Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Infrastructuur

Infrastructuur in Vlaanderen en Nederland kampt met dezelfde uitdagingen

Door de hoge renovatiebehoeften en nieuwe duurzaamheidseisen worden Vlaanderen en Nederland op het vlak van infrastructuur met dezelfde uitdagingen geconfronteerd. Dit noopt de overheden tot een nieuwe aanpak voor de investeringsplanning en voor de bevraging van de aannemers. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) wil die evolutie van nabij volgen en mee vorm geven.  

Infrastructuur in Vlaanderen en Nederland kampt met dezelfde uitdagingen (1)
De gelijkaardige uitdagingen voor de Nederlandse en Vlaamse infrastructuur kwamen duidelijk tot uiting op een recente Vlaams-Nederlandse netwerkbijeenkomst over infrastructuur, een organisatie van het Consulaat-generaal van Nederland in Antwerpen in samenwerking, waaraan onder meer Rijkswaterstaat, Bouwend Nederland, de VCB en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken deelnamen.
 
In Vlaanderen dateert de infrastructuur net zoals in Nederland in belangrijke mate van na de Tweede Wereldoorlog en bevindt zich daardoor aan het einde van zijn levenscyclus. Tegelijk worden aan de infrastructuur heel wat nieuwe eisen gesteld. Circulair en modulair bouwen winnen aan belang en het wagenpark wordt in toenemene mate elektrisch.
 
Er ontstaan tevens andere logistieke patronen door reshoring (het terughalen van bedrijfsactiviteiten en dus jobs uit het buitenland) van de industrie en er is de intensievere integratie van infrastructuur in energienetwerken en stadsweefsels. Tenslotte is er nog de uitdaging van de uitvoeringscapaciteit.

Meerjarige samenwerking

Die vrijwel identieke uitdagingen openen voor Vlaamse en Nederlandse infrabedrijven heel wat kansen. Tegelijk kunnen beide landen nog heel wat van elkaar leren. De recente Vlaams-Nederlandse netwerkbijeenkomst was dan ook nog maar het startpunt van een meerjarige serie van Vlaams-Nederlandse samenwerkingsactiviteiten, gericht op de uitwisseling van kennis, op het delen van ‘best practices’  en op de uitbouw van publiek-private netwerken aan beide zijden van de grens.
 
Er zijn volgens de VCB in elk geval nog veel opportuniteiten voor Vlaamse bouwbedrijven op het vlak van infrastructuurwerken in Nederland. De Vlaams-Nederlandse netwerkbijeenkomst paste dan ook perfect in het VCB-project ‘Bouwen aan internationalisering’, dat steun krijgt van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikeling (EFRO).
 
De belangrijkste doelstelling van dit project is meer Vlaamse bouwbedrijven met potentieel doen internationaliseren. De buitenlandse markt betekent immers een enorme kans voor onze Vlaamse aannemers. Bedrijven met activiteiten over de grens hebben vaak een betere concurrentiepositie; zijn doorgaans innovatiever en hebben meer groei- en overlevingskansen.
 
Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld hoe de investeringsbehoeften op het vlak van infrastructuur op een realistische manier kunnen worden ingevuld. In Nederland wordt nu onderzocht hoe de golf aan noodzakelijke projecten kan worden omgevormd naar een vlakkere curve. Daarbij rijzen vragen zoals: hoe de werken beter spreiden, hoe uiteenlopende werken beter bundelen en hoe met levensverlenging omgaan? In Nederland is ook sprake van het meer bundelen van projecten, zoals van gelijkaardige bruggen en tunnels. Ook in Vlaanderen heeft de sector daar al enige ervaring mee. Illustratief is bijvoorbeeld de gezamenlijke aanpak van de bruggen over het Albertkanaal.

Overheidsopdrachten

Een andere vraag heeft te maken met de organisatie van de marktbevraging bij de aannemers. Zowel in Vlaanderen als in Nederland wordt bij overheidsopdrachten alles nog zoveel mogelijk op voorhand uitgeklaard zodat na de bekendmaking contact tussen aannemer en aanbesteder maximaal kan worden vermeden. Maar de belangstelling voor alternatieve aanbestedingsformules groeit.
 
In Nederland verlopen nu ongeveer 10% van de aanbestedingen via bouwteams, zowel bij de lokale besturen als bij Rijkswaterstaat. Ook in Vlaanderen beginnen overheden te experimenteren met design & build-formules. Volgens de VCB zullen bouwteams tot een snellere realisatie van het Vlaamse herstelplan leiden. Dit plan moet de komende jaren worden uitgerold.
 
Interessant in dit verband is het experiment van Lantis voor de Oosterweelverbinding met een NEC4-aanbestedingsmodel (New Engineering Contract) op basis van een ‘target’ kost. Als de prijs onder dat streefdoel blijft, delen opdrachtgever en opdrachtnemer in de winst. Bij een hogere prijs delen zij in het verlies.
 
De opdrachtgever draagt dus mee verantwoordelijkheid en deelt in de risico’s. Een waarschuwingssysteem maakt het voor de opdrachtnemer duidelijk dat hij meer te winnen heeft met actie nu dan met claims achteraf. De klemtoon ligt sterk op het operationele, eerder dan op juridische aspecten. Dit NEC4-contract treedt begin dit jaar in werking.

 

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten