Interview | Vlaams minister Matthias Diependaele zes maanden voor de verkiezingen
Een half jaar voor de verkiezingen wilden we van Vlaams minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele horen wat er nog op zijn agenda staat. “Ik erger mij aan politici die nu alleen maar bezig zijn over wat ze in een volgende legislatuur zouden aanpakken. Alsof dan plots alle lichten op groen zullen staan om het goed te doen ... en nu niet.”
Een half jaar voor de verkiezingen wilden we van Vlaams minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele horen wat er nog op zijn agenda staat. “Ik erger mij aan politici die nu alleen maar bezig zijn over wat ze in een volgende legislatuur zouden aanpakken. Alsof dan plots alle lichten op groen zullen staan om het goed te doen ... en nu niet.”
Het is dus geen kwestie van uitbollen, zegt hij. Zelfs niet van alleen maar afwerken wat eerder op de rails gezet is. “Het werk is nooit gedaan en het is niet omdat het regeerakkoord afgesloten is dat je als minister moet ophouden met nadenken. Ik heb nog ideeën zat.”
En concreet?
“Pas op, ik hoed mij voor steekvlampolitiek en ik beloof dus niets maar ik zou heel graag nog een oplossing vinden om jonge gezinnen te helpen bij het verkrijgen van een hypothecaire lening. De banken eisen vandaag een eigen inbreng die kan oplopen tot 30%. Dat is vaak niet haalbaar. We onderzoeken momenteel hoe en of we dit kunnen uitwerken, maar het moet sowieso op een correcte manier gebeuren.”
Waarom vindt u dat zo belangrijk?
“Ik vind het de prioritaire opdracht van een overheid om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen eigenaar kunnen worden. Het is een manier om mensen tegen armoede te beschermen. Op maatschappelijk vlak vormt een grote eigenaarsmarkt een stevige ruggengraat. En wat dat betreft zitten we relatief goed. Enkele maanden geleden zei de OESO nog dat de Vlaamse woningmarkt de meest betaalbare is van West-Europa. Akkoord, er zijn problemen en uitdagingen maar die zijn niet te vergelijken met de woningcrisis in Nederland en delen van Duitsland, Frankrijk en het VK. Door onze sterke eigenaarsmarkt kunnen we de grootste problemen vermijden. Dit moeten we bijgevolg proberen te behouden, ook nu stijgende rentes dat systeem onder druk zetten.”
Dat gebeurt toch ook via de Vlaamse Woonlening?
“Maar voor een ander doelgroep. Hier gaat het over een voordelig woonkrediet voor mensen met een bescheiden inkomen die een eigen woning willen kopen. Het succes daarvan blijft stijgen. Tot nog toe trokken we daar ongeveer een miljard euro per jaar voor uit, goed voor telkens ongeveer 5.000 hypotheken. Dit jaar zijn er al 6.000 hypotheken en 1,4 miljard aan leningen uitgekeerd. Op iets minder dan een procent na worden al die leningen trouwens netjes terugbetaald, dus de kost voor de gemeenschap is quasi onbestaande.”
Op de sociale woningmarkt is het stof wat gaan liggen, na de hervorming van de huisvestingmaatschappijen. Wanneer verwacht u dat ook weerspiegeld te zien in een intensievere bouwactiviteit?
“De hervorming is sinds 1 juli achter de rug. We hebben 140 huisvestingsmaatschappijen laten fusioneren waardoor er nog een veertigtal overblijven. Die ingrijpende reorganisatie heeft er inderdaad voor gezorgd dat de bouwactiviteiten vertraagd zijn. Maar als je ver wil rijden met je auto dan moet je nu eenmaal af en toe stoppen om te tanken, anders blijf je achter op de pechstrook. Ondertussen zijn we weer vertrokken. We zien in de cijfers dat de activiteit opnieuw aantrekt. Het is echter nog te vroeg om daaruit langetermijnconclusies te trekken.”
“We zien al lang dat het bouwritme ondermaats is. Sinds 2013 variëren de jaarlijkse investeringen van de sociale huisvestingsmaatschappijen tussen 600 en 700 miljoen euro, terwijl we per jaar een miljard ambieerden. Dat lukte niet omdat er in de kleine maatschappijen vaak onvoldoende professioneel kon gewerkt worden of omdat sommige lokale besturen hun verantwoordelijkheden niet opnemen. De lange doorlooptijden, vergunningsperikelen en burenprotest helpen ook niet echt. Professionalisering moet daar de komende jaren verandering in brengen. Onder meer ook omdat er een betere afstemming met het lokaal beleid mogelijk wordt. We maken daarom nog werk van een centraal inschrijvingsregister en van een grondenbank om te bepalen waar we nog extra woningen kunnen bouwen. Door de schaalvergroting zullen bouwmaatschappijen de kandidaat-huurders trouwens ook beter kunnen begeleiden en toezien of de toewijzingen van woningen rechtvaardig gebeuren. Als potentiële huurders niet bereid zijn Nederlands te leren, weigeren zich als werkloze in te schrijven bij de VDAB of onroerend goed bezitten, dan stopt het verhaal. Daar voegen we binnenkort ook nog een middelentoets aan toe. Stuk voor stuk maatregelen die ervoor moeten zorgen dat het schaarse sociaal verhuurpatrimonium kan aangewend worden voor mensen die het echt nodig hebben.”
“Het bouwen van sociale woningen is niet louter een zaak van de huisvestingsmaatschappijen. We hebben ervoor gezorgd dat de procedures om private ontwikkelaars te betrekken vereenvoudigd zijn. Sinds 1 oktober kunnen ze subsidies ontvangen om gemengde woonprojecten te realiseren, bestaande uit minstens een derde sociale en een derde geconventioneerde huurwoningen. Het overige derde kunnen ze dan vrij invullen. Ook dat heeft zijn tijd nodig om te renderen maar ik ben er zeer blij mee.”
Iets helemaal anders. Ook studentenhuisvesting is een zorgenkind.
“We weten dat maar liefst 90.000 studentenkoten extra nodig hebben. Daar zijn we nog even zoet mee. Drie werkgroepen buigen zich over die mega-uitdaging. Eén daarvan neemt de kwaliteit van de kamers onder de loep. Het Vlaamse kotlabel is een eerste maatregel. Het label kwam tot stand in samenwerking met onder andere studentensteden, universiteiten, hogescholen en enkele aanbieders. Het garandeert de naleving van woningkwaliteits- en brandveiligheidsnormen en geeft aan of een kot vergund is. Bedoeling is dat kotbazen daar vanaf volgend academiejaar mee aan de slag kunnen. Het is niet verplicht maar wel aangeraden zodat het voor studenten en verhuurders transparanter wordt om koten met elkaar te vergelijken.”
Op vlak van erfgoed werd het financieringssysteem grondig aangepast.
“Maar aan de budgetten werd niet geraakt. We zetten voortaan veel meer in op het onderhoud van erfgoedpanden. Te veel beschermde panden werden gedurende lange tijd verwaarloosd waardoor de kosten voor renovatie exponentieel de hoogte ingingen. Door het onderhoud te subsidiëren kunnen we de grote kosten op lange termijn vermijden. Het zullen mijn opvolgers zijn die daar de vruchten van zullen plukken.”
Voor heel wat beschermde kerken is dat echter te laat.
“Klopt. Er zijn in Vlaanderen 1.600 kerken, waarvan er 670 beschermd zijn en vaak leeg staan. De wachtlijst voor renovatie is lang. Bij het begin van de legislatuur moesten nog voor 340 miljoen premies uitgekeerd worden, nu is dat nog 170 miljoen euro. Voor projecten die soms tot 80% gesubsidieerd worden. Ik ben de eerste om te erkennen dat ons kerkelijk patrimonium waardevol is en we daar zorg van moeten dragen. Door het grote aantal kerken kwamen echter waardevolle onderwijsgebouwen, toeristische sites, industriële panden of varend erfgoed in de verdrukking. Via oproepen willen we vooral die op de radar krijgen. Het gaat onder meer over projecten in stedelijke centra, waar erfgoedrestauratie gecombineerd kan worden met nieuwe woonvormen. Of denk bijvoorbeeld aan het voormalige hotel Kosmos op de Rodeberg in Westouter dat we als toeristische site in ere willen herstellen.”
“Dat is geld dat goed besteed is. Ik heb het veel moeilijker met de 7 miljoen waarmee de renovatie van de Sint-Annakerk in Gent werd betaald, terwijl daar tot op vandaag niemand heeft van kunnen genieten. Dat is triestig geld. We hebben uiteindelijk een oplossing gevonden door Delhaize toelating te geven om de kerk als supermarkt uit te baten ... Ik weet het, ook in mijn hoofd botst dat, maar andere mogelijkheden waren niet wenselijk of onhaalbaar. Bovendien zal Delhaize fors blijven investeren in het behoud van het erfgoed. Het belangrijkste pluspunt is echter dat deze fantastische ruimte opnieuw toegankelijk zal.”
“We hebben 11.000 beschermde monumenten in Vlaanderen en daar kwamen er in het verleden jaarlijks 100 bij. Vaak om de verkeerde redenen of om de eigenaar tot renovatie te dwingen. Een redenering die het grondwettelijk hof onderuit heeft gehaald. Je kan niet eisen van een eigenaar dat hij zijn pand restaureert in een betere staat dan het was op het ogenblik van de bescherming. Veel panden en monumenten zijn bovendien lokaal wel van belang maar overstijgen de buurt- of de stadsgrenzen niet. We zijn daarom tot een betere verantwoordelijkheidsverdeling gekomen met lokale besturen. Sommige panden hebben we ook van de monumentenlijst gehaald. De komende maanden gaan we door met de evaluatie omdat we merken dat sommige panden niet echt meer verdienen om beschermd te blijven. Zeker omdat er in het na-oorlogse patrimonium wel nog gebouwen zijn die wel bescherming verdienen maar die nog niet op de lijst staan.”
“Het blijft echter een moeilijke discussie. Het is immers niet omdat ik iets niet mooi vind dat het geen erfgoed kan zijn, en omgekeerd. In die zin is het ook niet onbelangrijk om ons af te vragen of we vandaag nog wel erfgoed bouwen. Gebouwen die het verdienen om over pakweg een eeuw beschermd te worden. Misschien moeten we daar de komende maanden samen met financiers en architecten en aannemers ook nog even over nadenken (lacht).”
Tot slot, stel dan toch even dat u verantwoordelijk blijft voor deze portefeuille. Waar wil u dan tijdens de regeringsonderhandelingen voor strijden?
“Ik zal mij beperken tot drie punten. Eén: de erfbelasting moet naar 0%. Het gaat over 1,8 miljard euro. Dat is gigantisch veel geld, die overgang zal dus geleidelijk moeten gebeuren. Twee: blijven werken aan de versterking van het rechtvaardigheidsprincipe: meer mensen die daar recht op hebben helpen aan een sociale woning. Maar dat wil ook zeggen: de huurvoorwaarden veranderen als mensen zich na verloop van tijd hebben opgewerkt en dus perfect terechtkunnen op de reguliere woningmarkt. En drie, op vlak van erfgoed zou ik graag de schoonheid van verval beter kunnen honoreren, om te vermijden dat erfgoed hyper gerenoveerd wordt, waardoor het minder aantrekkelijk wordt. Het mooiste voorbeeld daarvan is B-Mine in Beringen. De kolenwasserij is een schitterend gebouw maar de renovatie is wat doorgeschoten. Soms is conserveren beter dan renoveren. Maar ook dat wordt ongetwijfeld een zeer moeilijke discussie.”