Wet van 1939 hangt als blok aan het been van de architecten
De taken, plichten en verantwoordelijkheden van de architect worden in ons land nog steeds bepaald door een wet uit 1939. Die oude wet zou dringend moeten bijgewerkt of zelfs afgeschaft en vervangen worden, daarover is zowat iedereen het eens. Maar in welke richting de veranderingen moeten gaan, is niet altijd duidelijk. Dat bleek op het architectencongres van NAV in de Handelsbeurs in Gent, dat eigenlijk het loon van de architect als thema had.
De wet van 1939 bepaalt o.m. dat architecten het monopolie hebben op het ontwerpen van gebouwen en bouwkundige constructies, dat ze onafhankelijk zijn in het bouwproces, dat er een onverenigbaarheid is voor architecten en aannemers en dat ze de belangen van de bouwheer moeten verdedigen. Het monopolie staat al een tijdje onder druk en dankzij bv. het steeds breder toepassen van BIM en dbfm-formules wordt het nog sterker in vraag gesteld. “In het buitenland is het afschaffen van het monopolie van de architect doorgaans een zegen voor het beroep, maar in België vrezen we voor een sociaal bloedbad als er geen geleidelijke evolutie is”, weet NAV-voorzitter Kati Lamens. De onafhankelijkheid is altijd al een moeilijke zaak geweest. Bij projectontwikkeling kan één partij zowel bouwheer als aannemer zijn. Bij dbfm is de onafhankelijkheid van de architect bijna per definitie een verloren zaak, want daar wordt hij verondersteld om mee te denken met de aannemer.
Ook bij openbare aanbestedingen is de positie van de architect niet altijd makkelijk. Besturen willen steeds vaker streng waken over de kostprijs van hun projecten en meerwerken moeten daarbij vermeden worden door te werken met maximale kosten per project of zogenaamde forfait-contracten. Daarom zien ze het niet graag gebeuren dat een aannemer verduidelijkingen vraagt aan de architect van het project, want elke morzel extra informatie die de architect geeft nadat de aannemer de aanbesteding heeft binnengehaald, kan aanleiding zijn om meerwerken uit te voeren en aan te rekenen. De architect mag in dat geval enkel controleren bij de oplevering en bv. niet tijdens de werken. Valt dat deontologisch wel te rijmen met de rechten en plichten van de architect? Of moet de aannemer in dat geval een eigen architect kunnen aanstellen om onvolmaaktheden in het bestek te verduidelijken? Dat waren enkele vragen die Christophe Lenders van GSJ Advocaten opwierp op het congres in Gent.
Verloning
Het congres van NAV ging in de eerste plaats over de verloning van de architecten, maar de discussie over de wet van 1939 leeft toch sterk in de geesten van de Vlaamse architecten. Voor een betere verloning had Unizo-topman Danny Van Assche enkele tips uit de horeca. “Zorg dat je goed omringd bent en dat je je architectenkantoor runt als een echt bedrijf, waarbij boekhouding en nacalculatie essentieel zijn. Vooral nacalculatie kan voor zelfstandige architecten al eens ontnuchterend zijn. Als je een website online zet, geef daarop dan ook een indicatie van het tarief dat je je klanten aanrekent. Een restaurant met een menukaart zonder prijzen zal meer moeite moeten doen om klanten binnen te halen dan wanneer potentiële klanten zich vooraf een idee kunnen vormen van de kosten. Net als in alle sectoren is het voor architecten belangrijk om de arbeid door werknemers of onderaannemers te beperken. Architecten moeten bovendien gaan denken in termen van ‘upselling’: wat kan je als architect nog tegen betaling aanbieden bovenop het klassieke takenpakket?”, geeft Van Assche aan.
Te weinig
Het loon van de architect is een oud zeer. 94% van de aanwezigen op het NAV-congres in Gent vindt dat ze te weinig verdienen, maar ze geven er daarom nog niet de brui aan, in de eerste plaats omdat ze hun job zo graag doen. Bij het verwerken van de resultaten van zijn rondvraag bij bijna 2.000 architecten stootte Mart Willekens van de Universiteit Gent op een nieuw fenomeen: schijnzelfstandigen in architectenkantoren. Jonge architecten wordt steeds vaker opgedrongen om als zelfstandige aan de slag te gaan in een (groot) kantoor, zonder de sociale zekerheid of de jobzekerheid van een werknemer. Een fenomeen dat zeker wat meer aandacht en onderzoek vergt.
Het onderzoek leert ook nog dat 74% van de architecten tevreden is over zijn werk in het geheel en 67% over het creatieve deel van de job. Dat laatste is een pak lager dan voor andere creatieve beroepen. Architecten vinden dat ze te veel taken toebedeeld krijgen die het creatieve naar de achtergrond duwen. Ze klagen over de werklast en –druk, de te grote verantwoordelijkheden en het administratieve werk dat ze ‘gratis’ moeten doen. Gemiddeld werkt een architect zowat 50 uur per werkweek. 65% van de ondervraagde architecten zegt dat ze ook nog in hun vrije tijd doorwerken.
“Een zelfstandige architect verdient volgens de rondvraag netto iets minder dan 30.000 € per jaar. Dat is meer dan heel wat andere creatieve beroepen, maar minder dan andere beschermde beroepen. Een architect-werknemer is iets beter af. Die verdient volgens de rondvraag bijna 31.500 € per jaar”, becijferde Mart Willekens.
Er werden op het congres van NAV voorts nog enkele leuke ideetjes opgeworpen. Doorgaans wordt de architect betaald volgens een percentage op de bouwkost, maar het zou misschien intellectueel eerlijker zijn om dat percentage te berekenen op de uiteindelijke verkoopprijs, zodat de architect mee beloond wordt voor de ‘toegevoegde’ waarde.
Uitnodigingen om gratis deel te nemen aan architectuurwedstrijden (of tegen een veel te lage vergoeding) getuigen van een totaal gebrek aan respect voor de architect. Volgens Peter Leroy van Stramien laten architecten dergelijke uitnodigingen beter links liggen.
Voorts waren er op het congres van NAV nog geanimeerde debatten over de relevantie van de architectenstage en over het feit of de ‘nieuwe’ architect een homo universalis dan wel een teamcoach moet zijn.