De bouwshift in volle realisatie: nieuwe vergoedingsregeling uitgewerkt
Op 24 mei jongsleden werd in het Vlaams Parlement het Decreet Woonreservegebieden goedgekeurd. Over dit decreet werd eerder reeds bericht. Om de woonreservegebieden (woonuitbreidingsgebieden, woonaansnijdingsgebieden... aan te snijden moeten ze voortaan worden ‘vrijgegeven’ na openbaar onderzoek via een gemeentelijk Vrijgavebesluit. Daarbij zullen de voorwaarden worden bepaald waaronder de ontwikkeling kan gebeuren en welke eventuele lasten moeten worden gerealiseerd.
Ingevolge het Decreet Woonreservegebieden vervalt de mogelijkheid om onbebouwde gronden in woonreservegebied te mobiliseren via een principieel akkoord of via rechtstreekse aanvragen voor verkavelingen of groepswoningbouw. Met het decreet werd een belangrijke stap gezet voor de uitrol van de bouwshift.
Parallel aan dit decreet werd echter ook het erg omstreden Instrumentendecreet gestemd en goedgekeurd, eveneens een cruciale stap om de bouwshift te realiseren. Dit decreet bevat onder meer de harmonisering van verschillende compenserende vergoedingen en koopplichten. Het decreet bevat ook een nieuw instrument met name een billijke vergoeding die de overheid zal uitbetalen als een rechtmatig verleende niet-vervallen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of om te verkavelen onuitvoerbaar wordt door een overheidsmaatregel (vb bouwverbod in het kader van Natura 2000).
Het Instrumentendecreet werd door nogal wat experten op weinig enthousiasme onthaald. Vooral het feit dat grondeigenaars in de huidige regeling een planschadevergoeding ontvangen van 80% van de geïndexeerde verwervingswaarde en dat in de nieuwe regeling de compensatie gebaseerd is op de marktwaarde kan op weinig begrip rekenen en wordt bestempeld als onhaalbaar en het belonen van speculatie. De bouwshift zou immers oplopen tot een planologische herbestemming van ongeveer 30.000 ha waardoor de rekening in de miljarden zou bedragen. Om de factuur voor de lokale besturen te verlichten is wel vooropgesteld dat een bouwshiftfonds zal worden opgezet waarin 100 miljoen euro per jaar zal worden voorzien.