Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Regelgeving

Lage sociale lasten en oneerlijke concurrentie

Bedrijven worden soms geconfronteerd met ondernemingen die lage prijzen kunnen aanbieden dankzij het feit dat zij onder een paritair comité vallen dat lagere uurlonen en/of lagere sociale lasten voorziet. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer in de meetstaat het tarief van uurlonen moet opgegeven worden of voor posten die sterk arbeidsintensief zijn en waar het aspect arbeid een belangrijke rol speelt in de prijsvorming.  

Lage sociale lasten en oneerlijke concurrentie
(C)2018 K.Warinthorn. All right reserved. iairba@gmail.com
Laat ons eerst en vooral er de aandacht op vestigen dat alle inschrijvers de vigerende sociale reglementering en arbeidsvoorwaarden van hun sector moeten naleven (artikel 7, eerste lid, van de overheidsopdrachtenwet van 17 juni 2016), niet alleen tijdens de uitvoering van de opdracht doch ook reeds bij het opstellen van hun offerte. Het K.B. van 18 april 2017 voegt daar aan toe dat - in het kader van de bevraging omtrent abnormaal geachte prijzen - de aanbestedende overheid de inschrijver verzoekt om de schriftelijke verantwoordingen over te maken inzake de eerbiediging van de sociaal- en milieurechtelijke verplichtingen. De aanbestedende overheid wijst de offerte af wanneer zij heeft vastgesteld dat het totale offertebedrag abnormaal laag is omdat de offerte niet voldoet aan de bovenvermelde verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal- of arbeidsrecht omwille van de substantiële onregelmatigheid waarmee deze behept is. Zij deelt dit ook mede aan de sociale inspectie.
 
Het Verslag aan de Koning bij deze bepaling preciseert daarbij dat het weigeren van een offerte verplicht is indien de aanbestedende overheid vaststelt dat de abnormaal lage prijs of kost te wijten is aan het niet nakomen van de verplichtingen op het vlak van het milieu-, sociaal of arbeidsrecht

Maar als blijkt dat een inschrijver de sociale regelgeving van de sector waartoe hij behoort volledig eerbiedigt, dan is er geen reden om de offerte af te wijzen op grond van het feit dat er in die sector lagere uurtarieven gelden. De Raad van State bevestigt dat  inschrijver zich kan beroepen op een verschil in sociale lasten om zijn prijzen te verantwoorden, doch alleen in de mate dat dit verschil het gevolg is van een toepassing van wettelijke, reglementaire of contractueel bedongen bepalingen die een weerslag hebben op de kostprijs van de opdracht.
 
In het kader van een opdracht voor de restauratie van een fresco, beklaagde een mededinger zich over het feit dat de inschrijver die door het bestuur werd gekozen om de opdracht uit te voeren, lagere prijzen kon aanbieden dankzij het feit dat deze gebruik zou gemaakt hebben van het kunstenaarsstatuut. De Raad van State (nr. 206.993) achtte deze aantijging in casu niet bewezen. Er werd geen aanzienlijk prijsverschil vastgesteld in de post “schilderwerken en restauratie wandschilderingen”, wat normaal toch zou mogen verwacht worden. Ook bleken de prijzen van de gekozen inschrijver geenszins de laagste te zijn en kwamen er geen abnormale eenheidsprijzen voor in de vergelijkende prijzentabel.
 
Verplichtingen in het bestek
 
Veel hangt af van wat de opdrachtdocumenten bepalen. De aanbestedende overheid kan in het bestek de naleving eisen van de minimum-uurlonen die van toepassing zijn in de sector waartoe de opdracht behoort. 
De Raad van State (nr. 232.730) oordeelde dat - wanneer een opdracht geplaatst wordt tegen prijsborderel, waarbij voor elk post een coëfficiënt moet worden opgegeven, waarmee het voor de uit te voeren taken toepasselijk gemiddelde uurloon, zoals voorgesteld door het Nationaal Paritair Comité van het Bouwbedrijf,  moet worden vermenigvuldigd, en de gekozen inschrijver een factor heeft opgegeven kleiner dan 1 - hieruit kan volgen dat hij een uurloon zal uitbetalen dat lager is dan hetgeen voorzien is in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst. Dit gegeven moet de aanbestedende overheid ertoe aanzetten de bieding van de gekozen inschrijver voor deze post aan een nader onderzoek te onderwerpen. 
 
