Investeringspact heeft te weinig aandacht voor mobiliteit
Het investeringspact dat premier Charles Michel vorige week voorstelde, bevat goede en minder goede maatregelen. Dat zegt de Confederatie Bouw in een eerste reactie op dat pact. De beroepsorganisatie is erg positief over de investeringen in het energie-efficiënt maken van overheidsgebouwen en de bouw van nieuwe scholen. Minder te spreken is de sectorfederatie over de beperkte enveloppe die wordt vrijgemaakt voor mobiliteit.
“Terwijl in heel het land nood is aan grondige infrastructuurwerken voor een betere mobiliteit, wordt daar te weinig werk van gemaakt in dit pact. Terwijl we net nu met zijn allen elke dag hopeloos vaststaan in allerhande files”, zegt Robert de Mûelenaere, gedelegeerd bestuurder van de Confederatie Bouw.
Het investeringspact van de federale regering mag zeker ambitieus genoemd worden, ook al kan het de Confederatie Bouw niet over de hele lijn bekoren. Positief is dat er 3 tot 4 miljard € wordt uitgetrokken voor nieuwe onderwijsinfrastructuur en dat zowel in het basis-, middelbaar en hoger onderwijs. Ook toe te juichen is de enveloppe van 17 miljard € die gebruikt zal worden om overheidsgebouwen energie-efficiënter te maken via grondige renovaties. Deze investeringen in onderwijsinfrastructuur en overheidsgebouwen betekenen goed nieuws voor de bouwsector.
In het Nationaal Pact voor Strategische Investeringen staat ook dat het de bedoeling is om de mobiliteit weer vlot te trekken in ons land. Met de voorziene 22 tot 27 miljard € voor mobiliteit en infrastructuurwerken voor de periode 2019-2030, waarvan de hoofdmoot dan nog eens gaat naar het openbaar vervoer, vreest de Confederatie Bouw echter dat dit allerminst zal volstaan.
“Gezien de vele nodige aanpassings- en verbeteringswerken aan wegen, tunnels, bruggen en het openbaar vervoer is dat bedrag sowieso onvoldoende om de verschillen met onze buurlanden, die de jongste jaren wel investeerden in hun infrastructuur en mobiliteit, weg te werken. Bovendien bengelt ons land al verschillende jaren als laatste in de Europese rangschikking wat investeringen in mobiliteit betreft, terwijl een vlottere mobiliteit essentieel is voor onze groei en welvaart. Nu riskeert België zijn positie als logistieke hub te verliezen”, aldus Robert de Mûelenaere.
“We mogen bovendien niet vergeten dat het investeringsniveau in ons land al sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw erg laag is. Gemiddeld wordt in België 2,4% van het bbp geïnvesteerd, terwijl het Europese gemiddelde 3% bedraagt en onze buurlanden Nederland en Frankrijk nog beter doen met 3,8% van hun bbp dat geïnvesteerd wordt in hun eigen economie. In die zin is het investeringspact zeker wel een stap in de goede richting”, besluit de gedelegeerd bestuurder.
ACHTERSTAND
Bij de start van het politieke en economische jaar maakte Vlaams minister-president Geert Bourgeois bekend dat de Vlaamse regionale, provinciale en gemeentelijke overheden gezamenlijk meer dan 3% van het bruto binnenlands product (bbp) in Vlaanderen investeren in publieke voorzieningen. Bovendien stelt ook hij een ambitieus groeipad in het vooruitzicht.
“Dat is positief en hoogst noodzakelijk omdat de huidige investeringen ontoereikend zijn om de natuurlijke slijtage aan infrastructuur tegen te gaan. Naast het belang van een ambitieuze, volgehouden investeringsnorm op de verschillende beleidsniveaus is het transparant afstemmen en samenwerken van de federale, regionale en lokale overheden een must om te kunnen spreken van een doortastende investeringspolitiek. De urgentie blijkt nog maar eens uit het stagneren van de gemeentelijke investeringen tijdens dit verkiezingsjaar, een periode die zich doorgaans kenmerkt door een piek in nieuwe investeringen”, reageert de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB).
Niet het minst de verkeersinfrastructuur blijkt het kind van de rekening en bijgevolg de mobiliteit van iedereen en de logistieke rol van onze regio. De historische achterstand inzake infrastructuur moet worden aangepakt, maar de signalen op gemeentelijk niveau bieden op korte termijn weinig beterschap. Uit de recente studie ‘Lokale Financiën’ van Belfius (zie Bouwkroniek van 9 september 2018, blz. 36-39) blijkt inderdaad dat zelfs het huidige verkiezingsjaar niet leidt tot een veel hogere investeringsgraad waardoor sprake is van verdere stagnatie. Het werkelijke investeringsniveau heeft bovendien ook te lijden onder vertragingen als gevolg van onder andere lastige vergunningsprocedures en bewonersprotesten. De conclusie van Belfius luidt dat die evolutie op lokaal niveau nefast is voor de aantrekkelijkheid van ons land en voor de economische groei op korte en halflange termijn.
“Naast het belang om kwaliteitsvolle infrastructuur zoals bruggen, wegen, duikers, publieke gebouwen, enz. als een goede huisvader in stand te houden, zijn publieke investeringen vanuit een economisch perspectief katalysatoren voor verdere economische groei. Die investeringen generen niet alleen jobs, maar ook inkomsten voor de overheid”, reageert de VCB.
“Een minimale investeringsnorm voor de gezamenlijke overheid in ons land – vergelijkbaar met de investeringsgraad in de ons omringende landen Nederland en Frankrijk – lijkt daarom noodzakelijk om de historisch opgebouwde achterstand goed te maken en de infrastructuur in ons land kwaliteitsvol te houden en voort uit te bouwen in functie van de logistieke ambities die onze regio nastreeft. Naast een beduidend hogere publieke investeringsgraad is een doordachte en transparante rolverdeling tussen de verschillende overheden essentieel om de schaarse middelen optimaal in te zetten”, besluit de Vlaamse Confederatie Bouw.