Langs binnen isoleren van hellende daken: sleutelrol van het onderdak
Hellende daken langs binnen isoleren geniet vaak de voorkeur bij renovatieprojecten, vooral wanneer de dakbedekking in goede staat verkeert. Deze techniek verbetert de energieprestaties van het gebouw aanzienlijk zonder dat het dak vervangen hoeft te worden. Het is dus een vrij goedkope en snelle isolatietechniek die goede prestaties oplevert, op voorwaarde dat de technische aspecten gerespecteerd worden.
Illustratie van het renovatieproces van een dak door de toevoeging van isolatie ter verbetering van de energie-efficiëntie en het comfort van het huis.
![BKBC - 2025-02-03T181535.359](https://bouwkroniek.be/storage/images/crop1/86546_1.png)
Het onderdak: een belangrijk element
Voordat er ingrepen uitgevoerd worden, moet eerst de staat van het dak en het eventuele onderdak gecontroleerd worden. De membranen uit kunstvezels, die zeer dampdoorlatend zijn, vormen een ideale oplossing om het risico op condensatie te verminderen. Andere materialen, zoals microgeperforeerde kunststoffen of gebitumineerd bouwpapier (minder dampdoorlatend) vereisen daarentegen bijzondere aandacht om problemen door condensatie en waterinfiltraties te vermijden. Als deze materialen in goede staat zijn, dan moet het dampscherm aangepast worden om het risico op condensatie te beperken.
Bij een bestaand onderdak moet beoordeeld worden of het in goede staat is en, zo niet, of het hersteld kan worden. Als er twijfel bestaat over de dampdoorlatendheid van het onderdak, dan is het aangeraden om aan de warme zijde van de isolatie (binnenzijde) een dampscherm van klasse E2 (Sd,eq > 5 m) te plaatsen en een binnenklimaatklasse II aan te houden (20 °C en 50 % RV). Hiervoor moeten de ruimtes correct geventileerd worden. Als dat niet het geval is, dan moet er in een dampscherm van klasse E3 (Sd,eq > 25 m) voorzien worden.
Als er geen onderdak is en het dak in goede staat verkeert, dan raden we aan om de zoldervloer te isoleren (zie Buildwise-artikel 2024/05.04). Als het echter op korte termijn voorzien is om de dakbedekking te vervangen, dan kan het aangewezen zijn om een ersatz-onderdak aan te brengen alvorens het dakschild te isoleren.
Keuze van de isolatie en minimale dikte
Momenteel is er een minimale warmteweerstand van 4,17 m².K/W (wat overeenkomt met een Umax-coëfficiënt van 0,24 W/m².K) vereist voor gebouwen die onder de EPB-regelgeving vallen (d.w.z. voor renovaties waarvoor een vergunning nodig is). Bij hogere warmteweerstanden kan je in aanmerking komen voor gewestelijke premies (*). De isolatie kan tussen de kepers of gordingen geplaatst worden, afhankelijk van de configuratie van het daktimmerwerk.
Als er tussen de kepers al isolatie aanwezig is, dan kan deze onder bepaalde voorwaarden behouden blijven. De eerste voorwaarde is dat de staat van de isolatie dit toelaat (droog, los ....). Er moet ook op toegezien worden dat aan de buitenzijde van een meer dampdoorlatende isolatie geen minder dampdoorlatende isolatie geplaatst wordt, tenzij de warmteweerstand van de buitenste isolatie minstens 1,5 keer groter is dan die van de binnenste.
Dit artikel werd opgesteld in het kader van het RENO+-project, met de steun van Buildwise, Embuild en Greenwin, gesubsidieerd door Wallonië.
Samenvatting van een artikel, verschenen op de pagina’s 12-13 van het Buildwise Magazine 2024/5. Enkel het originele Buildwise-artikel geldt als referentie.
(*) Op het moment van publicatie van dit artikel vragen de gewesten de volgende waarden om in aanmerking te komen voor premies:
- Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Rmin = 4 m².K/W, zonder rekening te houden met de bestaande isolatie
- Vlaanderen: Rmin = 4,5 m².K/W, rekening houdend met de bestaande isolatie
- Wallonië: Rmin = 5 m².K/W, zonder rekening te houden met de bestaande isolatie.