De offerte, die enkel een uurloon voorziet voor personeel van de categorie 1A, en niet voor de categorieën 1B, 4A, 4B, 4C et 4D, eerbiedigt niet alle verplichtingen, opgelegd door het paritair comité 121 (schoonmaakbedrijven), en impliceert dat bepaalde wettelijke lonen niet kunnen betaald worden. De uitvoering van de opdracht vereist immers personeel van de categorieën 1B en 4, die van een hoger uurloon genieten dan deze van de categorie 1A. Deze verplichtingen konden door de inschrijver enkel geëerbiedigd worden nadat hij zijn offerte had gewijzigd, hetgeen terecht door de aanbestedende overheid niet kon aanvaard worden. Dit geldt onverminderd, ook al bleef in de gewijzigde offerte het totale aantal uren en de totaalprijs gelijk doordat de inschrijver had gekozen om zijn winstmarge te verminderen. Een inschrijver kan na het indienen van zijn offerte deze niet meer substantieel wijzigen. (R.v.St., nr. 244.164).
 
In het kader van een dienstenopdracht voor het onderhoud en het schoonvegen van wegen, bepaalde het bestek uitdrukkelijk dat de inschrijver er zich toe verbindt de minimumlonen te eerbiedigen, vastgesteld door het Paritair Comité van het Bouwbedrijf (PC 124). Bij nazicht van de offertes bleek de offerte van de laagste inschrijver beduidend lager te liggen dan van de overige deelnemers. Hieromtrent ondervraagd, verantwoordde deze inschrijver zijn prijzen door te verwijzen naar het feit dat hij ressorteerde onder het Paritair Comité voor het Tuinbouwbedrijf (PC 145), wat hem toeliet lagere minimumlonen te betalen dan deze vastgesteld door het PC Bouw. 

De Raad van State (nr. 251.695) wees er evenwel op dat het nazicht van de prijzen een dubbel doel dient: enerzijds de aanbestedende overheid beschermen door haar het middel te verschaffen zich ervan te vergewissen dat de ingediende prijzen werkelijk toelaten de verplichtingen uit te voeren die voortvloeien uit het lastenboek; anderzijds de eisen van een gezonde concurrentie te waarborgen.
De aanbestedende overheid – aldus het arrest - had moeten nazien of dit dubbel doel werd geëerbiedigd. Nu blijkt dat zij in haar beslissing zelfs niet heeft verwezen naar de verantwoording van de betrokken inschrijver met betrekking tot de barema’s waaraan de arbeiders zouden betaald worden, lijkt haar beslissing niet afdoende formeel gemotiveerd. Inderdaad, het dient te worden onderstreept dat het lastenboek uitdrukkelijk een “verklaring van gezonde concurrentie”  vereiste van de inschrijvers, waarbij zij zich verbonden van minstens de minimumlonen te betalen van het Paritair Comité Bouw en dat de betrokken inschrijver dergelijke verklaring heeft ondertekend. Zelfs indien deze zijn personeel mocht betalen volgens de barema’s van het PC 145, toch hoorde het aan de aanbestedende overheid na te gaan of dit personeel niet onderbetaald werd. In deze omstandigheden moest de aanbestedende overheid zich afvragen omtrent de toelaatbaarheid van de kwestieuze verantwoording, meer bepaald in het kader van de eisen, gesteld voor een gezonde concurrentie, die in deze zaak een hoge graad van pertinentie vertegenwoordigde.
 
Het belang van deze uitspraak mag niet onderschat worden. Het komt niet zo vaak voor dat de Raad van State zo uitdrukkelijk verwijst naar het begrip “eerlijke concurrentie”, en zeker niet als criterium in het kader van het onderzoek naar abnormale prijzen.  
 
Bewijsvoering door de inschrijver
 
Een inschrijver die zich beroept op het feit dat hij lagere sociale lasten geniet om bepaalde abnormaal lage prijzen te verantwoorden, moet hiervan het bewijs leveren. Het volstaat niet bepaalde documenten voor te leggen, die dan nog blijken kopieën te zijn van vrij raadpleegbare webpagina's van de VDAB met betrekking tot het Activa Plan, dat toelaat een vermindering van de sociale lasten te bekomen. Wanneer blijkt dat deze documenten niet zijn geïndividualiseerd naar of toegespitst op de situatie van de betrokken inschrijver, noch blijken een aanvraag tot toepassing van dit plan in te houden, dan is het helemaal niet duidelijk in hoeverre deze inschrijver een beroep deed of zelfs maar in aanmerking kwam voor de toepassing van dit plan in het kader van de betrokken overheidsopdracht en hoe dit plan zijn aanzienlijk lagere totaalprijs  in concreto verklaart (R.v.St., nr. 219.751).
De inschrijver die een abnormaal geacht uurloon tracht te verklaren door er op te wijzen dat hij een beroep zal doen op personeel dat geniet van een speciaal gesubsidieerd statuut, maar moet toegeven dat hij niet de proportie kan opgeven van het aantal personeelsleden die onder dit statuut zullen werken, verantwoordt zijn prijs niet op een afdoende manier (R.v.St., nr. 251.233). 
Een verschil in sociale lasten kan zich ook voordoen wanneer een buitenlandse inschrijver mededingt of wanneer een Belgische aannemer een beroep doet op een buitenlandse onderaannemer, die geniet van lagere sociale lasten. De Raad van State (nr. 234.820) aanvaardde dat een inschrijver zijn prijzen voor staal geldig kon verantwoorden, op basis van het feit dat deze prijzen het gevolg waren van een exclusieve overeenkomst voor dit project met een grote Spaanse onderaannemer, specialist in het bouwen van stalen bruggen, tegen een arbeidskost die in Spanje aanzienlijk lager ligt dan in België. 
De Raad van State (nr. 21.049) oordeelde ook dat de aanbestedende overheid niet verplicht is het verschil te neutraliseren door de berekening van de sociale lasten aan te passen.
 
Controle door de aanbestedende overheid
 
De aanbestedende overheid dient natuurlijk de controle op de eerbiediging van de minimumlonen op een correcte manier uit te voeren. Het is niet voldoende het gemiddelde uurloon, gehanteerd door de verschillende inschrijvers voor de jaarlijkse prijs voor het schoonmaken van een locatie, te delen door het jaarlijkse aantal prestatiedagen en door het aantal uren per dag en dit gemiddelde uurloon per inschrijver te vergelijken met de barema’s van de beroepsorganisatie. De Raad van State (nr. 245.525) wees er op dat de gebruikte formule niet toelaat na te zien of de loonnormen, verplicht gesteld door het paritair comité 121 werden geëerbiedigd.
 
Immers, moet rekening gehouden worden, enerzijds, met de noodzaak verschillende minimumlonen te hanteren in overeenstemming met de verschillende types werknemers, en anderzijds, met het beroep op werknemers, voor wie verminderde sociale lasten gelden.
Het is een goede zaak dat de controle op de sociale verplichtingen wordt geïntensiveerd, niet alleen om sociale dumping te vermijden, maar ook in het voordeel van een gezonde concurrentie.
 
WILLY ABBELOOS
 
Meer over deze materie, lees je in de nieuwe Kroniek Overheidsopdrachten (auteur Willy Abbeloos), uitgave Bouwkroniek/EBP, 2019, deel I en II, (395 €, exclusief 6% BTW en verzendkosten), te bestellen via www.biz.bouwkroniek.be/kroniek. Aangepast aan de huidige wetgeving, de nieuwe toepassingsdrempels geldig vanaf 1 januari 2020 en aangevuld met de belangrijkste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, het Grondwettelijk Hof en de Raad van State.
 

 

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten