Joke Schauvliege ondervraagd over aangekondigde betonstop
De helft van de Vlamingen vindt de aangekondigde betonstop tegen 2040 een brug te ver. Ze zijn er naar eigen zeggen ‘nog niet klaar voor’. Dat bleek uit een recente enquête die woningbouwer Blavier afnam bij 500 Vlamingen. “Deze terughoudendheid is begrijpelijk. De resultaten van deze rondvraag maken duidelijk dat de droom over een eigen huis op het platteland voor veel Vlamingen nog niet voorbij is”, verklaart volksvertegenwoordiger Mercedes Van Volcem (Open VLD), die aan Vlaams minister van Omgeving Joke Schauvliege (CD&V) vroeg hoe zij het draagvlak voor de betonstop wil vergroten en op welke termijn dat zou kunnen gebeuren.
Vlaams minister Joke Schauvliege stelt dat uit de resultaten van verschillende andere rondvragen blijkt dat gemiddeld 70 tot 90% van de Vlamingen het belangrijk vindt dat het overheidsbeleid voldoende open ruimte vrijwaart. Een representatieve enquête bij 1.050 Vlamingen bracht aan het licht dat een meerderheid bezorgd is over de teloorgang van de open ruimte op het platteland. Die rondvraag gebeurde voorafgaand aan de publicatie van het groenboek voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Voor 67% van de Vlamingen mag de open ruimte tussen dorpen niet voort volgebouwd worden. 42% hoopt zelfs dat er in 2050 minder lintbebouwing zal zijn tussen de dorpen. Driekwart van de Vlamingen is van mening dat het verschil tussen de stad en het platteland moet behouden blijven.
In de consultatie over het groenboek leverde een online enquête met keuze uit elf sleutelkwesties ongeveer 10.000 antwoorden op. Na ‘de woonomgeving vernieuwen’ scoorden ‘verharding van de open ruimte inperken’ en ‘meer doen met minder ruimte’ het hoogst. In het advies van de Vlaamse Jeugdraad op het witboek BRV wordt gesteld dat volgens een enquête bij jongeren een minderheid van 30% niet achter de betonstop staat. In de bevraging ‘Tevredenheid over milieugerelateerde leefkwaliteit’ van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) vindt 92% van de respondenten groene landschappen in de buurt belangrijk voor de kwaliteit van zijn of haar leven en vraagt 87% voldoende open, niet-bebouwde ruimte in de buurt.
“De rondvraag van Blavier peilt in principe naar het afremmen van nieuwbouw, als niet-correcte interpretatie van ‘betonstop’. Ondanks evidente bedenkingen over de representativiteit of correctheid van vraagstelling van deze enquête mag ook dit resultaat gerust bemoedigend genoemd worden. Toch is een vergroting van het draagvlak nodig. De overgang van zes naar nul hectare per dag in 2040 heeft een looptijd van één generatie. Dit wil zeggen dat verdere bewustmaking kan groeien en tijd moet krijgen. Toch mogen we niet op onze lauweren rusten, want bewustmakingsinitiatieven moeten zo snel mogelijk starten en vervolgens aanhouden. In de operationalisering van het witboek naar het ontwerp-BRV worden daarom een aantal sensibiliseringsacties voorbereid”, verklaart Joke Schauvliege.
Vlaams parlementslid Mercedes Van Volcem vroeg minister Schauvliege ook hoe ze de onduidelijkheid over de betonstop wil verminderen. De minister noemt dat “een collectieve verantwoordelijkheid”. Er bestaan veel meningen over het af te leggen traject, maar volgens Schauvliege wordt niet altijd zorgvuldig omgesprongen met een correcte weergave van het voorgestelde beleid in het witboek BRV, zoals goedgekeurd door de Vlaamse regering op 30 november 2016. “Dit leidt al te gemakkelijk tot bangmakerij of polarisering. Er wordt ook veel verwarring gecreëerd over cijfermateriaal, soms met als doel vertwijfeling te zaaien. Een sereen en niet-polariserend maatschappelijk debat is welkom. Ik zal alleszins niet nalaten systematisch en helder over het transitietraject te communiceren”, verklaart Joke Schauvliege.
“Er bestaat trouwens weinig verband tussen het transitietraject en de prijszetting van woningen of bouwgronden. De voorbije jaren onderzochten wetenschappers van de KU Leuven de economische wetmatigheden op de woningmarkt. De resultaten werden vorig jaar gebundeld in het boek ‘De economie van de woningmarkt’ en in verschillende publicaties. Deze onderzoeksresultaten zijn een bundeling van meer dan tien jaar economisch onderzoek vanuit achtereenvolgens het Kenniscentrum duurzaam Woonbeleid, het Steunpunt Ruimte en Wonen en vooral het recente onderzoek van het Steunpunt Wonen”, vervolgt de minister.
“Daaruit blijkt dat de ontleningscapaciteit van huishoudens de belangrijkste universele factor is in de prijsvorming van woningen op lange termijn. Deze ontleningscapaciteit wordt in grote mate bepaald door het inkomen van gezinnen, de hypothecaire interestvoet, de hypotheekmarkten en de woonfiscaliteit. Het onderzoek maakt ook duidelijk dat grotere afbetalingsmogelijkheden van gezinnen leiden tot hogere woningprijzen. De invloed van de intrestvoet blijkt zeer groot. Indien de interestvoet met één procentpunt stijgt, daalt de ontleningscapaciteit van de huishoudens met 10%, uitgaande van dezelfde netto afbetalingslast. De ontleningscapaciteit van gezinnen speelt overigens niet alleen de hoofdrol voor bestaande woningen, maar ook voor bouwgronden en nieuwbouw”, besluit minister Schauvliege.