Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Infrastructuur

As-a-service-model als katalysator voor circulaire infrasector

Circulariteit moet in de infrasector het nieuwe normaal worden, maar tussen wens en werkelijkheid ligt nog een grote kloof. Om deze enigszins te dichten, sloegen in 2019 elf Nederlandse partners de handen in elkaar. Vanuit het partnerprogramma De Circulaire Weg gingen ze op zoek naar inspiratie en kansen om circulariteit in infraprojecten te verhogen. Bouwkroniek ging op zoek wat drie jaar innoveren nu heeft opgeleverd en of die resultaten ook in de Belgische markt toepasbaar zijn...

2. Circularpave, aanleg Amsterdam, 2022 (13)
Dura Vermeer

Het is een mondiaal gegeven dat het verbruik van grondstoffen en de uitstoot van CO2 in de infrasector fors omlaag kan. In klassieke Belgische aanbestedingen proberen opdrachtgevers dat al te stimuleren door bijvoorbeeld een korting te voorzien voor het toepassen van asfalt op lage temperatuur. Door op circulariteit in te zetten, wordt het potentieel echter vele malen groter. Met het onderzoeksproject De Circulaire Weg willen onze noorderburen de volledige manier van aanbesteden, ontwerpen, bouwen, beheren en hergebruiken van infrastructuur herzien. “In 2019 hebben de provincie Overijssel en Dura Vermeer de krachten gebundeld om de transitie naar een duurzame infrasector te versnellen”, vertelt Jeroen van Wijngaarden, Business Developer NEXT bij Dura Vermeer (en verantwoordelijk voor het project De Circulaire Weg). “Het doel was de toepassing van grondstoffen te minimaliseren en afgeschreven materialen maximaal hoogwaardig te hergebruiken. Samen met Stichting Circle Economy - een internationale impactorganisatie die bedrijven, steden en overheden ondersteunt met praktische oplossingen om de circulaire economie in de praktijk te brengen - hebben we de route naar meer circulariteit beschreven in een infra-as-a-service-model (iaas). Een belangrijk gegeven daarbij is dat de verantwoordelijkheid voor de assets van de opdrachtgever naar opdrachtnemer verschuift. Dat stimuleert het langetermijndenken, prikkelt het circulaire denken/handelen en jaagt innovatie aan.” De twee partners besloten ook om te toetsen of het beoogde model werkt. In samenwerking met de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Amersfoort, de provincies Noord-Holland en Noord-Brabant, alsook de banken ABN AMRO en NWB  werden zeven pilootprojecten opgestart die door TU Delft en Sweco werden gemonitored (zie kaderstuk).

6. Lumi-Us - sept 2021 (4)
Dura Vermeer

Meer R-strategieën

Het doel van de zeven pilootprojecten was om in de praktijk te onderzoeken in hoeverre het infra-as-a-service-model tot meer circulariteit leidt. In zes ervan werd het ook concreet toegepast en werd de mate van circulariteit door TU Delft gemeten. Jeroen van Wijngaarden: “Dat gebeurde op twee manieren. Enerzijds werden de effecten op het milieu en de materialen in kaart gebracht. Bijvoorbeeld: in hoeverre werden meer materialen opnieuw gebruikt in vergelijking met een klassiek infraproject. Anderzijds werd gekeken naar de effecten op het gedrag van de betrokken partijen en de werkwijze in het project. Leidt de nieuwe rolverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer bijvoorbeeld tot meer innovatie? Aangezien de resultaten na 2 jaar werden gemeten – kort na het aangaan van de contracten – lag de nadruk meer op de sociale dan op de technologische innovaties. Het is pas door de gedragsverandering dat er ook ruimte ontstaat voor het ontwikkelen van nieuwe ideeën, waaruit dan andere innovaties - zoals nieuwe methoden voor hergebruik van producten - volgen.” In de pilots bleek er op twee punten sociale innovatie te zijn. Een eerste was het ambitieniveau voor circulariteit. De projectpartners kozen voor de tien strategieën die hoog op de R-ladder staan: van Refuse, Rethink en Reduce, over Reduce, Reuse, Repair, Refurbish en Remanufacture, tot Repurpose, Recycle en Recovery. Daarnaast wijzigde het niveau waarop de rolverschuiving tussen opdrachtgever en opdrachtnemer plaats vindt. Hoe hoger dat niveau, hoe groter de prikkel voor circulariteit bleek te zijn. De conclusie is dan ook dat infra-as-a-service tot meer circulariteit in het ontwerp leidt.

 

7. Circularpave, aanleg Amsterdam, 2022 (11)
Dura Vermeer

Werkend prototype

Uit de resultaten van de pilots bleek duidelijk dat het prototype werkt. De partners hebben veel geleerd, maar beseffen dat ze nog maar aan het begin staan van de markttransformatie naar een circulaire infrasector. Circulair werken kreeg in de projecten een boost door de combinatie van het delen van de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke doelstellingen, het opnemen van vroegtijdige en langlopende samenwerking in de contractvormen en het belonen van circulair of duurzaam bouwen tijdens de looptijd én bij de oplevering. Deze combinatie van as a service-principes stimuleert anders ontwerpen en het toepassen van nieuwe materialen. De partners verwachten de komende jaren het effect te zien van de technologische innovaties die hieruit voortvloeien. “De gedetecteerde belemmeringen willen we wegwerken in een vervolgproject op De Circulaire Weg. In dat partnerprogramma 2.0 zal de focus liggen op technische innovaties op het gebied van circulariteit. Een mooi voorbeeld hiervan uit het voorgaande programma is Circularpave, een 100% circulair asfaltmengsel voor deklagen. Het is intussen genomineerd voor een prestigieuze nationale innovatieprijs. In het tweede programma hopen we meer dergelijke innovaties te ontwikkelen en toe te passen”, besluit Jeroen van Wijngaarden.

De zeven pilootprojecten

·        Vervanging fietsbrugdekken – gemeente Amersfoort

In een eerste proefvak is getest in hoeverre het houten brugdek kan worden hergebruikt. Daarna volgt de reconstructie van de rest van de brugdekken in de wijk.

·        Reconstructie Dr. J.P. Heijelaan – gemeente Amersfoort

Tijdens het vier jaar lopende contract is Dura Vermeer verantwoordelijk voor de beschikbaarheid, het onderhoud, een optimaal gebruikscomfort en het hoogwaardig hergebruik van de materialen na de levenscyclus. De gemeente leaset de beschikbaarheid van de weg voor een vast maandbedrag.

·        Tijdelijke weg bij ArenA – gemeente Amsterdam

Bij een tijdelijke weg aan de Johan Cruyff ArenA in Amsterdam experimenteren de gemeente en Dura Vermeer met nieuwe samenwerkings- en beheervormen die leiden tot maximale circulariteit, lagere kosten en een optimaal beheer. Ze gaan vooral na met welke materialen de meest circulaire aanleg en het meest hoogwaardige hergebruik na sloop kan worden gerealiseerd.

·        Duurzame wegverlichting – Provincie Noord-Brabant

Langs de provinciale weg tussen ’s-Hertogenbosch en Veghel hebben Dura Vermeer en Hoeflake duurzame, energiezuinige ledverlichting met een lange levensduur geïnstalleerd. Het iaas-contract verplicht de ondernemingen ervoor te zorgen dat het energieverbruik met 50% wordt gereduceerd, en dit zonder concessies aan verkeersveiligheid. In de eerste fase werd meteen een energiebesparing van 55% gerealiseerd. Bijkomende voordelen zijn een langere levensduur van de armaturen (dankzij dimmen) en een positief effect op de biodiversiteit.

·        Geleiderail as a service  - Provincie Noord-Holland

In deze piloot onderzocht werkte Dura Vermeer een optie uit om geleiderails die bijna einde levensduur zijn, opnieuw te laten verzinken en circulair in te zetten.

·        Reconstructie Croeselaan - Gemeente Utrecht

In 2018 transformeerde Dura Vermeer de drukke Croeselaan in een groene, rustige verkeersluwe, groene laan. Het concept bood een besparing van 68% op de milieukosten (dit is de fictieve prijs van de kosten die je zou moeten maken om de negatieve milieu-invloeden van een project te compenseren) tegen hetzelfde bouwbedrag. De De Circulaire Weg-testcase bestond vooral uit een onderzoek naar kansen op het gebied van duurzaamheid en circulariteit, bóvenop de forse verbeteringen die al waren gemaakt.

·        Duurzaam wegbeheer N739 - Provincie Overijssel

In dit onderzoek is veel geleerd over afspraken en prikkels die circulariteit maximaal stimuleren, hoe circulariteit in termijnbedragen en restwaarde kan worden meegenomen, hoe de aansluiting op het bestaande wegennet binnen een contract het best kan worden geregeld, en wat de gevolgen zijn van de nieuwe samenwerkingsvorm voor processen in de eigen organisaties.

Effecten op milieu en materialen

Een belangrijke parameter om de circulaire waarde van een project in te schatten, zijn de effecten op het milieu en de materialen. Die werden in de pilootprojecten gemeten aan de hand van indicatoren uit de Nederlandse CB23-richtlijnen. CB23 is een Nederlandse community of practice die zeven indicatoren heeft voorgesteld om drie circulaire doelen na te streven:

1. Bescherming van de materiaalvoorraad: minimaal gebruik van niet-hernieuwbaar primair materiaal en minimaal verlies van outputmateriaal. Dit wordt uitgedrukt in de Material Circularity Index (MCI, ontwikkeld door de Ellen McArthur Foundation).

2. Bescherming van het milieu: inperking van de milieu-impact tijdens de bouw, het gebruik en de sloop van assets. Dit wordt uitgedrukt in de Milieu Kosten Indicator (MKI).

3. Bescherming van de bestaande waarde: behoud van de waarde van de assets of de materialen tijdens de levenscyclus, zodat deze daarna een goede herbestemming kunnen krijgen in een volgende levenscyclus. Dit wordt uitgedrukt in de Netto Contante Waarde (NCW).

 

In de meeste pilootprojecten is er sprake van een stijging van de MCI (van 11% tot 330%). Er is dus flink meer materiaal behouden gebleven. Dit laat zien dat werken met iaas zinvolle verbeteringen met zich kan meebrengen, ongeacht welke stimulans aan de basis ligt. Alleen de piloot met de fietsbruggen in Amersfoort liet een afname van de MCI zien. Dit komt omdat hergebruik, recyclage en energiewinning in de MCI gelijk werden getrokken. In de piloot is sprake van 50% hergebruik, 45% recycling en 5% stort van restmaterialen. Door de methodiek levert dit een lagere MCI op dan 100% verbranden voor energiewinning in de referentiecasus. In realiteit nam de circulariteit hier natuurlijk toe, wat pleit voor de ontwikkeling van meer evidence-based indicatoren. In de projecten waar de initiatiefnemers een vergelijking met een referentieproject konden maken, was altijd een verbetering van de MKI te zien (variërend van 30,5% tot 65,4%). Dit betekent dus een aanzienlijke verlaging van de milieukosten.

 

Bij de waardeontwikkeling zijn twee verschillende patronen zichtbaar:

1. In de projecten van Noord-Brabant en Overijssel nam de waarde van de dienst toe, dankzij een investering in het begin die de initiële waarde liet stijgen. De opdrachtnemer deed deze investering om een hoogwaardige en circulaire dienst te kunnen leveren, bijvoorbeeld door nieuwe armaturen met dimapparatuur te installeren.

2. In de pilots Amersfoort en Noord-Holland grepen de opdrachtnemers aanvankelijk niet in op de functie van de assets, maar namen op een ander moment circulaire maatregelen. Daardoor bleef de initiële waarde gelijk of nam deze af door een efficiënte invulling van de doelstellingen. De tijd moet nog uitwijzen in welke mate in deze pilots waardebehoud en circulariteit worden behaald.

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten