De onteigening van overheidswege is de meest verregaande inperking van het eigendomsrecht. Daarom zijn er een aantal grondwettelijke en mensenrechtelijke voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat de overheid tot onteigening kan overgaan.
Eén van deze voorwaarden betreft de noodzakelijkheid: een onteigening is slechts mogelijk als deze noodzakelijk is. Dit houdt o.a. in dat er redelijkerwijze geen alternatief mag bestaan voor het gebruik van de onteigeningsdwang wanneer de onteigenende instantie het onroerend goed wenst te verwerven. Een onteigening is dus een ultimum remedium.
Hieruit volgt dat de onteigenende instantie verplicht is om in eerste instantie een minnelijke verwerving van het te onteigenen goed na te streven.
Het huidige artikel 15 van het Onteigeningsdecreet schrijft reeds voor dat de onteigenende instantie ‘een aantoonbare poging’ moet ondernemen om via onderhandelingen het te onteigenen onroerend goed minnelijk te verwerven.
Het is dit artikel 15 waaraan het aangenomen decreet grondig sleutelt. Volgens de indieners van het voorstel van decreet zouden aankoopcommissarissen in de praktijk zich telkens afvragen of ze wel voldoende pogingen hebben ondernomen voor onderhandelingen, waardoor zij in de praktijk heel vaak nieuwe pogingen tot onderhandeling ondernemen, over een lange periode gespreid. Men blijkt kennelijk te vrezen dat het onteigeningsdossier op dit punt vaak niet sterk genoeg zou zijn om de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure te doorstaan.
In een poging om dit probleem te verhelpen zal de onteigenende instantie onder het nieuwe artikel 15 de te onteigenen eigenaar op de hoogte moeten brengen van de minnelijke onderhandelingstermijn. De onteigenende instantie bepaalt zelf de duur van de termijn, afhankelijk van de situatie, zonder dat deze evenwel de maximumtermijn van één jaar mag overschrijden. Na het verstrijken van deze onderhandelingstermijn kan de onteigende zich niet meer beroepen op de onderhandelingsplicht van de onteigenende instantie (5) en kan de onteigenende instantie overgaan tot de gerechtelijke onteigening. (6) Het betreft evenwel een termijn van orde, waardoor de onteigenende instantie kan beslissen om de onderhandelingen toch nog voort te zetten na het verstrijken van de termijn. (7)
Het gewijzigde artikel 15 van het Onteigeningsdecreet zal in werking treden op 1 december 2020, en zal van toepassing zijn op onteigeningen waarvoor het voorlopig onteigeningsbesluit wordt opgemaakt op of na de dag van inwerkingtreding.
Prof. dr. mr. Steven Van Garsse –partner Equator Advocaten
Professor UHasselt en UAntwerpen
Mr. Anouck Vanermen – lead lawyer Equator Advocaten
Mr. Koen De Metsenaere – associate Equator Advocaten
(1) Tekst aangenomen door de plenaire vergadering van het voorstel van decreet tot wijziging van de artikelen 2, 10 en 15 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017, wat de invoering van een minnelijke onderhandelingstermijn betreft, Parl.St. Vl.Parl. 2020-2021, nr. 401/5.
(2) Decreet 24 februari 2017 betreffende onteigening voor het algemeen nut, BS 25 april 2017, 53296.[1]
(4) Vlaams Regeerakkoord, 181.
(5) Voorstel van decreet tot invoering van een vooraf bepaalde minnelijke onderhandelingstermijn in het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017, Parl.St. Vl.Parl. 2019-2020, nr. 401/1, 2-4.
(6) Nieuw art. 15, lid 3 Onteigeningsdecreet.
(7) Voorstel van decreet tot invoering van een vooraf bepaalde minnelijke onderhandelingstermijn in het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017,
Parl.St. Vl.Parl. 2019-2020, nr. 401/1, 3.