten
ook om te toetsen of het beoogde model werkt. In samenwerking met de gemeenten
Amsterdam, Utrecht en Amersfoort, de provincies Noord-Holland en Noord-Brabant,
alsook de banken ABN AMRO en NWB werden
zeven pilootprojecten opgestart die door TU Delft en Sweco werden gemonitored (zie
kaderstuk).
Meer R-strategieën
Het doel van de zeven pilootprojecten was
om in de praktijk te onderzoeken in hoeverre het infra-as-a-service-model
tot meer circulariteit leidt. In zes ervan werd het ook concreet toegepast en
werd de mate van circulariteit door TU Delft gemeten. Jeroen van Wijngaarden:
“Dat gebeurde op twee manieren. Enerzijds werden de effecten op het milieu en de
materialen in kaart gebracht. Bijvoorbeeld: in hoeverre werden meer materialen opnieuw
gebruikt in vergelijking met een klassiek infraproject. Anderzijds werd gekeken
naar de effecten op het gedrag van de betrokken partijen en de werkwijze in het
project. Leidt de nieuwe rolverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer
bijvoorbeeld tot meer innovatie? Aangezien de resultaten na 2 jaar werden
gemeten – kort na het aangaan van de contracten – lag de nadruk meer op de
sociale dan op de technologische innovaties. Het is pas door de
gedragsverandering dat er ook ruimte ontstaat voor het ontwikkelen van nieuwe
ideeën, waaruit dan andere innovaties - zoals nieuwe methoden voor hergebruik
van producten - volgen.” In de pilots bleek er op twee punten sociale innovatie
te zijn. Een eerste was het ambitieniveau voor circulariteit. De
projectpartners kozen voor de tien strategieën die hoog op de R-ladder staan:
van Refuse, Rethink en Reduce, over Reduce, Reuse, Repair, Refurbish en
Remanufacture, tot Repurpose, Recycle en Recovery. Daarnaast wijzigde het
niveau waarop de rolverschuiving tussen opdrachtgever en opdrachtnemer plaats
vindt. Hoe hoger dat niveau, hoe groter de prikkel voor circulariteit bleek te
zijn. De conclusie is dan ook dat infra-as-a-service tot meer circulariteit in
het ontwerp leidt.
Werkend prototype
Uit de resultaten van de pilots bleek duidelijk dat het prototype werkt. De partners hebben veel geleerd, maar beseffen dat ze nog maar aan het begin staan van de markttransformatie naar een circulaire infrasector. Circulair werken kreeg in de projecten een boost door de combinatie van het delen van de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke doelstellingen, het opnemen van vroegtijdige en langlopende samenwerking in de contractvormen en het belonen van circulair of duurzaam bouwen tijdens de looptijd én bij de oplevering. Deze combinatie van as a service-principes stimuleert anders ontwerpen en het toepassen van nieuwe materialen. De partners verwachten de komende jaren het effect te zien van de technologische innovaties die hieruit voortvloeien. “De gedetecteerde belemmeringen willen we wegwerken in een vervolgproject op De Circulaire Weg. In dat partnerprogramma 2.0 zal de focus liggen op technische innovaties op het gebied van circulariteit. Een mooi voorbeeld hiervan uit het voorgaande programma is Circularpave, een 100% circulair asfaltmengsel voor deklagen. Het is intussen genomineerd voor een prestigieuze nationale innovatieprijs. In het tweede programma hopen we meer dergelijke innovaties te ontwikkelen en toe te passen”, besluit Jeroen van Wijngaarden.
·
Vervanging fietsbrugdekken –
gemeente Amersfoort
In een eerste proefvak is
getest in hoeverre het houten brugdek kan worden hergebruikt. Daarna volgt de
reconstructie van de rest van de brugdekken in de wijk.
·
Reconstructie Dr. J.P.
Heijelaan – gemeente Amersfoort
Tijdens het vier jaar
lopende contract is Dura Vermeer verantwoordelijk voor de beschikbaarheid, het
onderhoud, een optimaal gebruikscomfort en het hoogwaardig hergebruik van de
materialen na de levenscyclus. De gemeente leaset de beschikbaarheid van de weg
voor een vast maandbedrag.
·
Tijdelijke weg bij ArenA –
gemeente Amsterdam
Bij een
tijdelijke weg aan de Johan Cruyff ArenA in Amsterdam experimenteren de gemeente
en Dura Vermeer met nieuwe samenwerkings- en beheervormen die leiden tot
maximale circulariteit, lagere kosten en een optimaal beheer. Ze gaan vooral na
met welke materialen de meest circulaire aanleg en het meest hoogwaardige
hergebruik na sloop kan worden gerealiseerd.
·
Duurzame wegverlichting –
Provincie Noord-Brabant
Langs de
provinciale weg tussen ’s-Hertogenbosch en Veghel hebben Dura Vermeer en
Hoeflake duurzame, energiezuinige ledverlichting met een lange levensduur
geïnstalleerd. Het iaas-contract verplicht de ondernemingen ervoor te zorgen
dat het energieverbruik met 50% wordt gereduceerd, en dit zonder concessies aan
verkeersveiligheid. In de eerste fase werd meteen een energiebesparing van 55%
gerealiseerd. Bijkomende voordelen zijn een langere levensduur van de armaturen
(dankzij dimmen) en een positief effect op de biodiversiteit.
·
Geleiderail as a
service - Provincie Noord-Holland
In deze piloot
onderzocht werkte Dura Vermeer een optie uit om geleiderails die bijna einde
levensduur zijn, opnieuw te laten verzinken en circulair in te zetten.
·
Reconstructie Croeselaan - Gemeente
Utrecht
In 2018 transformeerde
Dura Vermeer de drukke Croeselaan in een groene, rustige verkeersluwe, groene
laan. Het concept bood een besparing van 68% op de milieukosten (dit is de
fictieve prijs van de kosten die je zou moeten maken om de negatieve
milieu-invloeden van een project te compenseren) tegen hetzelfde bouwbedrag. De
De Circulaire Weg-testcase bestond vooral uit een onderzoek naar kansen op
het gebied van duurzaamheid en circulariteit, bóvenop de forse verbeteringen die
al waren gemaakt.
·
Duurzaam wegbeheer N739 - Provincie
Overijssel
In dit onderzoek
is veel geleerd over afspraken en prikkels die circulariteit maximaal
stimuleren, hoe circulariteit in termijnbedragen en restwaarde kan worden
meegenomen, hoe de aansluiting op het bestaande wegennet binnen een contract
het best kan worden geregeld, en wat de gevolgen zijn van de nieuwe
samenwerkingsvorm voor processen in de eigen organisaties.
Een belangrijke parameter om de circulaire
waarde van een project in te schatten, zijn de effecten op het milieu en de materialen.
Die werden in de pilootprojecten gemeten aan de hand van indicatoren uit de
Nederlandse CB23-richtlijnen. CB23 is een Nederlandse community of practice die
zeven indicatoren heeft voorgesteld om drie circulaire doelen na te streven:
1. Bescherming van de materiaalvoorraad:
minimaal gebruik van niet-hernieuwbaar primair materiaal en minimaal verlies
van outputmateriaal. Dit wordt uitgedrukt in de Material Circularity Index
(MCI, ontwikkeld door de Ellen McArthur Foundation).
2. Bescherming van het milieu: inperking
van de milieu-impact tijdens de bouw, het gebruik en de sloop van assets. Dit
wordt uitgedrukt in de Milieu Kosten Indicator (MKI).
3. Bescherming van de bestaande waarde:
behoud van de waarde van de assets of de materialen tijdens de levenscyclus,
zodat deze daarna een goede herbestemming kunnen krijgen in een volgende
levenscyclus. Dit wordt uitgedrukt in de Netto Contante Waarde (NCW).
In de meeste pilootprojecten is er sprake
van een stijging van de MCI (van 11% tot 330%). Er is dus flink meer materiaal
behouden gebleven. Dit laat zien dat werken met iaas zinvolle verbeteringen met
zich kan meebrengen, ongeacht welke stimulans aan de basis ligt. Alleen de piloot
met de fietsbruggen in Amersfoort liet een afname van de MCI zien. Dit komt
omdat hergebruik, recyclage en energiewinning in de MCI gelijk werden getrokken.
In de piloot is sprake van 50% hergebruik, 45% recycling en 5% stort van
restmaterialen. Door de methodiek levert dit een lagere MCI op dan 100%
verbranden voor energiewinning in de referentiecasus. In realiteit nam de
circulariteit hier natuurlijk toe, wat pleit voor de ontwikkeling van meer
evidence-based indicatoren. In de projecten waar de initiatiefnemers een
vergelijking met een referentieproject konden maken, was altijd een verbetering
van de MKI te zien (variërend van 30,5% tot 65,4%). Dit betekent dus een
aanzienlijke verlaging van de milieukosten.
Bij de waardeontwikkeling zijn twee
verschillende patronen zichtbaar:
1. In de projecten van Noord-Brabant en
Overijssel nam de waarde van de dienst toe, dankzij een investering in het
begin die de initiële waarde liet stijgen. De opdrachtnemer deed deze
investering om een hoogwaardige en circulaire dienst te kunnen leveren,
bijvoorbeeld door nieuwe armaturen met dimapparatuur te installeren.
2. In de pilots Amersfoort en Noord-Holland
grepen de opdrachtnemers aanvankelijk niet in op de functie van de assets, maar
namen op een ander moment circulaire maatregelen. Daardoor bleef de initiële
waarde gelijk of nam deze af door een efficiënte invulling van de
doelstellingen. De tijd moet nog uitwijzen in welke mate in deze pilots
waardebehoud en circulariteit worden behaald.