Vlaming staat achter betonstop, maar wil zelf niet kleiner wonen
Om de betonstop te doen slagen is dringend nood aan een doordachte lokale reglementering en een duidelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling van stads- en dorpskernen. Te vaak nog missen zowel de lokale besturen als de inwoners daadkracht om hun steun voor de betonstop te verzilveren. Een iVOX-studie in opdracht van Cores Development toont aan dat 66,6% van de Vlamingen wel achter de betonstop staat, maar zelf niet kleiner zou willen wonen. Dat blijkt nochtans cruciaal om in de toekomst de groenruimte te vrijwaren en de kernruimtes van steden en gemeenten optimaal te benutten. Durven investeren in kernversterking moet hoger op de politieke agenda, betoogt Cores Development.
De Vlaamse betonstop, die nieuwbouw buiten stedelijke en gemeentelijke kernen vanaf 2040 verbiedt, moet de ruimtelijke wanorde in Vlaanderen een halt toe roepen. Toch blijkt uit het recente betonrapport van Natuurpunt dat deze maatregel op bepaalde plaatsen net omgekeerd werkt en dat is een teleurstelling, ook voor de vastgoedsector. “Hoewel wij als projectontwikkelaars wel vaker kort door de bocht betonboeren worden genoemd, stemt onze visie op kernversterking en bescherming van de bestaande groenruimte immers mooi af met die van Natuurpunt om zo weinig mogelijk bijkomende oppervlakte in buitengebieden extra te bebouwen”, verklaart Thomas de Jong, Chief Development Officer bij Cores Development.
In Vlaanderen is één derde van de open ruimte bebouwd of ingenomen door mobiliteit en recreatie. Daarmee scoort het het slechtst van heel Europa. Het procentuele ruimtebeslag in Nederland bv. bedraagt slechts de helft van dat in Vlaanderen, hoewel ook Nederland sterk verstedelijkt is in vergelijking met de rest van Europa, zo meldt het betonrapport van Natuurpunt. “Onze noorderburen gaan al langer slim om met de verhouding tussen openbare en privatieve ruimte: ze bouwen compacter, meer in de hoogte en geclusterd”, weet Thomas de Jong.
In een recente iVOX-studie peilde Cores Development naar de spreekwoordelijke baksteen in de maag van de Vlaming. 66,6% van de Vlamingen blijkt de betonstop een goede zaak te vinden, maar toch willen zeven op de tien Vlamingen (nog) geen ruimte afstaan en niet kleiner gaan wonen om zo meer groenruimte te besparen. 40% wil liefst zo lang mogelijk in zijn huidige woning blijven wonen. Bij de 55-plussers stijgt dit aandeel zelfs tot 49,4%.
Desondanks wordt compacter wonen in de toekomst onvermijdelijk, want om te kunnen bouwen voor en aan de toekomst moet je denken aan de bewoners van morgen. We zien vandaag niet alleen dat gezinnen gemiddeld kleiner worden, zeker in steden, maar ook dat de bevolking toeneemt. Bovendien wonen we gemiddeld op te grote woonoppervlakken, wat met het oog op een duurzame toekomst niet langer houdbaar blijft. We zullen efficiënter moeten omgaan met de ruimte die we innemen en de beschikbare woonoppervlakken slimmer moeten inzetten. Dat vraagt creatieve aanpassingen.
“Kleiner wonen wil daarom niet zeggen minder kwaliteitsvol wonen: de compacte woning van morgen moet kunnen concurreren met de leefkwaliteit van de ruime (vrijstaande) woning. Hierbij moet ingezet worden op kwalitatieve buitenruimte, privacy en voorzieningen. We gaan onvermijdelijk dichter bij elkaar wonen en ook hoger; enkel hierdoor creëren we meer groenruimte rondom. Het gaat om een intensief en langzaam bewustmakingsproces en we willen alle partijen oproepen om mee op de kar te springen: stedenbouwkundigen, het beleid en de administratie, maar ook de eindgebruiker”, luidt het.
Een Vlaams ruimtebeleid kan slechts slagen wanneer het lokaal wordt gedragen en aangemoedigd. Gemeenten zijn bang om te verstedelijken en om de eigenheid van het dorp te verliezen. Dat lijkt enigszins contradictorisch, want als we verspreider gaan wonen, verliest een dorp ook zijn charme door de open ruimte te verkavelen. Kwaliteit voor het wonen moet er blijven, samen met het buurtgevoel. De bebouwing moet m.a.w. in het dorpsweefsel passen.
“Terwijl steden net het dorpsgevoel in hun ontwikkeling moeten verweven, is het voor dorpen en gemeenten een uitdaging om te durven innoveren en de kernen weloverwogen te versterken. Heel wat kleinere kernen zijn goed ontsloten en lenen zich prima voor een kwalitatieve kernversterking zonder aan groenruimte in te boeten. Helaas vormt de lokale beleidsvorming soms een belangrijk obstakel voor kwalitatieve verdichting zoals bij een sterke beperking van het aantal bouwlagen en het opleggen van een minimumoppervlakte van het woonaanbod. Vaak voelt het lokale bestuur zich opgejaagd door belangengroepen alom, die helaas niet steeds het ruimere plaatje maar enkel hun eigen voordeel zien. Daar zou men omwille van het algemeen belang boven moeten staan”, oppert Cores Development.
Een eenduidig en krachtig lokaal ruimtebeleid moet zijn inwoners aanmoedigen om verstandige keuzes te maken. Door de onduidelijkheid over wat in de toekomst binnen het kader van de betonstop met alle vrijstaande gronden zal gebeuren, zullen vele mensen hun Vlaamse individualistische volksaard volgen en waar kiezen voor hun geld: verkopen of bebouwen. Dan kiest misschien niet de huidige eigenaar, maar wel de volgende om net vóór de betonstop de grond vol te bouwen. Deze onnodige paniekbebouwing hypothekeert het innovatieve woonaanbod. Meer dan ooit is nood aan vernieuwende woonvormen en een kwalitatieve verdeling tussen woon- en groenruimte. Investeren in de toekomst en dus ook in het behoud van groen vraagt een open blik en een doordachte visie op lange termijn. Investeren in vastgoed van morgen is niet alleen een financiële kwestie, maar vooral een kwestie van durven.
Eén van die durvers is volgens Cores Development Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck, die wel vaker de pijnpunten van de Vlaamse ruimtelijke ordening aantoont. Hij roept op tot een uniforme regelgeving en is een fervente motivator om gemeenten te adviseren over duurzaam ruimtegebruik. “We nodigen de beleidsmakers van de nieuwe legislatuur uit om hier binnenkort mee hun schouders onder te zetten en de sprong naar een eenduidige en vernieuwende visie te maken, met het oog op de toekomst en het versterken van de kernen”, besluit Thomas de Jong.