Ondernemers uit derde landen vs overheidsopdrachten in de EU
Kunnen ondernemers uit derde landen waarmee de Europese Unie geen internationale overeenkomst inzake overheidsopdrachten heeft gesloten, deelnemen aan aanbestedingsprocedures in de Europese Unie? Het Hof van Justitie sprak zich hierover recent uit in het langverwachte arrest van 22 oktober 2024 in de zaak Kolin (C-652/22). Dit arrest verschaft duidelijkheid over het wettelijk kader voor de deelname van ondernemers uit derde landen aan aanbestedingsprocedures in de Europese Unie.
Het Hof van Justitie diende zich uit te spreken of ondernemers uit derde landen die geen internationale overeenkomst inzake overheidsopdrachten met de Europese Unie hebben gesloten een toegangsrecht hebben binnen de Europese Unie op overheidsopdrachten. In casu was er sprake van een onderneming uit Turkije die een gunningsbeslissing in het kader van een overheidsopdracht voor werken met als voorwerp de aanleg van spoorweginfrastructuur tussen twee steden in Kroatië betwiste. De vraag rees daarbij of deze onderneming zich wel kon beroepen op de rechtswaarborgen uit het Europese recht inzake overheidsopdrachten.
Nationale autoriteiten zijn, gelet op de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek, niet bevoegd om op ondernemers uit derde landen die niet een dergelijke internationale overeenkomst met de Europese Unie hebben gesloten, zoals Turkije, nationale bepalingen toe te passen ter omzetting van de in de richtlijnen inzake overheidsopdrachten vervatte regels. De aanbesteder zal geval per geval moeten beoordelen of ondernemers uit derde landen die geen internationale overeenkomst inzake overheidsopdrachten met de Europese Unie hebben gesloten, wel moeten worden toegelaten tot een procedure voor de gunning van een overheidsopdracht. Op basis van het Europese recht kan een dergelijke onderneming daarbij geen dergelijke toegang afdwingen. Ondernemingen uit derde landen die geen internationale overeenkomst inzake overheidsopdrachten met de Europese Unie hebben gesloten kunnen zich ook niet op de bepalingen van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten om de gunningsbeslissing van de betrokken opdracht aan te vechten beroepen. Zij kunnen zich enkel beroepen op het nationale recht. Daarmee ontstaat voor de toekomst een dubbele uitdaging voor lidstaten en voor dergelijke ondernemingen. Enerzijds kan de situatie ontstaan waarbij de markttoegang in het ene land breder is dan in het andere. Anderzijds rijst de vraag welke marge lidstaten überhaupt nog hebben om dergelijke ondernemingen toegang te geven. Het arrest lijkt alvast mee te surfen op een tendens van toenemend protectionisme inzake aanbestedingen.
Prof.dr. Mr. Steven Van Garsse, UHasselt/UAntwerpen, Mr. Ellen Wouters, Equator Advocaten