Wijzigingen aan het Vrijstellingsbesluit in aantocht: meer bouwmogelijkheden zonder vergunning én mogelijk vangnet voor enkele bouwovertredingen
Minister van Omgeving en Landbouw Jo Brouns heeft aangekondigd dat de Vlaamse Regering de lijst van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is (het zogenaamde Vrijstellingsbesluit ) wil wijzigen en nog extra handelingen wil vrijstellen van de vergunningsplicht. Gelet op een zéér recent arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zal dit ook invloed hebben op reeds verrichte handelingen die in de toekomst in het Vrijstellingsbesluit zullen worden opgenomen maar die op vandaag nog niet zijn vrijgesteld.

Met de wijziging van het Vrijstellingsbesluit worden een aantal bijkomende stedenbouwkundige handelingen vrijgesteld van vergunningsplicht. De belangrijkste zijn wijzigingen van gevels zonder volume-uitbreiding en binnenverbouwingen. Ook wordt de vrijstelling voor stekkerzonnepanelen verduidelijkt. Er komen in de toekomst aldus meer mogelijkheden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning werken uit te voeren.
De uitbreiding van de lijst met vrijgestelde handelingen kan echter ook een impact hebben op reeds uitgevoerde handelingen. Het gaat hierbij om handelingen die op vandaag nog niet zijn vrijgesteld en die zonder omgevingsvergunning werden uitgevoerd en die met andere woorden als stedenbouwkundig misdrijf kwalificeren. Dergelijke handelingen die in de toekomst ook zullen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht, kunnen gelet op een recent arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens mogelijk op een vangnet rekenen door de uitbreiding van het Vrijstellingsbesluit.
In deze zaak deed het EHRM uitspraak over de toepassing van wijzigingen aan het Vrijstellingsbesluit in de tijd. Er werden door de betrokkene stedenbouwkundige handelingen verricht die op het moment van de voltrekking ervan vergunningsplichtig waren. Hij beschikte evenwel niet over de vereiste vergunning. Voor dit stedenbouwkundig misdrijf werd de betrokkene vervolgd en veroordeeld door de rechtbank.
Op het moment van zijn veroordeling – zowel in eerste aanleg als in beroep – was er echter al een nieuwe versie van het Vrijstellingsbesluit in werking getreden. Volgens die versie waren de uitgevoerde handelingen niet langer vergunningsplichtig. De veroordeelde stelde daarom dat zijn veroordeling in strijd was met het principe van de toepassing van de minst strenge strafwet (artikel 7 EVRM).
Zowel het Hof van Beroep als het Hof van Cassatie gingen daar niet in mee. Zij oordeelden dat dit beginsel niet van toepassing is op uitvoeringsbesluiten wanneer de onderliggende wet zelf ongewijzigd blijft en het strafbaar karakter van de feiten behouden blijft. Omdat de strafbaarstelling nog steeds verankerd zat in de VCRO, vonden zij dat het gewijzigde Vrijstellingsbesluit buiten toepassing bleef.
Het EHRM oordeelde echter anders. Volgens het EHRM mag het begrip ‘wet’ in artikel 7 EVRM niet te strikt geïnterpreteerd worden. Ook reglementaire normen, zoals uitvoeringsbesluiten, vallen hieronder. Dit betekent dat de rechter bij een veroordeling de minst strenge versie van het Vrijstellingsbesluit had moeten toepassen. Door dat niet te doen en uit te gaan van de oude, strengere versie, werd volgens het EHRM het beginsel van de toepassing van de minst strenge strafwet geschonden.
Concreet betekent dit dat stedenbouwkundige werken die bij uitvoering vergunningsplichtig waren, maar intussen zijn vrijgesteld, niet langer strafbaar zijn. Bij de beoordeling of sprake is van een stedenbouwkundig misdrijf, moet dus rekening worden gehouden met de terugwerkende kracht van de meest minst strenge strafwet. Gelet op de nakende uitbreiding van het Vrijstellingsbesluit kan de impact van dit arrest niet onderschat worden.
Prof Steven Van Garsse , Equator advocaten
Arno De Ridder