Nieuwe wettelijke beperkingen voor elke onderaannemer in de bouwsector vanaf 1 januari 2025
Met ingang van 1 januari 2025 treedt in België een nieuwe wet in werking die aanzienlijke restricties oplegt aan verticale aannemingsketens binnen de bouwsector. De wetgever beoogt hiermee een halt toe te roepen aan praktijken die leiden tot sociale dumping en probeert hij ook het risico op illegale tewerkstelling tegen te gaan. Hoewel onderaannemers vaak onmisbare expertise en specialisaties bieden, kunnen complexe aannemingsstructuren ook worden misbruikt om schijncontructies te verhullen.
1. Op grond van de nieuwe wetgeving (wet van 15 mei 2024 ) is het voor elke onderaannemer verboden de volledige uitvoering van een door hem gesloten overeenkomst verder uit te besteden aan een andere ondernemer, de onderonderaannemer. Voorts is het niet toegestaan dat de rol van de onderaannemer louter beperkt blijft tot coördinatieactiviteiten.
2. Eén maand na de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad gold deze regeling al sinds 1 juli 2017 in het kader van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten. Zo zal het uiterlijk 1 januari 2025 in het algemeen verboden zijn om het geheel van de uitvoering van de overeenkomst die een onderaannemer gesloten heeft met zijn eigen medecontractant, in (onder)onderaanneming te geven aan een andere onderaannemer, of alleen de coördinatie van de uitvoering van deze overeenkomst behouden.
3. De nieuwe regelgeving is van toepassing op onderaannemers en intermediaire aannemers oftewel: “eenieder die zich rechtstreeks, in welk stadium dan ook, ten opzichte van, naar gelang van het geval, de aannemer of de intermediaire aannemer verbindt om tegen betaling werkzaamheden die aan voornoemde aannemer of intermediaire aannemer toevertrouwd zijn, uit te voeren of te doen uitvoeren.” Het verbod geldt niet voor de hoofdaannemer oftewel: “eenieder die zich rechtstreeks t.o.v. een opdrachtgever verbindt om tegen betaling werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren ten behoeve van deze opdrachtgever.”
4. De regelgeving heeft een ruime reikwijdte en heeft betrekking op de bouwactiviteiten vermeld in artikel 30bis van de Sociale Zekerheidswet van 27 juni 1969. Dit impliceert dat ook ondernemingen buiten het toepassingsgebied van Paritair Comité voor het bouwbedrijf (PC nr. 124) onder deze regels vallen.
5. Deze regelgeving is geïnspireerd op soortgelijke regeling in andere Europese landen en heeft als doel om kunstmatige aannemingsstructuren en sociale fraude tegen te gaan.
6. De wetgever heeft strenge sancties voorzien bij overtreding. Zo kunnen onderaannemers, hun aangestelde of hun lasthebbers gesanctioneerd worden met een niveau 4 sanctie uit het Sociaal Strafwetboek. Dit is de hoogste sanctie die kan leiden tot administratieve boetes van 2.400 tot 28.000 euro, strafrechtelijke boetes tussen 4.800 en 56.000 euro, en in ernstige gevallen een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar.
7. De wetgever beschouwt de nieuwe regelgeving van openbare orde, wat betekent dat contractuele uitsluitingsclausules niet zijn toegestaan. Sterker nog, overeenkomsten die vóór de inwerkingtreding van de wet zijn ontstaan en niet in overeenstemming zijn met de regelgeving vanaf de inwerkingtreding, kunnen gesanctioneerd worden. Het is in het belang van de onderaannemers dat zij zich aanpassen aan deze nieuwe regelgeving ten laatste tegen 1 januari 2025.
Prof. dr. mr. Steven Van Garsse
Equator Advocaten (Antwerpen, Brussel, Hasselt)