49% van de werven gaat in de fout wat betreft valbeveiliging. Qué?
De bouw in België heeft een triest record op zijn naam: het is de sector waar de meeste werkongevallen met dodelijke afloop of blijvende letsels gebeuren. De belangrijkste oorzaak is een gebrek aan of een verkeerd gebruik van valbeveiliging. Jammer genoeg is dat al vele jaren zo, ondanks de inspanningen van de overheid en de sectororganisaties. Uit een gesprek met Constructiv, Embuild en de arbeidsinspectie blijkt dat de economische druk de allergrootste reden van deze situatie is, maar dat is niet het enige…
Sinds
1 oktober 2022 werd het ‘Multi Annual National Control Program (MANCP) ingevoerd
bij de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk (AD TWW): een
gestuurd inspectieprogramma dat steunt op (historische) data en adviezen van
belanghebbenden. “Het bevat verschillende programma’s waarin ook de bouwsector
is opgenomen”, vertelt ir. Tom Vermeersch, coördinator Nationaal Bouwtoezicht
en sociaal inspecteur. “Tijdens een controle gebruiken we een checklist die we
punt voor punt afwerken, waardoor elke bouwwerf gelijk wordt behandeld en er geen
belangrijke aandachtspunten worden overgeslagen. De eerste resultaten wijzen
erop dat bijna 50% van de vastgestelde inbreuken te maken heeft met het risico
op vallen van hoogte. Hiermee staven we de gegevens van het Federaal Agentschap
voor Beroepsrisico’s Fedris waaruit blijkt dat vallen van hoogte nog steeds de
belangrijkste oorzaak van ongevallen met dodelijke afloop of blijvende letsels
is. Weinig bedrijven en arbeiders beseffen dat enkele meters naar beneden
tuimelen altijd verregaande gevolgen heeft. Tenzij er natuurlijk enkele
engelbewaarders op je schouders zitten. Zo heb ik ooit meegemaakt dat een
arbeider recht op een pak isolatiemateriaal viel. Deze mens is echt wel door
het oog van de naald gekropen.”
PBM’s zijn laatste optie, niet eerste
Het
is dus niet verwonderlijk dat de beheersing van valrisico’s op hoogte een
belangrijk onderdeel van meerdere regelgevingen uitmaakt. Zo stelt het KB van
25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele werkplaatsen dat reeds bij
het ontwerp van een bouwwerk rekening met de veiligheid en gezondheid op de
werf moet worden gehouden (met expliciete aandacht voor valbeveiliging). “Waar
bouwkundige of organisatorische maatregelen de risico’s niet kunnen wegnemen,
moeten collectieve valbeveiligingen worden voorzien”, stelt Marc De Wilde, senior
sociaal adviseur van Embuild. “Pas in derde instantie mag er een toevlucht tot
PBM’s of persoonlijke beschermingsmiddelen worden gezocht. Helaas merken we dat
bouwbedrijven deze – in de Welzijnswet vastgelegde - preventiehiërarchie niet respecteren, vaak omdat
dit gemakkelijker en goedkoper is.” Tom Vermeersch vervolgt: “Ze staan echter
niet stil bij de mogelijke gevolgen. Zo zal een harnas misschien wel vermijden
dat de arbeider op de grond valt, maar er is geen garantie op een goede afloop.
Slachtoffers kunnen immers tegen obstakels worden geslingerd of het ‘suspension
trauma’ oplopen. Daarbij verliezen mensen die na een val hangen te bengelen, na 10 tot 20 minuten het bewustzijn omdat de bloedsomloop
niet meer door de beenspieren wordt ondersteund. Het is een fenomeen dat zelfs
de dood tot gevolg kan hebben! We hoeven het echter zelfs niet zo ver te
zoeken. Hoe red je iemand van 100 kg die op 10 meter hoogte hangt? Hoe breng je
die veilig naar beneden? Het is allemaal niet zo eenvoudig, en al zeker niet op
een bouwwerf.”
Ondanks de vele opleidingen
Ook
bij Constructiv zien ze al vele jaren dat (vooral collectieve) valbeveiliging
nog steeds niet voldoende en/of correct wordt toegepast. Willem Van Peer,
manager van het Technisch Competentiecentrum: “Het is onbegrijpelijk dat er nog
zoveel inbreuken zijn, want er worden steeds meer veiligheidsopleidingen
gevolgd. Opleidingen over werken op hoogte zijn daarbij vaak de eerste die aan
bod komen. Alleen wordt al eens het verkeerde opleidingsniveau gekozen en zijn
er nog veel kleine bedrijfjes die pretenderen ‘er niet toe te komen’. Bovendien
volstaat het natuurlijk niet om een opleiding te volgen om aan de wettelijke
verplichtingen te voldoen. Je moet het geleerde ook in de praktijk (kunnen)
brengen, en dat is vaak een verhaal van betrokkenheid van de volledige
hiërarchische lijn. Aanvullend heeft Constructiv trouwens tal van publicaties uitgewerkt
die op www.buildingyourlearning.be gratis te downloaden
zijn. Het aanbod loopt van toolboxen tot checklists voor het bestellen van een
geschikte steiger. Je kan er ook de Code van Goede Praktijk voor steigerbouw
vinden, die door de sector werd uitgewerkt in samenwerking met FOD WASO TWW. In
dat document staat trouwens een overzicht van welke opleidingen juist moeten
worden gevolgd. Tenslotte kan elk bouwbedrijf bij onze welzijns- en opleidingsadviseurs
terecht voor extra advies en begeleiding.”
Inbreuken op 49% van werven
Op
6 juni 2023 voerde de Arbeidsinspectie – Toezicht Welzijn op het Werk
bijzondere inspecties uit op 176 werven in heel België. Daarbij was er een
verhoogde aandacht voor (onder meer) het risico op het vallen van hoogte. “Ook
die dag noteerden we bijna 50% inbreuken op dit specifieke onderdeel”, aldus Tom
Vermeersch. “Op 24% van de werven waren geen of onvoldoende steigers aanwezig;
op 23% was er geen of een incorrecte collectieve beveiliging tegen vallen van
hoogte voorzien. Interessant is dat op heel wat werven een ‘poging tot…’ wordt
gedaan. Er zijn stellingen voorzien, maar geen leuningen. Of er wordt enkel
maar een boven- of tussenleuning geplaatst. Of er wordt hout gebruikt dat niet
stevig genoeg is. Of de leuningen worden rap in elkaar getimmerd en aan het
beton van de constructie vastgemaakt. Dergelijke oplossingen geven een vals
gevoel van veiligheid omdat ze onvoldoende weerstand bieden in geval iemand
struikelt of valt.” Willem Van Peer vult aan: “Ook zijn steigers soms onvoldoende
op de werken/lasten afgestemd. Gecombineerd met een gebrekkige opbouw kan dit
tot catastrofes leiden. Verder zien we nog vaak stellingen waar vloeren en
diagonalen ontbreken, of die onvoldoende zijn verankerd. De situatie is al
beter dan pakweg tien jaar geleden, maar er is toch nog flink wat werk aan de
winkel.” Tom Vermeersch vervolgt: “Een relatief nieuw probleem is ontstaan door
de dikkere isolatie van woningen. Hierdoor dienen de steigers verder van de
ruwbouw te worden opgesteld. Op zich is daar niks gevaarlijks aan, voor zover
er aan beide kanten een collectieve valbeveiliging wordt voorzien. En daar
wringt het schoentje… want dit wordt ‘vergeten’, waardoor het wel vaker gebeurt
dat een arbeider tussen de steiger en de woning naar beneden valt.”
Niet alleen maar steigers
Daarnaast
zijn er nog tal van andere inbreuken op de verplichtingen om medewerkers tegen
het vallen van hoogte te beschermen. Zo blijken liftschachten nogal eens te
worden beveiligd met schoren (die natuurlijk niet voor dit doeleinde zijn
ontworpen). Zonnepanelen worden vandaag heel vaak zonder enige vorm van collectieve
valbeveiliging geïnstalleerd. Nutschachten worden onvoldoende afgeschermd. Tom
Vermeersch: “Een andere veel gemaakte fout is dat de collectieve valbescherming
niet aan de norm NBN EN13374 inzake tijdelijke randbeveiliging voldoet. Deze
bepaalt de eisen waaraan een leuningensysteem dient te voldoen om een adequate valbeveiliging
te vormen. Onvoldoende gekend, is dat het bij daken
met een helling van 45° niet voldoende is om katplanken en tussen/bovenleuningen
te voorzien. Daar moeten ook netten aan de leuningen worden bevestigd, waar een
bol met een diameter van tien centimeter niet doorheen kan.” Willem Van Peer vult aan: “Het foutief gebruik van
ladders blijft een ander aandachtspunt. Deze worden slecht gepositioneerd of gebruikt voor
het uitvoeren van werken, terwijl ze eigenlijk enkel als toegangsmiddelen mogen
worden ingezet.”
Investering die loont
Nu
kan het wel zijn dat niet alle wetgeving over het vallen van hoogte overal even
goed is gekend. Toch blijft het verbazingwekkend dat precies op dit vlak bijna
50% inbreuken worden vastgesteld. Deze situatie is volgens onze gesprekspartners
vooral te verklaren door de enorme druk die vandaag op de aannemers wordt
gezet. “Werven moeten vaak binnen een bijna onmogelijke tijdspanne worden
opgeleverd, en dit aan de laagste prijs,” stelt Marc De Wilde. “Collectieve
valbeveiliging vraagt een zekere investering en kost bovendien tijd om correct
op te bouwen. Dus wordt het rekensommetje gemaakt, met alle gevolgen van dien.”
Tom Vermeersch: “Nochtans is dit een foutieve redenering, want arbeiders die
niet bij elke stap over mogelijke risico’s moeten nadenken, zullen niet alleen
veiliger maar ook efficiënter en sneller werken. Op het einde van de rit haal
je de investering er zeker uit. En dan spreken we nog niet over werven waar
zich een ongeval voordoet. In dergelijke gevallen worden de werken stilgelegd,
lopen alle partijen reputatieschade op en is er het menselijke leed van het
slachtoffer en zijn/haar familie die nooit voldoende financieel kan worden
gecompenseerd. Bezint eer ge begint, zou ik zeggen!”
Nog andere oorzaken
Toch
willen de gesprekspartners onderstrepen dat inbreuken zeker niet altijd aan kwaaie
te wijten zijn. Marc De Wilde verduidelijkt: “Zo vormt de taalbarrière op veel
werven een belangrijke oorzaak van veiligheidsproblemen. Om het tekort aan
Belgische bouwvakkers op te vangen, dienen onze aannemers immers in toenemende
mate een beroep op buitenlandse krachten te doen.” Tom Vermeersch vervolgt: “Niet
alleen zijn deze mensen minder mondig dan de modale Belg. Ook durven ze vaak niet
op veiligheidsproblemen te wijzen uit angst om hun job te verliezen. Het is een
delicaat gegeven dat gedeeltelijk kan worden opgelost door de keten van –
buitenlandse – onderaannemers zo kort mogelijk te houden. Ook al omdat in
andere landen vaak minder strikte regels inzake arbeidsveiligheid gelden.”
Willem Van Peer: “In dit opzicht zou de hoofdaannemer alle partijen moeten
aanspreken op hun veiligheidsbeleid en ook effectief onderzoeken welke
maatregelen ze op dit vlak nemen. En dit vooraleer de werken van start gaan,
zodat er nog tijdig kan worden ingegrepen.”
Het kan (kosten)efficiënter
Volgens
Tom Vermeersch is er ook een attitudeverandering nodig. “Vandaag worden
veiligheidscoördinatoren vaak als een verplicht nummertje beschouwd. Ze worden
veelal op het laatste nippertje ingeschakeld, met name bij de opstart van de
werf. Hierdoor worden grote opportuniteiten gemist om (constructieve)
maatregelen te treffen om val- en andere veiligheidsrisico’s te vermijden.
Daarom is het een absolute must dat deze personen al bij het ontwerp van het
bouwwerk worden betrokken. Dit laat trouwens een kostenefficiëntere collectieve
beveiliging toe. Wanneer de hoofdaannemer de nodige voorzieningen voor de hele
doorlooptijd van de bouw treft, hoeft hij niet wakker te liggen van wat de
onder-onder-onderaannemer als veiligheidsmaatregelen voorziet. En deze partijen
kunnen kosten reduceren omdat ze bijvoorbeeld geen eigen stellingen dienen te
voorzien. Vandaag geldt al te vaak dat elke aannemer zijn stelling dient op te
bouwen en af te breken. Dat is een compleet inefficiënte manier van werken,
zowel op financieel als veiligheidsvlak.”
Ga niet akkoord met inbreuken
Tenslotte
geeft Tom Vermeersch mee dat onderaannemers meer op hun strepen moeten staan
wanneer ze merken dat de veiligheid te wensen overlaat. “Hoe vaak gebeurt het
niet dat de HVAC-mensen in een gebouw moeten werken waar de collectieve
valbeveiliging al is afgebroken? Zij zouden op dat moment moeten weigeren om in
deze omstandigheden de werken uit te voeren.” Willem Van Peer: “Natuurlijk is
dit in ons economische bestel een lastige aangelegenheid, maar het is de enige
manier om de problematiek ooit helemaal onder controle te krijgen. Eventueel
kunnen ze contact opnemen met onze adviseurs. Of ze stappen naar de architect
die uiteindelijk op dit vlak zijn verantwoordelijkheid moet nemen.” Marc De
Wilde: “Daarnaast dienen ook de bouwheren meer te worden gesensibiliseerd. Ze
moeten op tijd een veiligheidscoördinator-ontwerp aanstellen en duidelijk
durven stellen dat ze geen onveilige situaties op hun werf tolereren. Als
Embuild pleiten we trouwens al een tijdje voor een strenger toezicht op zowel
de opleiding als het functioneren van de veiligheidscoördinatoren. Probleem is
dat deze mensen eigenlijk geen maatregelen kunnen opleggen. Het KB op
tijdelijke en mobiele bouwplaatsen bedeelde ze immers enkel een adviserende rol
toe.” Tom Vermeersch nuanceert dit laatste: “Bij een inspectiebezoek kunnen we het
coördinatiedagboek specifiek daarop controleren. Wanneer we merken dat er drie
adviezen zijn genoteerd om bijvoorbeeld een collectieve valbeveiliging te
voorzien, en die ontbreekt nog steeds, dan kunnen we de werken op hoogte stilleggen.
Wij hebben die bevoegdheid immers wél. Bij een inspectiebezoek - en zeker bij
een arbeidsongeval - worden de opmerkingen van de veiligheidscoördinator in het
coördinatiedagboek als bezwarend element beschouwd. Kortom, het is voor de
bouwheer, architect en aannemer wel degelijk raadzaam om de raadgevingen van de
veiligheidscoördinator niet naast zich neer te leggen.”