Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Regelgeving

Hof van Justitie spreekt zich uit over de zogenaamde “Wasserijsite-rechtspraak”

Het Hof van Justitie heeft op 8 mei 2025 een arrest geveld in de ondertussen gekende zaak over de herbestemming van een Wasserijsite in Gent. De zaak kwam voor het Hof naar aanleiding van een prejudiciële vraag van de Raad van State over de interpretatie van artikel 9bis van de Project-MER-richtlijn.

AdobeStock_86673402

Deze bepaling gaat over het voorkomen van belangenconflicten bij de beoordeling van milieueffectrapportages en is in Vlaanderen omgezet in artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet. De Raad van State vroeg het Hof van Justitie om verduidelijking over hoe artikel 9bis moet worden geïnterpreteerd en toegepast, specifiek in situaties waar de overheid zélf de aanvrager van een vergunning is.

Initieel had de Raad voor Vergunningsbetwistingen geoordeeld dat deze ‘no conflict of interest’-regel ook van toepassing is in dossiers waarin louter een project-m.e.r.-screening moet worden opgemaakt. De Raad van State floot de Raad voor Vergunningsbetwistingen echter terug en stelde dat artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet enkel van toepassing is op vergunningsaanvragen waarin een Project-MER moet worden opgemaakt. Tegelijkertijd stelde de Raad van State dus echter aan het Hof van Justitie de vraag of artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet wel in overeenstemming is met het Unierecht.

Het Hof van Justitie oordeelt nu dat ook bij screeningsplichtige projecten rekening moet worden gehouden met de ‘no conflict of interest’- bepaling. Wanneer de overheid zélf de vergunningsaanvrager is, moet er bijgevolg binnen hun organisatie van administratieve bevoegdheden een passende scheiding worden voorzien tussen de conflicterende functies bij het uitoefenen van de milieueffectbeoordeling. Er moet een werkelijke autonomie voorzien worden in hoofde van de persoon of instantie die bevoegd is voor die beoordeling, wat onder andere inhoudt dat deze beschikt over eigen administratieve middelen en personeel en aldus in staat is om de taak taak op objectieve wijze te vervullen.

De vraag is nu of de wijzigingen die de decreetgever ondertussen in het Omgevingsvergunningsdecreet heeft aangebracht een dergelijke ‘passende scheiding’ voorzien of niet. Het laatste woord over deze kwestie is dus nog (steeds) niet gezegd.


Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten