Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Materiaal

Welke houtlijm voor welke toepassing?

Bij het kiezen van de lijm voor het verbinden van houten bouwelementen dient men rekening te houden met de toepassing en de blootstelling aan vocht. Verder moet de lijm uiteraard ook geschikt zijn voor de houtsoort en de erop toegepaste behandeling. Deze nieuwe benadering is een aanvulling op de informatie uit Buildwise-artikel 2011/04.08.

BKBC - 2024-05-27T143714.277
Adobe Stock

Er kunnen twee soorten toepassingen voor houten elementen onderscheiden worden:

  • niet-structurele, die voornamelijk betrekking hebben op binnen- of buitenschrijnwerkelementen (raamprofielen, secundaire steunelementen ...)
  • structurele, waaronder de belangrijkste dragende elementen vallen. Het gaat hier meer bepaald om elementen die voor de stabiliteit van het bouwwerk zorgen: balken, kolommen, moerbalk van een veranda, trapwang ...

NIET-STRUCTURELE TOEPASSINGEN

De norm NBN EN 204 definieert vier belastingsklassen (D1 tot D4) voor thermoplastische lijmen (vinyl, isocyanaten ...) voor niet-structurele toepassingen. In de norm NBN EN 12765 worden vier gelijkaardige klassen (C1 tot C4) vermeld voor lijmen op basis van thermohardend hars voor niet-structurele toepassingen. Tabel A geeft voor elk van deze klassen een overzicht van het toepassingsgebied en illustreert dit met enkele voorbeelden.


Tabel A Classificatie van houtlijmen voor niet-structurele toepassingen.

BKBC - 2024-05-27T143746.584
Buildwise

STRUCTURELE TOEPASSINGEN

Voor structurele toepassingen verwijzen de verschillende normen naar twee lijmsoorten (I en II) volgens hun gebruiksgeschiktheid. Tabel B geeft een overzicht van het te gebruiken lijmtype in functie van het toepassingsgebied.

Wanneer de belangrijkste dragende elementen berekend zijn volgens de Eurocode 5 (NBN EN 1995-1-1), dan moet erop gelet worden dat:

  • het vervangen van elementen uit massief hout door gelijmde dragende elementen gevalideerd wordt door de juiste rekenmethodes. De Eurocode 5 bevat een specifieke benadering voor gelijmde elementen, met name wat de in aanmerking te nemen coëfficiënten betreft
  • op alle gelijmde verbindingen een kwaliteitscontrole uitgevoerd wordt. In het controleverslag (bv. via de markering van het product) moeten het lijmtype, het productieproces en de kwaliteit van de lijmvoegen vermeld worden.


Om de sterkte en de duurzaamheid van de gelijmde houtverbindingen te waarborgen, is het essentieel dat de uitvoeringsvoorwaarden van de lijm nageleefd worden. Daarbij moet rekening gehouden worden met de volgende aandachtspunten:

  • de temperaturen moeten hoger zijn dan 10 °C (tenzij anders aangegeven door de fabrikant). De toevoer van thermische energie versnelt het uithardingsproces. Om de polymerisatie van aminoplastische, fenol- en vinylharsen te versnellen, kan er plaatselijk een hoogfrequente generator gebruikt worden
  • het vochtgehalte: ook al hebben sommige lijmen (vooral eencomponentpolyurethaanlijmen) vocht nodig om hun vernettingsproces op gang te brengen, moeten de schommelingen in het houtvochtgehalte gecontroleerd worden om dimensionale vervormingen van de verbonden elementen te vermijden. Deze controle moet gebeuren ter hoogte van de verbindingen. De houten elementen moeten gedroogd worden tot een vochtgehalte van 5 tot 12 % (volgens de specificaties van de fabrikant)
  • de te verlijmen oppervlakken moeten perfect passen en schoongemaakt worden (schaven en vooraf schuren). Sommige lijmen, zoals ureumformaldehydelijmen, moeten in een zeer dunne laag aangebracht worden
  • de druk: bij toepassingen op draagconstructies mogen er geen lijmklemmen gebruikt worden. Deze bieden immers geen constante druk. Bovendien is het niet mogelijk om de uitgeoefende druk te controleren
  • de verenigbaarheid met de houtsoorten: niet alle lijmen zijn geschikt voor alle houtsoorten. Zo zijn houtsoorten die rijk zijn aan harsen, gommen of olieachtige stoffen (Frans grenen, teak ...) moeilijker te verlijmen. Er bestaan ook gemengde EPI-lijmen (emulsies van isocyanaat en polymeer) die bijzonder geschikt zijn voor hout waarvan het hydrofobe karakter onder meer versterkt is door fysisch-chemische transformatie, of voor houtsoorten met een hoog harsgehalte
  • de grootte en de oriëntatie van de vezels beïnvloeden de kwaliteit van de verlijming. Kopshout is moeilijker te verlijmen dan spinthout of langshout. Kernhout en spinthout gedragen zich niet op dezelfde manier. Daarom is het noodzakelijk om na te gaan dat de lijm geschikt is voor de beoogde toepassing.

Deze nieuwe benadering is een aanvulling op de informatie uit Buildwise-artikel 2011/04.08.

Bron: het artikel ‘Welke houtlijm voor welke toepassing?’ van B. Michaux, in het Buildwise Magazine van september-oktober 2023. Enkel het originele artikel, te vinden op www.buildwise.be, geldt als referentie.

Tabel B Lijmsoorten die gebruikt worden voor structurele toepassingen.

BKBC - 2024-05-27T143831.866
Buildwise
Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten